De zwarte handel
Herman Portocarero
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Van Halewyck, 2012 |
MAGAZIJN : NON-FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : 398.3 PORT |
Bart Beirlant
ob/kt/13 o
Een Belgische diplomaat die een boek schrijft onder de titel 'Diplomatie en avontuur', dat kan alleen Herman Portocarero zijn. Wie koopt er anders in Havana een oude Lada om in zijn eentje en anoniem de Cubaanse hoofdstad te kunnen verkennen - buiten het oog van de kolonel die Cubaanse veiligheidsdiensten op hem gezet hebben, En wie publiceert er anders, na het onvermijdelijke veldonderzoek, romans onder de titels 'Cubaanse nachten', 'New Yorkse Nachten', 'Jamaicaanse Nachten' en 'Haïtiaanse Nachten'?
Zijn nieuwste boek - een autobiografie met het verslag van de plekken waar hij op post was - is het cadeau dat hij zichzelf schonk voor zijn 60ste verjaardag. Het grootste geschenk is ongetwijfeld zijn nieuwe benoeming: hij wordt hoofd van de diplomatieke missie van de Europese Unie in Havana, waar hij tussen 1995 en 1999 al België vertegenwoordigde.
Mengelmoesreligie
Cuba kleeft aan mijn ziel, schrijft hij. Dat was al te merken in 1996. Tijdens een vakantiereis slaagden we erin om op het laatste nippertje, enkele uren voor een memorabele nachtelijke treinrit naar Santiago de Cuba, een ontmoeting te regelen op de ambassade. Het gsm-tijdperk moest nog losbarsten, en in hotel Inglaterra nam men nog zijn tijd om berichten door te spelen aan de gasten. Portocarero zat in een smetteloos wit hemd achter zijn bureau, terwijl de waaier boven zijn hoofd de hitte probeerde te verdrijven. Enthousiast vertelde hij over de urenlange toespraken van Fidel Castro en over de santeria - de mengelmoesreligie van veel Cubanen. Toen we hem vroegen hoe het zat met het script van de filmTrance Atlantico waaraan hij werkte, legde hij trots zijn hand op één van de twee dossiers die op zijn bureau lagen.
U bent een atypische diplomaat, omdat u in de verschillende landen waar u op post bent graag 'native gaat', zoals u het noemt. 'Er waren paleizen en recepties. Maar er was ook altijd de roep van de straat', schrijft u.
'Als je wil weten hoe een land functioneert, kun je je niet beperken tot cocktailparty's en recepties. Je moet weten wat de mensen denken, hoe zij ons zien. Om daarachter te komen, moet je vrienden maken. Als je vrienden begint te maken, ontdek je andere waarheden dan wat je van politici hoort. Je wordt dan bijna familie van die mensen, met het risico dat je je kritische vermogens begint te verliezen. In die zin is het een sirenenzang.'
Going native betekent voor jou het nachtleven opzoeken, naar plekken gaan waar het niet altijd veilig is voor een diplomaat.
'Dat ligt ook in mijn temperament.'
U hebt altijd eerder exotische plekken gekozen om op post te gaan: Ethiopië, Jemen, Jamaica, Cuba. Doet u dat bewust, met het oog op een nieuw boek?
'Neen, zo georganiseerd ben ik niet. Toen ik jong was, wilde ik de wereld zien. In Londen, Parijs of Washington raak je altijd wel eens. Daarom zocht ik de meer excentrieke plaatsen op, waar ik anders niet zou raken en zeker niet een langere tijd zou kunnen blijven. Maar het hangt natuurlijk ook af van toevalligheden: waar je belandt als diplomaat, hangt ook af van welke plaatsen op een specifiek moment beschikbaar zijn. Zo is het een vrij interessant parcours geworden.'
Het grootste hoofdstuk in uw boek gaat toch weer over Cuba. Wat doet dat land met u?
'Het is een land met een bijzondere geschiedenis, met een bijzondere mengeling van mensen en met een heel bijzondere relatie met de VS - waar ik ook lang geleefd en gewerkt heb. Maar het is vooral een land dat een geweldig sterke identiteit heeft, gevormd door het specifieke parcours dat het aflegde in Latijns-Amerika: het was de laatste Spaanse kolonie, die Madrid niet wilde lossen, daarna is Cuba tot aan de revolutie van 1959 een soort protectoraat van de VS geworden. Bovendien is het een maatschappij die een levenslust en zorgeloosheid over zich kan hebben, ondanks alle problemen. Dat is heel aantrekkelijk.'
Tijdens ons gesprek in Havana in 1996 vertelde u dat het grootste risico voor de Cubanen bestond in een ineenstorting van het regime van Fidel, waarna de 'boys from Miami' zich zouden revancheren. U wees de Cubanen op het belang van een geleidelijke opening en overgang. Nu is Raul Castro aan de macht. Heeft hij naar u geluisterd?
'De Cubaanse maatschappij is in vergelijking met 1995 al veel opener. Maar nu komt het land op het punt waar men weer heel ernstig aan economische hervormingen moet denken. Economisch is het land door cycli gegaan: 1994 was het annus horribilis, vanaf 1995 begon het met het toerisme en de investeringen beter te gaan. Vanaf 1999 ontwikkelde Cuba de relatie met het Venezuela van Hugo Chávez, waardoor het land weer enkele jaren kon overbruggen. Wellicht zal men nu weer een stap verder moeten gaan dan het staatskapitalisme - echte privatiseringen zijn er nog niet geweest. Gezien het land kampt met een voedseldeficit en het met de suikereconomie in de Caraïben grotendeels gedaan is, zal men met de landbouw moeten beginnen. Dat impliceert dat men gronden in privé-gebruik zal moeten geven, waaruit dan weer de nood aan juridische hervormingen zal volgen.'
Zal Raul Castro dat kunnen realiseren?
'Je mag nooit denken dat één man alles kan beslissen, zelfs niet op Cuba. Raul heeft bij zijn aantreden enkele mensen vervangen en omringt zich met politici die meer aan de toekomst denken. Maar dat wil niet zeggen dat hij binnen het eigen systeem direct alle weerstand kan overwinnen.'
'Er is tijd verloren gegaan. In de jaren negentig was mijn boodschap aan de Cubanen: stel de verworvenheden inzake onderwijs en gezondheidszorg veilig, en kijk richting Europa voor samenwerking. Het antwoord was altijd: ''Alles wat we toegeven aan jullie, Europeanen, kunnen we later niet meer verzilveren met de Amerikanen.'' Zij denken altijd aan hun situatie ten opzichte van de VS.'
De schaduw van Fidel blijft ook levensgroot boven Cuba hangen. Hij is niet de man die onmiddellijk aan het lot van zijn landgenoten denkt.
'Je kunt moeilijk binnendringen in de schedel van iemand die een halve eeuw aan de macht is geweest. Het is duidelijk dat het bestel de samenleving wil blijven controleren. Cuba is eigenlijk geen repressieve maatschappij, maar een preventieve maatschappij: in ruil voor politieke kalmte, wil men de bevolking een soort collectief welzijn aanbieden. Dat komt door het communisme, maar ook door de diepe afkeer die ze gekend hebben voor de corruptie en het politieke geweld voor 1959. De visie die een man als Fidel heeft op een meerpartijensysteem, is gebaseerd op wat er gebeurd is onder (dictator, nvdr) Batista. Dat lijkt oude geschiedenis, maar omdat Fidel zo lang aan de macht is geweest, zit dat er nog altijd diep in. Er is in Cuba een viscerale afkeer van radicale veranderingen.'
'En één reden waarom Fidel communist geworden is, kun je met deze boutade verklaren: ''Als Moskou gelegen had waar Washington ligt, zou Fidel een flamboyante kapitalist geweest zijn.'' Waarom? Omdat de Cubanen zich moesten afzetten tegen de geschiedenis. In de context van de Koude Oorlog was het a of b.'
Een van uw belangrijkste lessen uit uw carrière is dat karakters de geschiedenis maken. Mensen zoals Fidel Castro.
'Ik zeg dat op basis van de personages die ik gekend heb. Ik ben begonnen met de Ethiopische president Mengistu, niet het meest aantrekkelijke personage, een marxistische militaire dictator. Dat was geen kwestie van politieke overtuiging. Hoe meer ik het observeerde, hoe meer ik merkte dat hij gedreven werd door frustraties en heel persoonlijke gevoelens van afkeer - in dit geval voor een feodale aristocratie waartoe hij etnisch niet behoorde. Hij zette zich af van dit vorige systeem. Was Mengistu in 1979 marxist? Ik durf het serieus betwijfelen. Laten we dat doortrekken naar Cuba: Fidel zelf zei met zoveel woorden in de vroege fase van de revolutie dat hij geen communist was. Maar het feit dat hij zich afzette tegen de grote buur, speelde een grotere rol dan ideologische overwegingen.'
U bent ook geen grote fan van ontwikkelingssamenwerking.
'Omdat die al te vaak steunt op een missioneringsvisie, en ik vind dat we daar vanaf moeten. De meeste ontwikkelingssamenwerking is nog altijd ontwikkelingshulp, die een relatie van meerdere en mindere creëert. Met alle nobele intenties, weliswaar, maar toch. Het zijn ook niet de landen die het meest gekregen hebben, die er mee van de grond gekomen zijn - soms integendeel. Het zwarte voorbeeld is Haïti: er is enorm veel geïnvesteerd in dat land, en het is er slechter aan toe dan veel Afrikaanse landen. Ontwikkelingslanden - het woord zelf is eigenlijk fout - moeten hun eigen bestuur opbouwen. In Haïti is dat nooit gebeurd, en je ziet het resultaat. Het is vaak moeilijk om geld zinnig uit te geven, bij gebrek aan instellingen.'
U gaat terug naar Cuba als EU-ambassadeur. Gaat u opnieuw een Lada kopen en incognito het land verkennen en de nachtclubs induiken? Kan dat nog?
'Het wordt een heel andere situatie. Als Belgisch ambassadeur genoot ik relatief veel bewegingsvrijheid, ook al omdat er politiek in België een vrij grote eensgezindheid bestond tegenover Cuba. In mijn nieuwe functie zal ik rekening moeten houden met de gevoeligheden van 27 landen. Ik zal dus omzichtiger moeten zijn. Het wordt meer diplomatie, en minder avontuur.'
Herman Portocarero, Diplomatie & avontuur, uitgeverij Van Halewyck, 422 blz.
15/03/2013
Van 1978 tot 2012 was Herman Portocarero (°1952) actief als Belgisch diplomaat. Dat hij zijn actieve loopbaan vaarwel heeft gezegd, bracht hem ertoe om te zien en een poging te ondernemen datgene in kaart te brengen wat de verschillende landen en steden, maar misschien in de eerste plaats de zovele mensen die hij heeft ontmoet, hem aan positiefs en negatiefs hebben geboden. Portocarero, die ook een aantal romans op zijn naam heeft staan, creëert al in de titel van zijn boek een zekere afstand tot het onderwerp. Hij heeft het over ‘diplomatie en avontuur’, niet over pakweg de ‘avonturen van een diplomaat’. Wat hij absoluut heeft willen vermijden, is dat zijn memoires tot een soort egotripperij werden vervormd, aangevuld en bijgestuurd om waar nodig zijn gelijk te halen. Alleen de ingreep vooraan in het boek verraadt dat hij zichzelf nooit volledig heeft kunnen of willen uitschakelen. Portocarero vangt het relaas van zijn loopbaan niet aan met de beginstappen die hij in Parijs, als attaché bij de Permanente vertegenwoordiging bij Unesco, binnen de diplomatie mocht zetten. Daaraan gaat een moment van overpeinzing vooraf die de auteur situeert in Cadiz (waar het boek ook zal eindigen), waar hij terugkeert naar de wortels van zijn bestaan en de tot dan toe misschien wel latent gebleven impulsen om te kiezen voor een carrière in de diplomatie blootlegt: het verlangen om los te komen van een door armoede bepaalde kindertijd en de drang de nooit volledig overwonnen angsten uit die tijd achter zich te laten. Daarna volgt een chronologisch geordend overzicht van de verschillende plaatsen waar hij een functie toegewezen kreeg: Parijs, Addis Abeba, Havana, Kingston, New York… Aan de ervaringen die hij als officieel vertegenwoordiger van ons land opdeed en die hem vaak met de soms tergend trage overlegprocedures confronteerden, verbindt Portocarero een aantal losweg vertelde anekdotes van ‘zijn’ manier om het land en de mensen met wie hij in contact kwam, te leren kennen via soms wel heel avontuurlijke rondreizen en even vaak via nachtelijke omzwervingen door niet steeds even veilige buurten. Toch blijft het geheel in de eerste plaats een overzicht van de diplomatieke werkzaamheden gedurende 35 jaar. Opvallend veel aandacht wordt besteed aan het verblijf in Havana, waar hij onder meer Fidel Castro mocht ontmoeten, of aan het historische bezoek van Gorbatsjov aan de VN in New York. Meer dan eens schrijft Portocarero ook interpreterend. Over de financiële crisis van 2008 bijvoorbeeld: ‘Wat er voor mij fout is gegaan in de industriële economie, zeker in de VS, is dat te grote concentraties van kapitaal tot een te abstracte economie hebben geleid.’ En als hij het over zijn beroep zelf heeft, onder meer deze bedenking: ‘Ware diplomatie moet bij personen liggen, niet bij organisaties, die ten hoogste een uitvoerende en ondersteunende rol kunnen spelen.’ En wat hem bijblijft, is het gevoel dat hij, zonder ooit te zijn opgeklommen tot het niveau van ‘topdiplomaat’, ‘de bloedstroom van universele gebeurtenissen kon voelen en erover kon nadenken, er soms kan aan deelnemen, en er in elk geval over kan getuigen.’ Dat beeld blijft bewaard in Diplomatie & Avontuur: Portocarero als bevoorrechte getuige, niet meer en niet minder. [Jooris Van Hulle]
J. van Bree
Dertig jaar lang is hij diplomaat en in die functie schuwde hij het avontuur niet. Ook schreef hij romans. De Vlaming Herman Portocarero (60) is een duizendpoot, die in dit boek zijn diplomatieke leven levendig beschouwt. Hij kijkt terug op zijn werk in landen als Ethiopië, Jemen, Jamaica en Cuba. Hij beperkte zich niet tot cocktailparty's en ander diplomatiek verkeer en vertier. Hij zocht ook (incognito) de binnenlanden op om het land waar hij verbleef van binnenuit te leren kennen. Het levert (ook voor de Nederlandse lezer) boeiende verhalen op over gevaarlijke tochten op onverharde wegen, in onbetrouwbare vliegtuigen, door dreigende achterbuurten. Het levert de diplomaat ook diverse inzichten op, die hij deelt met de lezer. Er worden harde noten gekraakt, over ontwikkelingshulp, over de relevantie van de diplomatiek (en het falen daarvan, bijvoorbeeld in Oost-Europa rond 1989). Hij ventileert zijn afkeer van dogmatische godsdiensten en militant nationalisme. Een relevant boek dat van binnenuit een intrigerend inzicht geeft in de werking van de diplomatie. Helaas ontbreekt een register.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.