Niets dan liefde : het vileine wonder van de gift
Marc De Kesel
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Boom, cop. 2012 |
VERDIEPING 4 : BLAUWE TOREN : FILOSOFIE : 157.2 ZIZE |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Boom, cop. 2012 |
VOLW. : NON FICTIE : 157.2 KESE |
31/05/2013
Door zijn contraire en speelse, niet bepaald academische houding, wordt de Sloveense filosoof Slavoj Zizek al te vaak weggezet als een provocateur of zelfs een clown. Dat dergelijke karikaturaliseringen zijn — inderdaad op dialectische opposities drijvende — denken geen recht aandoen, bewijst de inleiding die de Vlaamse filosoof Marc De Kesel op zijn denken schreef. Het boek is geen exhaustieve algemene bespreking van Zizeks denksysteem, maar een — ondanks het complexe conceptuele apparaat vrij toegankelijke —schets van vier centrale ‘items’ in zijn oeuvre: het totalitarisme, de revolutionaire ‘daad’, de actuele waarde van het christelijke ideeëngoed, en Zizeks band met Hegel en Lacan. In die thema’s ontwaart De Kesel een duidelijke lijn, waarbij hij de kerngedachten én de scherpe kantjes en tegenstellingen in Zizeks denken steeds helderder aflijnt.
Dat is een verdienste, want zoals De Kesel zelf stelt, schrijft Zizek ‘geen mooi afgeronde gehelen waarin hij telkens een welbepaald thema systematisch uitwerkt.’ Zijn aforistische stijl, met zijn vermenging van complexe filosofische concepten en populaire cultuur, leidt volgens De Kesel tot een ‘avontuurlijke lectuur’. ‘Maar’, zo voegt hij er iets later aan toe, ‘wie meer van Zizek leest, besluipt ook algauw een déjà-vu effect’. De Kesel doopt Zizeks stijl in die context ‘hysterisch’, daarmee verwijzend naar de hysterie in de lacaniaanse theorie, die hij uitlegt als ‘een welbepaalde manier waarop het subject zich tegenover […] tekort verhoudt, waarbij het bewust naar het eigen en — vooral andermans tekort op zoek gaat om vervolgens telkens weer opnieuw te beseffen dat dit tekort inderdaad tekort schiet en niemand er echt mee overweg kan.’
De Kesel opent met twee hoofdstukken die Zizek vooral neerzetten als cultuurcriticus en politiek filosoof, en die ondertussen ook enkele van de psychoanalytische concepten waar diens denken op gebouwd is uit de doeken doen. In het hoofdstuk over het totalitarisme schetst de auteur, via Zizeks claim dat alles cyber is, de lacaniaanse idee dat we de dingen ‘niet beleven zoals ze zijn, maar als "betekenaars", als tekens in een netwerk van tekens die hun betekenis eerst en vooral ontlenen aan de onderlinge verwijzingen binnen dat net.’ Binnen die virtuele wereld neemt het subject een paradoxale plek in, als ‘drager van het verhaal’ die ‘geen betekenaar in het verhaal’ is: ‘de wereld waarin we leven is virtueel én daarbinnen bestaan wijzelf enkel als een afwezige, als degene die daar nooit reëel aanwezig is en, zo je wil, voorgoed virtueel zal blijven.’ Aan de hand van die gedachte — die De Kesel het ‘formele schema’ van de analyses van de lacaniaanse cultuurkritiek noemt — schetst de auteur hoe het totalitarisme (en tot op zekere hoogte ook onze zogeheten ‘democratie’) het virtuele karakter van de realiteit en het subject verloochent. Of anders gesteld: hoe het niet onder ogen ziet dat zijn orde ‘grondeloos’ is.
Het zonet geschetste formele schema ligt ook aan de basis van het hoofdstuk over de ‘daad’, een centraal begrip in Zizeks filosofie. De Kesel vertrekt hier van Zizeks stelling dat Lenin de marxistische logica van de onafwendbare klassenstrijd negeerde om actief tot een revolutie te komen. Voor Zizek was de revolutie daarom het gevolg van wat hij een ‘daad’ noemt, ‘een beslissing die geen andere grond heeft dan haar eigen grondloosheid’, een negatie die het nieuwe mogelijk maakt (zij het met het onmiddellijke risico op een totaliserende subjectivering, een punt dat De Kesel gelukkig niet probeert weg te denken). De Zizekiaanse daad waart ook door het hoofdstuk over de christelijke leer, die Zizek als ‘militant atheïst’ op de hem typerende paradoxale wijze in zijn eigen denken inschakelt. In de woorden van De Kesel: ‘Het christendom pretendeert de ware, boven de tijd verheven leer te verkondigen én verkondigt dat die ware leer een schepping uit het niets is, een goddelijke creatio ex nihilo.’
Het is dat ‘niets’ van het reële, dat het subject vernietigt én productief is, waar Zizek steeds weer op uitkomt. In het laatste, meest kritische maar ook interessantste hoofdstuk is dat een centraal punt in een kritische lezing van Zizek in het licht van Hegel en vooral Lacan. De Kesel toont hier overtuigend aan dat Zizeks lezing van die laatste op zijn minst tendentieus te noemen valt. De Kesel schetst Lacan als een in wezen tragisch denker voor wie het reële ‘Ding’ voorgoed buiten het bereik ligt van de mens, die subject is van een symbolische orde die niet de zijne is. De mens kan met andere woorden zijn virtuele, ideologische universum niet werkelijk ontvluchten (en dat is ook niet het doel van de psychoanalyse). Toch gebruikt Zizek het lacaniaanse gedachtegoed om in de radicale daad van de sprong in het reële een uitweg uit het ‘transcendentale denken’ te forceren.
De Kesel ontwart wat hij Zizeks transcendentale verwarring noemt niet, maar plaatst haar in een korte epiloog in een lange filosofische traditie. De auteur presenteert de filosofie van Zizek hier niet als een miraculeuze uitweg, maar benadrukt wel het hysterische en productieve aspect van de vragen die deze denker opwerpt. Met zijn kritische inleiding maakt hij op een lucide manier duidelijk hoe accuut die vragen zijn. Naast een portie ergernis — Zizek flirt al te gemakkelijk met geweld, terreur en suïcide, punten die De Kesel overigens genuanceerd behandelt — biedt dit boek dan ook veel ongemakkelijke denkstof, die het verlangen kan aanwakkeren om het reële tegen beter weten in toch te willen ‘denken’, misschien wel op een fundamenteel andere manier als Zizek dat tracht te doen.
[Koen Sels]
Dr. D.G. van der Steen
De Sloveense filosoof Slavoj Žižek (1949) is een fenomeen, bewonderd en verguisd. Hoogleraar wijsbegeerte in Ljubljana en gedreven cultuurcriticus; neomarxistische mediapersoonlijkheid waar je maar moeilijk omheen kunt; omstreden schrijver van een lange reeks geladen en vaak grillige boeken over allerlei aspecten van onze samenleving, van kapitalisme en film tot revolutie en populaire cultuur. Marc De Kesel, docent filosofie in Gent, laat in dit boek over Žižek zien hoezeer diens denken voortkomt uit en voortbouwt op de filosofie van Hegel en de psychoanalyse van Lacan. Dat doet hij aan de hand van drie centrale thema's: Žižeks theorie van het totalitarisme, zijn theorie van de daad, en zijn verhouding tot het christendom. Het resultaat is zeer verhelderend, zij het dat in deze opzet allerlei andere aspecten van het denken van Žižek onderbelicht blijven. Bevat literatuurlijst.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.