In gesprek met Etienne Vermeersch : een zoektocht naar waarheid
Dirk Verhofstadt
Dirk Verhofstadt (Redacteur), Guy Verhofstadt (Auteur), Mark Rutte (Auteur), Herman Van Rompuy (Auteur), Hugo Dyserinck (Auteur), Hans Achterhuis (Auteur)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Lemniscaat, 2012 |
VERDIEPING 4 : BLAUWE TOREN : FILOSOFIE : 157.2 VERH |
31/10/2012
De voorbije jaren organiseerde de denktank Liberales een reeks Popperlezingen. Dirk Verhofstadt bundelde de bijdragen van Guy Verhofstadt, Mark Rutte, Herman Van Rompuy, Hugo Dyserinck en Hans Achterhuis in een bevattelijk boekje van 147 pagina’s. Het is als een verdedigingsrede opgevat van Poppers filosofie van de open samenleving, want afgezien van enkele kanttekeningen door Van Rompuy ontbreekt elke ideologische tegenstem. Popper schreef zijn pleidooi voor een democratische en diverse samenleving, waarin de individuele vrijheid wordt beschermd tegen fundamentalisme en dogmatisme, tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het lijkt misschien vreemd dat liberale denkers deze filosofie vandaag zo enthousiast oppikken, in een periode na de val van de Berlijnse Muur en dus na het einde van de grote verhalen. Een afwijzing van antitotalitair denken is in postpolitieke tijden immers niet bepaald urgent. Niettegenstaande biedt Popper een denkkader dat perfect aansluit bij de ideologie van de Derde Weg. Uit de bijdragen van Rutte en Van Rompuy leren we bovendien dat het hedendaagse politieke pragmatisme met het nodige bochtenwerk kan worden opgevat als een illustratie van Poppers wetenschapsfilosofie: het zogenaamde kritisch rationalisme. Zo kan men het consensusdenken als ‘stapsgewijze ingenieurskunst’, zelfs als een wetenschappelijke attitude voorstellen. Op voorwaarde dat men zo liberaal wil zijn om de befaamde inschikkelijkheid vanwege een gebrek aan beginselvastheid te herinterpreteren in termen van kennistheoretische feilbaarheid en falsificatie.
De idee van de open samenleving vertrekt vanuit een negatieve definitie: men benadrukt waar men tegen is, om zo de eigen positie te markeren. Zo behelst Poppers visie vooral een afwijzing van elk utopisch en ideologisch denken omdat dit de deur zou openzetten voor religieus fanatisme, communisme, fascisme etc. Toegepast op onze samenleving, waarschuwen de bovenvermelde auteurs ons voor multiculturalisme, neomarxistisch antiglobalisme en moslimfundamentalisme (Dirk en Guy Verhofstadt), voor een eng nationalisme (Dyserinck) en voor het rechts-libertarisme van Hayek (Achterhuis). Ook het neoliberalisme wordt in dit boek collectief afgestreden, maar dan wel in een courante maar oneigenlijke betekenis. Onder meer David Harvey wees er in zijn toonaangevende boek A Brief History of Neoliberalism (Oxford University Press, 2005) al op dat neoliberalisme niet zozeer een pleidooi is voor een minimale staat en een laisser-faire, maar voor een flexibele verzorgingsstaat die eerder ten dienste staat van de markt dan van de mensen. Deze systematische semantische verdraaiing illustreert treffend dat ideologie doorgaans hard doorwerkt, net als men stellig beweert er vrij van te zijn. Politici zoals Rutte, Verhofstadt en Van Rompuy zijn namelijk schoolvoorbeelden van hedendaagse neoliberale beleidsmakers volgens Harveys definitie.
Voor een doorlichting van de ideologie van de open samenleving keert men het best terug naar de kritiek die Popper in de loop van de jaren al kreeg. Leo Strauss wees er in 1959 al op dat de open samenleving kan verzanden in relativisme en nihilisme vanwege de afwezigheid van een ‘common good’. Door vooral te benadrukken waar men tegen is, mist men een eigen constructief en toekomstgericht project. Door de afwijzing van vijandige ideologieën, zonder er een duidelijk verhaal tegenover te zetten, dreigt men bovendien te stranden op een normatief nulpunt, met als gevaar dat men vervalt in al datgene wat men net wil vermijden. Men is bijvoorbeeld tegen populisme, hoewel de open samenleving evengoed gedefinieerd wordt in termen van gemeenschappelijke vijanden, wat toch typisch is voor populisten. Of men is tegen extreem-rechts, terwijl men zelf pleit voor een harde aanpak van migratie en islamisme. Leo Strauss’ kritiek vertrekt evenwel vanuit een neoconservatieve inspiratie. Desondanks zou een socialist dezelfde bedenkingen kunnen maken. Slavoj Žižek wijst er al jaren herhaaldelijk op dat de ideologie van de open samenleving in wezen gesloten is, omdat men niet in staat is buiten een liberaal-kapitalistisch paradigma te denken, verblind door een heiligverklaring (utopie?) van de vrije markt. Daardoor botst men al doemdenkend voortdurend op TINA (there is no alternative) en slaagt men er dus niet in om alternatieve, collectieve samenlevingsvormen te overwegen die een antwoord kunnen bieden op de uitdagingen van de eenentwintigste eeuw.
Hier kunnen we afronden met een verwijzing naar de erudiete bijdrage van Van Rompuy. Hij wijst er terecht op dat Poppers filosofie zeer geschikt is voor wie niet op zoek is naar de wijsheid van een ander, maar naar de bevestiging van de eigen wijsheid door een ander. Ook een socialist kan nota bene aanspraak maken op de verlichtingsidealen, het kritische denken en het humanisme die Popper vooropstelt. Aansluitend op de ‘vierde paradox’ die Van Rompuy vermeldt (het dogma van het antidogmatisme) voegen we er een vijfde toe: de utopie van het anti-utopisme. Of zoals Jürgen Habermas al zei: als utopische oases uitdrogen, dan rest er alleen banaliteit en radeloosheid. Dat brengt ons bij die andere traditie in de politieke filosofie die minstens even ver teruggaat als Poppers filosofie en er tegelijk ook de centrale uitdager van is: de Frankfurter Schule. Meer bepaald bij een reeks uitermate belangrijke vijanden van de open samenleving die liberale denkers helaas opvallend dikwijls buiten beschouwing laten: de dialectiek van de verlichting die resulteert in repressieve tolerantie door de staat en een hoogconjunctuur van de instrumentele rede waardoor de afzonderlijke mens machteloos staat tegenover economische machten. Of in de raadselachtige bereidheid van de technologisch opgevoede massa om immorele situaties te gedogen, zoals de terreur van sociaal onrecht, het tribalisme van de financieel-politieke elite, de ecologische uitbuiting en het structurele geweld van de toenemende ongelijkheid. [Rob Vanderbeeken]
Drs. J.H. van Capelleveen
De Vlaamse liberale denktank 'Liberales', in 2002 opgericht door liberale jongeren, organiseert elk jaar een Popperlezing. In deze bundel treft de lezer de teksten van deze lezingen uit de periode 2007-2011 aan. Deze worden voorafgegaan door een uiteenzetting van Dirk Verhofstadt over de denkbeelden van de filosoof Karl Popper (1902-1994) en dan met name zijn maatschappelijke en politieke opvattingen. Vervolgens komen in chronologische volgorde de lezingen aan de orde van Guy Verhofstadt, oud-minister-president van België, Hugo Dyserinck, onder meer emeritus hoogleraar filosofie, Herman Van Rompuy, eveneens oud-minister-president van België, Hans Achterhuis, emeritus hoogleraar filosofie, en Mark Rutte, de huidige premier van Nederland. Naast waardering krijgt Popper ook kritiek; hij zou bijvoorbeeld van een te rationeel mensbeeld uitgaan. De lezing van Dyserinck wijkt door een andere invalshoek enigszins van de andere lezingen af. De lezer krijgt vooral informatie over de politieke visie van Popper; zijn opvattingen over wetenschapsbeoefening waardoor hij toch vooral bekend is geworden, komen slechts zijdelings ter sprake. Voor mensen die zich met de politieke filosofie en de problematiek van de open samenleving bezighouden, niet alleen voor liberalen.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.