51 manieren om de liefde uit te stellen
Erik Lindner
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
De Bezige Bij, 2010 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : MAG F 12452 |
00/00/0000
Erik Lindner heeft iets met de letter T. Net als zijn eerdere bundels Tramontane, Tong en trede en Tafel begint ook de titel van zijnnieuwe bundel, Terrein, met de twintigste letter van het alfabet. Dat is natuurlijk een magere observatie en alleen op basis daarvan kan je niet beweren dat Lindner een consistent oeuvre bij elkaar aan het schrijven is. Op basis van zijn werk kan je dat uiteraard wel. Lindner heeft namelijk ook en vooral iets met cleane observatie. Zonder veel commentaar worden er flarden werkelijkheid neergezet die maar heel moeizaam aan elkaar te linken zijn. Het zijn losse impressies die in een bundel bij elkaar worden geplaatst, schijnbaar met als doel om door de lezer aan elkaar te worden geïnterpreteerd.
Lindners bundels lijken beter bij elkaar te horen. Over de grenzen van de bundels heen worden immers de nodige hints gegeven om ze niet zomaar los van elkaar te lezen. De afdeling 'Acedia', bijvoorbeeld, wijst duidelijk terug naar Tong en trede en Tafel. In die bundels werden de reeksen 'In Acedia', 'Naar Acedia' en 'Terug uit Acedia' opgenomen. Het is ook in deze afdeling dat er een dubbelzinnigheid in Lindners werk naar voren komt. 'Acedia' is immers niet alleen de Latijnse term voor de hoofdzonde 'traagheid', Lindner verwijst er ook mee naar het utopische land Arcadia. Die Latijnse dubbelzinnigheid wordt verder doorgetrokken wanneer de naam 'Florencia' valt, waar de ik-figuur Theorema leest, een roman van Pasolini, die zelf teert op mysterie en ambiguïteit.
De observaties in Terrein zijn flitsen, nevengeschikte beelden die allemaal evenwaardig zijn. Soms volgen ze elkaar zo snel op dat je er als lezer van duizelt. In het openingsgedicht bijvoorbeeld lijkt er haast sprake van paranoia: 'Gesprekken onder de overkapping. De piepschuimen mokken. Bloed uit de moedervlek. Het papieren zakdoekje. De ontbijtzaal van het rode kruis. De theeketels. De nooddeur voor het personeel'. Enzovoort. Geregeld presenteert Lindner ook letterlijk stukjes werkelijkheid: 'Een meisje stapt in de metro met een bureaula', 'een man loopt met een lijst op de schouder / zijn arm steekt er doorheen', 'dit stuk van de krant waait om een tak'. Het geheel van het bureau en het schilderij zijn verdwenen, en de krant is per definitie een verzameling geschreven stukjes over alles wat in de wereld gebeurt.
Het is Lindner echter niet alleen om de observatie te doen. Precies het schrijven verandert immers de werkelijkheid die wordt beschreven. Dat is een gegeven poëziewet sinds het nieuw-realisme, en Lindner is zich wel degelijk bewust van de transformatie die zijn schrijven teweegbrengt. De werkelijkheid ontsnapt het gedicht ook voortdurend, ze vormt de 'bes die te ver aan het uiteinde van de twijg hangt'. In een kort gedicht van tien regels thematiseert Lindner dat feit door een je-figuur op te voeren die iets wil opschrijven in een notitieboekje. Vervolgens botst er iemand tegen hem op, raakt een vrouw haar paraplu kwijt en valt er regen in het notitieboekje: als de man (?) er al in geslaagd is om iets op te schrijven, is het niet meer zeker of het nog te lezen is. De observatie is verloren. De laatste regels vatten echter de grootste paradox van Lindners werk samen: 'een meisje vraagt je de weg / vertel je die dan raak je haar kwijt'. Het ene stukje doet het andere teniet.
Lindner is zonder meer een sterke observator, die gave, uitgepuurde gedichten kan schrijven, maar die weinig uitdaging biedt aan zijn lezers. Terrein is geen uitzondering op die regel. [Ben Van Humbeeck]
Els van Geene
De bundel springt in het oog door 'n foto die de hele kaft omspant: een rode terreinwagen, 'n geschilderde parkachtige omgeving, 'n muur én zicht op stad en verkeer. Deze foto illustreert 's dichters denken: 't is afhankelijk van iemands standplaats wát hij waarneemt of wat hij wíl waarnemen. Zijn werkwijze is dan ook: 't observeren en vervolgens uiterst gedetailleerd registreren van mensen, handelingen, omgeving en dát in juxtapositie. De vraagstelling "Wat nemen wij eigenlijk waar?" is echter meer 'n filosofische dan 'n literaire. In tegenstelling tot in Lindners eerdere bundels blijft de waarnemer hier geheel buiten beeld. Maar de lezer wil weten: hoe reageren de ik, de je, de ander op al die registraties? Met evenveel precisie of "met huid en haar?" Jammer van die rake personificaties en klankexpressie. Lindner (1968) manifesteert zich hier als 'n hyperalerte waarnemer. Hij is ook criticus en mede-samensteller van 'n bloemlezing met Nederlandse dichters in Franse vertaling.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.