Tevje de melkboer
Sholem Aleichem
Itzik Manger (Auteur)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Veen, cop. 2007 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : MANG |
31/12/2008
Itsik Manger, de prins der schier verdwenen Oost-Europese Jiddische cultuur, werd in 1901 geboren in de Oekraïne. Hij boekte al meteen succes met zijn poëzie en toneelwerk. In 1921 kwam hij naar Boekarest, vanwaar hij in 1927 naar Warschau kwam. In deze hoofdstad van de Jiddische culturele wereld won hij naam en faam met zijn werk en een eigen literair blad. Het groeiende antisemitisme deed hem in 1938 net op tijd uitwijken naar Parijs. In 1940 vluchtte hij voor de oprukkende Duitsers, om via Marseille, Tunis en Liverpool ten slotte voor elf jaar in Londen terecht te komen, waar hij Brits staatsburger werd. In 1958 emigreerde hij naar Israël, waar hij met veel succes voor het theater werkte en er in 1969 stierf als Israëlisch nationaal dichter.
In zijn kort woord vooraf tot Het lied van het paradijs noemt Manger dit zijn vrolijkste boek. Hij schreef het in Parijs in 1939 in een op de spits gedreven eenzaamheid, waaruit hij geen uitweg meer zag. Aan dit boek moet hij eindeloos veel plezier gehad hebben. Het past volkomen in de lijn van veel van zijn vroegere werk: hij herschreef vaak Bijbelverhalen om die in een andere, soms modernere context te situeren. Zo ook dit boek. Bij hun geboorte op aarde komen de joodse kinderen uit het paradijs. Ze worden door een politieman-engel naar de grens gebracht, waar ze een flinke kneep in hun neus krijgen zodat ze alles wat ze meegemaakt hebben in het paleis vergeten. Maar de kleine Sjmoeël Abbe voert de engel dronken en krijgt die kneep niet. Eenmaal op aarde vertelt hij meteen aan zijn nieuwe ouders en drie verbaasde notabelen over zijn leven in het paradijs. Dat paradijs blijkt een echte Oost-Europese sjtetl te zijn, waar iedereen vleugels heeft en waar alle bekende Bijbelse figuren leven met hun eigen karakter. Koning David blijkt nog altijd een scharrelaar te zijn, die in onmin leeft met koning Saul, de rabbijnen en de engelen leven er niet in harmonie, alle joden zijn exuberante kwebbelaars, de vrouwen sterke figuren. De Boom der Kennis staat er nog altijd en stiekem klimmen Adam en Eva 's nachts over de omheining om er te staan treuren. Samen met zijn vriendje Pisjerl beleeft Sjmoeël er allerlei avonturen. Ze halen kattekwaad uit, leren er de liefde kennen en maken het grote drama mee: de paradijselijke oeros, die bij de komst van de Messias zal opgegeten worden, ontsnapt naar buiten en komt bij de Russen terecht. Als hij na veel onderhandelen terug mag, zullen beide vriendje hem begeleiden en het grote feest meemaken. Dat dit het sprankelende proza van een dichter is zal duidelijk wezen: geen ingewikkelde zinnen en mooie verrassende metaforen. Enige Bijbelkennis kan geen kwaad ? zo komt de lezer de aartsvaderen tegen, die nu oud zijn geworden. Manger weet dit op te sieren met pittige details. De Nieuwe Jiddische Bibliotheek is met dit sprookjesachtig en lieve boek een parel rijker. [Jos Van Damme]
M.G. van Mourik
Itsik Manger (1901-1969) is wellicht een van de grootste Jiddische dichters van de 20e eeuw. Geboren in wat nu de Oekraïne is, werd hij beroemd in Warschau in de jaren '30, vluchtte in '40 naar Londen en emigreerde in '58 naar Israël, waar zijn literaire carrière weer opbloeide. Zijn liefde voor de vooroorlogse Oost-Europese joodse wereld klinkt door in zijn werk. Zo ook in dit verhaal: een engeltje wordt uit het paradijs naar de aarde gestuurd om als mensenkind geboren te worden. In de vorm van een raamvertelling vertelt hij zijn avonturen aan een aandachtig gehoor, echter: het joodse paradijs wordt bevolkt door figuren uit het Oost-Europese verleden van de schrijver en er figureren ook dronkelappen en hardvochtige onderwijzers in. Als lezer moet je hier aan wennen, maar dan boeien de verhalen; ze zijn enerzijds humoristisch, anderzijds door het doorklinkende heimwee nostalgisch en roerend. Beeldend taalgebruik, met verklarende woordenlijst van Jiddische en Hebreeuwse woorden. Mooi uitgegeven met op de omslag een afbeelding van Marc Chagall. Kleine druk. Een eerdere vertaling verscheen in 1958 als 'Het boek van het paradijs'.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.