Mensen spreken niet om begrepen te worden : De fabel van de bijen deel II, gevolgd door Een rechtvaardiging van het boek
Bernard Mandeville
Bernard Mandeville (Auteur), Arne C. Jansen (Vertaler)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Lemniscaat, cop. 2006 |
MAGAZIJN : NON-FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : 155.2 MAND |
31/12/2006
Bernard Mandeville (1670-1733) is een typevoorbeeld van de vrijgeest. Hij dacht tegen de idolen van de dag, tegen de waanideeën van de goegemeente en poneerde zijn eigen dwarse ideeën. Daarmee is niet gezegd dat hij steeds gelijk had, de man had een aantal evidente tekortkomingen, maar dat hij de moed had zijn mening tegen de stroom in neer te schrijven, is een voldoende reden om hem te eren.
Hij is in Rotterdam geboren en in Londen gestorven, daarmee is hij een voorbeeld van iemand die in twee tijden geleefd heeft. Hij heeft de overgang meegemaakt naar de verlichting en het begin van het kapitalisme zoals ook wij dat tot voor enkele decennia gekend hebben. Zijn werk is daardoor intrigerend: hij is intelligent en ziet hoe de wereld verandert, maar hij behoort niet tot de eersterangsdenkers die het nieuwe tot de bodem kunnen doordenken. Hij is ook géén verlichtingsdenker omdat hij weliswaar het individu verdedigde, maar dat deed met oude ideeën. In feite is hij de auteur van slechts één gedachte, nl. datgene wat voor het individu verkeerd is, is dat niet noodzakelijk voor de maatschappij. Of om het met zijn eigen woorden te zeggen: individuele ondeugd, maatschappelijk nut.
Dit is natuurlijk een provocerende gedachte, zeker voor een tijd die bezig was zichzelf opnieuw uit te vinden en te definiëren. De verlichting was op komst en veel metafysische zekerheden uit het verleden waren niet langer relevant. Velen reageerden op een moralistische manier. Mandeville had een wetenschappelijk-sociologische visie; zijn amorele blik analyseerde de maatschappij zonder vooroordelen, zonder te denken wat gepast was. Hij zag de maatschappij als een lichaam dat een eigen leven had. Zijn denken is verwant aan de liberale denkers die de economie beschouwden als geleid door een onzichtbare hand. Bij hem was er geen hand: de maatschappij was een op zichzelf staande machine.
Waar velen nog het werk van Plato en Descartes als de waarheid beschouwden, bouwde hij zich een aristotelische denkwijze op. Filosofie was voor hem letterlijk discipline. De geest kan vrij waaien (en onnozelheden doen uitkramen) maar het is de filosofie die de teugels in handen moet houden om op een zindelijke manier te kunnen nadenken. Ook zag hij in dat de mens een psychosomatische eenheid is: lichaam en geest kunnen op elkaar inwerken en het genezingsproces moet met beide entiteiten rekening houden (Mandeville was arts).
Mandevilles maatschappelijke betrokkenheid zal hem zuur opbreken: hij werd verbannen en vertrok naar Londen, waar hij zich als arts vestigde, huwde en kinderen kreeg. Hij publiceerde van dan af in het Engels.
De wereld gaat aan deugd ten onder is het eerste deel van het 'Verzameld werk' dat in het Nederlands zal verschijnen. De vertaling is benedenmaats; het Nederlands is stroef en omslachtig en er is veel te letterlijk vertaald, waardoor dit werk al te moeizaam leest.
Dit eerste deel van het 'Verzameld werk' bevat naast 'De fabel van de bijen' een pleidooi voor de oprichting van openbare bordelen, een pamflet tegen de armenscholen en enkele essays over de moraal. Het werk bevat ook nog een levensbeschrijving van Mandeville.
Wat doet de maatschappij draaien? Het zijn luxe, hovaardigheid, afgunst die de mensen doen werken en rijkdom creëren. Zonder misdaad en bedrog, geen advocaten of ambtenaren, die de wetten moeten controleren. Als de maatschappij enkel uit kwezels zou bestaan, zou er geen vooruitgang zijn. Maar Mandeville gebruikt een gekleurde woordenschat. Wat hij een ondeugd noemt, kan evengoed op een neutrale manier beschreven worden als concurrentie, of positief als weetgierigheid of daadkracht om problemen te overwinnen. En hier zien we de fundamentele ambivalentie bij Mandeville. Hij bekritiseert de moralisten terwijl hij zelf een typevoorbeeld is van de 'Franse' moralisten -- zonder die nationaliteit te hebben -- en dit in tegenstelling tot de Engelsen die optimistischer en blijmoediger waren. Want net zoals zij beoordeelt hij de mens naar de intentie, niet naar de resultaten. Hij is daarmee een wegbereider voor de psychologie.
In een pamflet tegen de armenscholen keert hij zich tegen de onderwijzers die de massa in de scholen enig fatsoen en godsdienstzin willen aankweken. Mandeville verzet er zich tegen omdat hij van oordeel is dat er altijd misdaad zal bestaan, dus is het onzinnig om mensen via het onderwijs tot een deugdzaam leven op te voeden. Het onderwijs zal de kinderen ook te slim maken en daardoor zal de massa ongelukkig om het eigen lot zijn. Beter is het de mensen in hun domheid te laten. Hier zien we hoe de filosoof zelf blind is voor de maatschappelijke ontwikkeling. Hij is in ieder geval wel één van de wegbereiders van het liberalisme. Volgens hem regelt de staat zichzelf en morele oprispingen zijn praat voor de vaak. Hij beoordeelt gebeurtenissen en processen dan ook naar hun functie: werkt het of werkt het niet? Daarmee is hij een voorloper van het pragmatisme waar absolute waarden niet langer gelden maar afhankelijk zijn van de omstandigheden. Het denken van Mandeville is een 'onvolgroeid' denken: er zijn heel wat aanzetten maar het blijft te veel cirkelen rond de eigen beperktheid, wat bv. ook tot uiting komt in zijn pamflet over de bordelen.
De argumenten van Mandeville zijn niet altijd even helder en juist maar het lijdt geen twijfel dat sommige voorstellen vooruitziend leken. Maar vaak was hij niet consequent genoeg, was zijn denken niet voldoende krachtig. [Johan Velter]
Drs. J. Kleisen
Ondeugden zijn van nut om het leven aan te kunnen. Maatschappelijk maken ze de mens vindingrijk en de politiek benut ze voor het algemeen welzijn; zo zijn ze het fundament en de stimulans van een gezonde samenleving. In vele werken droeg Mandeville (1670-1733), arts/filosoof, zijn visie uit, dat alles spaak zou lopen als iedereen deugdzaam was. Deze uitgave bevat zijn befaamde 'Fabel van de bijen' (1714), zijn 'Bescheiden verdediging van openbare bordelen' (1724) en twee strijdschriften uit zijn jonge jaren in Rotterdam, waar hij geboren en in 1693 verbannen werd. In Londen maakte hij naam als arts; wereldfaam verwierf hij als essayist en polemist. Moralisme zag hij als zinloos; het onderdrukken van zijn zwakten en hartstochten schaadt de mens lichamelijk en geestelijk. Zijn realisme en pragmatisme schokten velen (sommigen noemden hem Man-devil), wij daarentegen herkennen er veel in. De goed vertaalde teksten zijn van noten voorzien. In de pers kreeg de uitgave ruime aandacht. Redelijk duidelijke druk, fraaie band, leeslint.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.