Van bacterie naar Bach en terug : de evolutie van de geest
Daniel C. Dennett
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Contact, 2004 |
MAGAZIJN : NON-FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : 415.3 DENN |
31/12/2004
Daniel Dennett is een zeldzaamheid onder de filosofen. Zijn redeneringen over De evolutie van de vrije wil zijn geen wereldvreemde rokerige salontafelgesprekken vol filosofische retoriek. Hij prikkelt schaamteloos de filosofische traditie en flirt met Darwin. Het centrale probleem is de vraag of de mens een vrije wil heeft. Het is een fenomeen dat nog in geen enkele goede theorie werd vervat. De wapens in zijn strijd bestaan niet enkel uit logica en redekunst, hij graait ook in het arsenaal van de wetenschappelijke methode. Hij houdt evenzeer van computermodellen als van economie, biologie en neurologie.
Dennett leidt zijn betoog in met het verhaal van de verstrooide vader. Toen deze 's avonds op weg naar huis bij de crèche passeerde om zijn kind op te halen, zei men hem dat hij haar die dag niet gebracht had. Hij rende naar zijn auto en vond zijn dochtertje dood in haar kinderzitje achterin. Hij had ze vergeten en de hele dag in zijn afgesloten auto op een hete parkeerplaats gelaten. Was dit gebeuren gedetermineerd en zo ja, was het vermijdbaar? Determinisme houdt in dat er "op elk moment slechts één fysieke toekomst mogelijk is". Dat betekent echter niet dat deze toekomst bij voorbaat vastligt, dat al wat er gebeurt onvermijdelijk is. Determinisme laat nog steeds veranderlijkheid, chaos en onvoorspelbaarheid toe. Om tot dat paradoxale besluit te komen, loodst Dennett ons uitgebreid door een democritische wereld, vol voxels, pixels en allerhande filosofen. Het kan allemaal sterk op muggenzifterij lijken, een loutere kwestie van hoe we de zaken definiëren. Maar de uitgebreide aandacht van Dennett voor deze kwestie berust op het feit dat veel filosofische discussies hier vastlopen. Traditioneel wordt immers gesteld dat een gedetermineerde wereld geen vrijheid toelaat. En dat is dus fout, zegt Dennett.
Vrijheid definieert hij vervolgens als "het vermogen te bereiken wat waardevol is onder een reeks van omstandigheden". Dit vermogen moest zich net als elke andere eigenschap door natuurlijke selectie ontwikkelen. Bepaalde virtuele modellen van gedetermineerde werelden overleven beter dan andere omdat ze mogelijke toekomsten anticiperen. Ze zijn ontworpen om schade te vermijden gebaseerd op informatie uit de omgeving. De evaluatie van opties voorafgaand aan de beslissing maakt immers mogelijk dat louter hypotheses sterven en niet jijzelf, zou Popper zeggen. Voor ons mensen komt het erop neer dat onze verhoogde kennis over het verleden en de mogelijke toekomst ons in staat stelt die toekomst in zekere mate te sturen. De menselijke vrijheid is daarbij sterk verschillend van de vrijheid van de vogels, net zoals de taal verschilt van vogelzang, meent Dennett. Bij dieren hoeft het vermogen om de selectie van een gedrag te veroorzaken niet bewust te worden ervaren. Een beperkte handelingsspecifieke controle, een feedback loop, voldoet om het gedrag te controleren. De mensen zijn doortrapte 'informavoren', "hongerige zoekers naar informatie, op een eindeloze zoektocht om onze greep op de wereld te verbeteren om beter beslissingen te kunnen nemen over de toekomst". Tot de mens ontstond, bezat niemand de unieke niet-onbewustheid die wij hebben van redenen en oorzaken. Wij zijn uniek door deze reflectie en door de communicatie erover. Deze vrijheid is veel groter dan die van andere dieren en houdt daarom morele implicaties in.
Onze eigen vrije wil, wat is dat? Een besluit uit onszelf, een waar we zelf verantwoordelijk voor zijn. Klassiek wordt 'het zelf' aanzien als zetelend in een cartesiaans theater, de denkbeeldige plaats in het centrum van het brein waar alles samenkomt en waar er bewust beslist wordt. Volgens Dennett is er echter geen "plaats in het brein waar ik zetel" en er is evenmin een precies af te lijnen moment in de tijd waarop een beslissing valt. Hij pleit eerder voor enkele semi-onafhankelijke neurale onderaannemers die met mekaar concurreren. Hierbij baseert hij zich op fysiologische experimenten waaruit bleek dat de breinactiviteit die wordt geassocieerd met het voorbereiden van een beweging een kwart seconde eerder begint dan het moment waarop men rapporteert dat men besloten heeft te bewegen. Men is zich dus nog niet bewust van het besluit terwijl het reeds in aantocht is. Onze toegang tot informatie lijkt dus vertraagd. Het brein moet stimuli verwerken verdeeld in ruimte en tijd in verschillende delen van het brein. Bij normale morele besluitvorming heb je op zijn hoogst 100 milliseconden waarin je over de eerder onbewust genomen beslissingen een veto kunt uitspreken of die kunt aanpassen. We kunnen geen echt initiatief nemen, maar hoogstens met veto's of triggers reageren. Onze bewuste geest heeft geen vrije wil, maar eerder een vrije onwil. Wanneer je plots voor een kast staat, zonder te weten waarom je je daar naartoe begaf, heb je tijdelijk geen toegang tot de gedachte waar een ander deel van jezelf auteur van is. Volgens Dennett spelen er zich concurrerende processen af in je brein en de bewuste processen zijn gewoon die processen die de strijd winnen.
Moreel gedrag is nog zo'n evolutionair product. Moraal wordt vervat in sociale gebruiken en houdingen, in een cultuur die zelf moet gehoorzamen aan de restricties van de evolutie door natuurlijke selectie. Door straf en druk in te voeren -- zoals snelheidsbeperkingen, wetten die moord en diefstal verbieden -- kan er altruïsme ontstaan waarbij het goed voor een ander wordt bevoordeeld boven het eigen voordeel. Het is evolutionair gezien een voordelige strategie om zich moreel te gedragen, om te neigen tot samenwerking, gevoelig te zijn voor straf, zorg te dragen voor je reputatie, je zelfbeheersing en je vermogen verplichtingen aan te gaan te verbeteren. Moraliteit werd een functie van ons brein. Dit impliceert dat er bij afwijkingen ingegrepen kan worden. We ontdekten bv. dat rilatine een gebrekkige zelfbeheersing kan remediëren. En we hebben bewijzen dat castratie goed werkt tegen een seksueel misdrijf zoals pedofilie, net zoals brillen bijziendheid verhelpen. Is het dan niet dom om huiverig te staan tegenover dergelijke medische remediëring van een handicap of misdadig gedrag, aldus Dennett. Volgens hem bestaat de bedreiging van onze vrijheid uit die domheid. We kunnen misschien smachten naar de goede oude tijd toen onwetendheid een beter excuus was dan tegenwoordig, maar we kunnen de klok niet terugzetten. We weten steeds beter dat we zowel door onze genen gedetermineerd zijn, als door onze omgeving, als door de interactie tussen die twee, met daarbovenop nog de factor toeval. Elke factor legt in de afzienbare toekomst sommige delen van ons lot vast. Genetische invloeden zijn niet minder omkeerbaar dan milieu-invloeden. Om hun invloed te keren, moeten we ze leren kennen en begrijpen. Die kennis maakt ons vrijer van genetisch of milieudeterminisme vermits we de valkuilen kunnen voorzien en vermijden die door onze genen of opvoeding werden uitgestippeld. We zijn zelfbouwers die de toekomst kunnen veranderen. Opleiding is volgens Dennett dan ook de belangrijkste investering die ouders in hun kind kunnen doen.
In Walt Disney's film 'Dumbo' zit een scène waarin het olifantje met de enorme oren door zijn vrienden de kraaien wordt omgepraat om van een rots af te springen en zo zichzelf te bewijzen dat hij kan vliegen. Om hem over zijn angst te helpen, krijgt hij een staartveer overhandigd met de boodschap dat dit een magische veer is. Zolang hij ze vasthoudt, zal hij kunnen vliegen. En het werkt. Beeld u nu in dat er een scepticus onder de kraaien Dumbo erop wijst dat het helemaal geen toverveer is. De kinderen zouden luid gillen: 'Stop die kraai, vooraleer hij het verpest voor Dumbo'. Dennett speelt met plezier de kraai. Hij ontluistert de mystiek van de vrije wil. Maar ach, zegt hij, het is toch even mooi wanneer het louter een gecompliceerde mechanistische knoop blijkt te zijn. Daarom hoeven we toch niet fatalistisch te worden. Een naturalistische verklaring laat nog steeds ruimte genoeg voor morele verantwoordelijkheid.
Met zijn drukbesproken huwelijk tussen filosofie en Darwin veroorzaakt Dennett weerom heel wat deining, zowel in academische kringen als daarbuiten. Dat hoort erbij, zegt hij, radicale scherpe posities plegen meer aandacht te trekken en absolutisme is nu eenmaal een beroepsrisico in de filosofie. Critici wrijven zich al in de handen. [Hilde Vervaecke]
Dr. D.G. van der Steen
In een lange reeks van boeken heeft de Amerikaanse filosoof Dennett zich beziggehouden met de relatie tussen lichaam en geest. In dit boek roept hij de evolutiebiologie te hulp om zijn stelling te verdedigen dat ons idee van een vrije wil helemaal niet in strijd is met de gedachte dat alles wat er gebeurt volledig causaal bepaald is: Dennett is overtuigd materialist. Zijn argumentatie lijkt nog het meest op wijsgerige acrobatiek: duizelingwekkende hoogstandjes, beurteling geschreven voor de leek en voor de vakman, afwisselend breed van gebaar en technisch zeer gedetailleerd, laten menige lezer verbluft achter in onzekerheid of het antwoord dat hij kreeg wel sloeg op de vraag. Begrijpelijk dat Dennett veel bewonderaars heeft, maar dat de vakman hem niet altijd serieus neemt. Met registers en uitvoerige literatuurverwijzingen. Vrij kleine druk.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.