Van de wereld
Joris Note
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
De Bezige Bij, 2000 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : NOTE |
Joris Gerits
ru/eb/25 f
Joris Gerits
In de inleidende tekst 'Ze zaten niet op hem te wachten' van Joris Notes debuutroman De tinnen soldaat (1992) wordt van de hoofdpersoon gezegd dat hij tijdens een van de operaties van zijn moeder uitbesteed werd in M. bij een kinderloze oom en tante. Het openingsverhaal van zijn nieuwe verhalenbundel Kindergezang, 'De brug der zuchten', gaat uitgebreid over zijn verblijf als vier- of vijf- of zesjarige in het dorp van oom Donaat en tante Juliette, waar hij zich verbannen voelde. De ik-verteller is inmiddels volwassen geworden en stuurt zijn herinneringen uit zijn kindertijd voortdurend bij.
De verteller/schrijver Joris Note maakt van meet af aan duidelijk dat een realistische of autobiografische lectuur van zijn verhalen van een totaal verkeerde leeshouding getuigt. "Het gaat alleen om iets in mijn hoofd, een spinsel. Deze geschiedenis is nergens anders gebeurd. Ze is niet gebeurd. Een kolder. Ik red me er wel uit, wie moet het anders doen," lezen we tegen het einde van 'De brug der zuchten'.
In de spinsels van zijn personages, of die nu ik heten, Frederik, Frank of Verdurme, wordt de afwezige of dode moeder pijnlijk gemist. In een verhaal over de gestorven broer uit de vorige bundel, Het uur van ongehoorzaamheid, laat het hoofdpersonage hun moeder het idee koesteren dat haar zonen beter geen andere geliefden konden krijgen dan zijzelf. Waarom volstond zij niet?
Die moederfixatie zorgt ervoor dat in het slotverhaal van Het uur van ongehoorzaamheid het lief van de ik-verteller geeuwend opmerkte dat ze na uren praten meer over zijn moeder wist dan over hem. Ook in het verhaal 'Het lachpaleis' in Kindergezang noteert Frank Sondervorst in een soort hilarische briefwisseling met de therapeute bij wie hij twee jaar eerder in behandeling is geweest: "Daar is hij weer met zijn moeder, denkt u nu - tenminste, als u zich nog wat herinnert van mijn monologen op de bank." "Mijn moeder was jong en mooi en ik hield van haar maar zij ontbrak," luidt de derde zin van 'De brug der zuchten'. En in het volgende verhaal, 'Het concert', denkt de hoofdpersoon Frederik veel aan zijn eigen moeder, "mijne moeder die niet blij was".
De roman en de verhalen van Joris Note hebben veel kwaliteiten, vrolijkheid staat echter nooit op het programma. Als er al gelachen wordt, dan moedig en verbeten "door de tranen heen", zoals Andromache die van haar Trojaanse held afscheid neemt. Aan het slot van 'De brug der zuchten' loopt de straat vol met blije kinderen. Dat staat in schril contrast met de gramschap, overgaand in bitterheid en in gelaten onverschilligheid, van de hoofdpersoon. Troosteloos, triest, een tikkeltje tot heel erg verward en wanhopig, zo voelen de personages van Joris Note zich meestal en ze zijn zich daar ook van bewust: "(...) ik leed niet onder verschrikkelijke pijnen, eerder onder een misselijkmakende troosteloosheid." Variaties daarvan zijn te lezen in alle tot nu toe gepubliceerde verhalen en ook in De tinnen soldaat.
Soelaas biedt het vertellen: "Laat me vertellen. Al tezamen opgeruimd en blij, schuif wat dichter dichter dichter bij." In dat vertellen staat de verbeelding centraal, die van Joris Note zelf en van alle auteurs die hij gelezen heeft. Eerst de boeken, dan het leven. "Leven was een bezigheid van vroeger, het was niet prettig maar wel herinnerenswaard," vindt Frederik. "Geen belevenissen in mijn leven, daar heb je romans en films voor," is het oordeel van bibliothecaris Frank Sondervorst in 'Het lachpaleis'.
Zoals in Het uur van ongehoorzaamheid en in De tinnen soldaat wordt ook in Kindergezang veel geciteerd, gealludeerd, geparafraseerd, naverteld uit de Nederlandse en de wereldliteratuur, de film, de rijke Vlaamse liederenschat en de populaire schlagers uit de jaren vijftig en zestig. Het verankert Notes verhalen in de werkelijkheid, die hij tot fictie omschrijft met dezelfde ambitie van grote auteurs "die in een spannende beweging hun donkerte verhullen en openbaren".
Er is veel donkerte in het leven van de hoofdpersonen in het groeiende oeuvre van Joris Note en in elk verhaal brengt hij facetten daarvan voor het voetlicht: schuldgevoelens om de gestorven moeder, remmingen door een katholieke opvoeding, dromen over ongeschiktheid voor dit leven wegens gebrek aan handigheid, aanpassings- en beoordelingsvermogen, psychische gekweldheid door de staat van "allenigheid" waaronder zij gebukt gaan. Schrijvend regelt de auteur de overdruk die zijn personages dreigt te verpletteren en schrijvend maakt hij hun complexen zichtbaar en herkenbaar, in het bijzonder voor de lezers van zijn generatie.
In Kindergezang spreekt de auteur de lezer meer dan eens direct aan en nodigt hij hem uit binnen te treden in zijn wereld, die hij verzint maar die toch zo echt blijkt. Enig geduld en wat toeschietelijkheid is soms wel vereist.
Joris Note, Kindergezang, De Bezige Bij, Amsterdam, 146 p., 650 frank.
Jeroen Overstijns
ru/eb/25 f
Drie boeken in zeven jaar. Twee dunne verhalenbundels, één nog dunnere roman. In het totaal een kleine vierhonderdvijftig bedrukte bladzijden. Joris Note is niet de schrijver van wie je verwacht dat zijn volgende boek Het verdriet van België naar de kroon zal steken qua epische alomvattendheid. Daar is een aantal redenen voor, die allemaal wel iets te maken hebben met Notes intense manier van schrijven. Het heeft zeker niets te maken met een schaarsheid aan ideeën. Uit Notes bijdragen in De Standaard der Letteren of in tal van andere bladen, spreekt duidelijk zijn kritische betrokkenheid bij het Vlaamse literaire verleden. De literatuur die hij zelf schrijft, is aan die betrokkenheid duidelijk ook schatplichtig. Zijn boeken, De tinnen soldaat uit 1992, Het uur van ongehoorzaamheid uit 1995 en nu de verhalenbundel Kindergezang , zijn impliciet ook een dialoog met nu veelal obscuur geworden literatuur. Literatuur opgeborgen in katholieke dorpsbibliotheken, maar waarover het stof van de jaren onherroepelijk lijkt nedergedaald. Notes boeken dialogeren bijvoorbeeld met het pathos en de frivole beeldentaal van Felix Timmermans, met het idealiserende beeld van het kleine Vlaanderen dat Ernest Claes schetst, met het complexere wereldbeeld dat de door Note bewonderde Gerard Walschap daar plots tegenover plaatste. Hun taal en wereldbeeld zijn op heel verschillende manieren bakens voor Notes proza.
Als Joris Note een dialoog aangaat met dat verleden, is het om dat verleden binnenstebuiten te keren en af te stoten, maar ook om die wereld te koesteren. Elke aanknoping bij een ruraal universum lijkt doordrongen van afstandelijkheid en bijna neurotische spanning, maar ook van een gevoel van afhankelijkheid en zelfs schatplichtigheid.
Als Joris Notes oeuvre nog maar een paar centimeter boekenplank vult, heeft dat in de eerste plaats te maken met de hoge literaire dichtheid van zijn proza - het springerige vertelritme, de toon, de geladen beelden, de raadselachtige zinnen die ineens opduiken zonder dat ze meteen helemaal plaatsbaar zijn. De verhalen in Kindertaal zijn weerom heel bewuste taalconstructies, producten van bewerkte verbeelding. Note legt de lezer een traag leesritme op, zijn manier van vertellen dwingt je een stemming te proeven. Zijn taal is vrij helder, schurkt tegen de spreektaal aan, maar lijkt een ongewone muzikaliteit na te streven, een stemming die de gewone taal wil overstijgen. Met zo'n intensiteit maak je in een boek natuurlijk geen brede bewegingen.
Joris Note heeft bovendien een moeilijke verhouding met het gewoon vertellen van verhalen. In Kindergezang krijgt het vertellen duidelijk meer speelruimte dan in de vorige boeken, maar breed opgezette plotlijnen zullen Notes boeken waarschijnlijk nooit tot honderden pagina's drijven. Daarvoor is zijn argwaan tegenover realisme te groot. En verhalen lijken voor Note gewoon minder prioritair dan wat erachter zit. Het achterplat van Kindergezang verwoordt het raak: deze verhalen gaan niet over onderwerpen, maar over obsessies. De meeste personages jagen iets na om van iets anders af te raken. Daarom praat je over Kindergezang zo snel in zweverige bewoordingen: het verhaal is ondergeschikt, het is alleen een locomotief om de obsessie in gang te trekken. Die obsessies vormen de kern, niet de wonderbaarlijke schakeling van gebeurtenissen.
De optie geen verhalen te willen vertellen heeft in Kindergezang ook alles te maken met de onbetrouwbaarheid van de herinnering. De eerste zin van het eerste verhaal, ,,De brug der zuchten'', zaait meteen twijfel. De verteller heeft zichzelf ergens neergezet, maar ,,Ik wist niet waarom ik me daar bevond, in dat dorp.'' En dan meteen de nog grotere twijfel: ,,Was het een dorp of een stad?'' De verteller herinnert zich een lang verblijf bij een oom en tante in dat dorp/ die stad. Hij weet nog altijd niet waarom hij daar destijds verzeild geraakte. Wel weet hij dat zijn oom in een brouwerij werkte, en dat de oude brouwer heer en meester was van het dorp. Hij was de notabele die recht sprak. Hij besliste over wat goed was voor zijn dorpelingen en wat niet. De brouwer en de brouwerij waren een verbeelding van de dreiging die je niet van je afschudt: ,,De brouwerijgebouwen lagen massief aan weerszijden van de straat, je kon ze niet ontwijken.'' Het bange ik tegen de boze buitenwereld is voor Note bijna een archetype. Naarmate hij meer herinneringen aan die uithuizige maanden opdelft, wordt de twijfel over de herinnering groter bij de verteller: ,,Waarom was ik daar, in het dorp dat ik wanhopig in kleurengloed trachtte te zetten?'' En hij ontmaskert zichzelf meer en meer als iemand die een verhaal vertelt om met zichzelf in het reine te komen: ,,Nog altijd te veel verbeelding. Het gaat niet om ooms en reuzen, niet om een dorp of een stad, misschien zelfs niet om ouders. Het gaat alleen om iets in mijn hoofd, een spinsel. Deze geschiedenis is nergens anders gebeurd. Ze is niet gebeurd. Een kolder. Ik red me er wel uit, wie moet het anders doen?''
Uit Kindergezang spreekt een wereldbeeld vol vertwijfeling, vol introversie en angst voor de buitenwereld. Geen wonder dat de hoofdfiguur in ,,De brug der zuchten'' net zijn kinderjaren verbeeldt. De protagonist uit ,,Het lachpaleis'' heeft vroeger blijkbaar flinke psychische problemen gehad. Nu werkt hij in een bibliotheek van een universiteitsstad. In brieven aan zijn vroegere begeleidster probeert hij op het dwangmatige af te tonen hoe normaal hij wel niet is. Hij weet wanneer hij volledig ,,genezen'' zal zijn: wanneer de begeleidster hem niet meer zal zien als (gewezen) patiënt maar als minnaar. Dat wordt de onderliggende dwang in zijn brieven. Op het einde blijft hij verlaten achter, in zijn benauwde bibliotheek waar het zonlicht amper naar binnen schijnt.
Op het omslag van Kindergezang staat een tekening van Edgard Tytgat: een kind wordt door twee grijnzende duivels meegetrokken in het vuur; de angst staat op zijn gezicht te lezen. In ,,De brug der zuchten'' wordt die angst geïdentificeerd. Het is een altijd sluimerende angst van de eeuwig dwalenden tussen verdoemenis en heerlijkheid. Geen excessieve helletocht, maar een dagelijks gevechtje in het voorgeborchte daarvan. Het voorgeborchte is tragisch omdat het vis nog vlees is, ellende die geen naam krijgt: ,,Het was daar geen inferno, eerder het voorgeborchte der hel. [...] ik leed niet onder verschrikkelijke pijnen, eerder onder een misselijkmakende troosteloosheid.''
Uiteindelijk herinneren de personages zich dingen om te vergeten. Nogmaals het hoofdpersonage uit ,,De brug der zuchten'': ,,Alles wat ik krijg moet mij sussen en wiegen, een valse schadeloosstelling om mijn aandacht af te leiden, om mijn verlangens te doen verdwalen: dat geloof ik eigenlijk nog altijd.'' Verlangens om de tuin leiden, daar draait het om, bijvoorbeeld een torenhoog schuldbesef. In ,,Het concert'' moet ene Frederik een oor laten uitspuiten, en legt de schuld meteen bij zichzelf: koterde hij niet altijd met een potlood in zijn oor? ,,Hoe dan ook, zoals meestal bij zijn kwaaltjes meende hij dat het kwam door zijn eigen schuld.''
In ,,Verborgenheden'' belandt het hoofdpersonage ook in een dorp. Hij wil wat lokale onderzoeksjournalistiek doen voor een krant. Hij verlangt ernaar verborgenheden te ontmaskeren. Maar uiteindelijk ontmaskert hij alleen zijn eigen obsessie naar alomvattende zuiverheid door te kijken in de ogen van een lokale schoonheid: ,,Glanzend werd hij aangekeken door Vera, zij wist van verlies en scheen toch zonder benauwdheid te leven. Kindergezang eindigt met een catharsis. Het hoofdpersonage uit ,,Verborgenheden'' komt alleen tot rust door deksels op de pot te laten, verlangens niet onder te stoppen of de onbereikbare bevrediging eeuwig na te lopen. ,,Hij dacht: wie niets te verbergen heeft moet pas goed ongerust zijn, straatarm is die, een mens zonder geheim, of die weet gewoon niet dat hij iets verbergt.''
De argwaan tegenover de herinnering, de muzikaliteit van de spreektaal die Note in de schrijftaal probeert binnen te laten, de aandacht voor de techniek van het reconstrueren eerder dan voor de reconstructie, dat zijn allemaal elementen die Notes werk verwant maken met de boeken van andere postmoderne chroniqueurs van het verdrietige verleden, zoals Leo Pleysier en Pol Hoste, misschien ook Hugo Claus en de immer modieus koketterende Monika van Paemel. Onder meer die auteurs hebben een literaire houding gezocht tegenover een verwante achtergrond. Zij hebben een Vlaamse traditie bewerkt op een literaire manier die enkele decennia daarvoor nog ronduit ,,experimenteel' zou zijn genoemd. Door (post)moderne vragen te stellen, konden ze iets (post)moderns met die traditie aanvangen. Dat heeft in sommige gevallen ongetwijfeld het betere proza van de afgelopen jaren opgeleverd. Maar ik heb even goed soms het gevoel dat we het nu wel een beetje gehad hebben met het autoreflecterende herinneringsproza. Iedereen weet ondertussen wel dat het verleden een reconstructie is, dat niet de woorden zelf reconstrueren maar iemand die die woorden leest, dat iedere lezer door te lezen een eigen verhaal schrijft. Het is bijna gemakkelijk geworden daarop terug te vallen. Nu heeft Kindergezang genoeg eigenheid in zich, zoals de focus op het obsessionele, zoals het aparte taalgebruik, om zich boven dit bezwaar uit te tillen. Kindergezang is meer dan de vorige een gedreven bundel, waarin Note op een minder dwangmatige manier met zijn techniek omgaat dan hij in het verleden wel eens deed.
,,De brug der zuchten'' is ongetwijfeld het meest intensieve verhaal van de bundel, met het meeste body en een strakke stijl. Alleen jammer dat na drie vierde van het verhaal de verteller de sluier van het verleden wegtrekt en het verhaal eenduidiger laat landen. De betovering wordt zo toch een beetje verbroken. De kindergezangen klinken het zuiverst wanneer ze gewoon klinken, zonder verder benoemd te worden, zoals verlangens het best verlangens blijven.
JORIS NOTE,
Kindergezang,
De Bezige Bij, Amsterdam, 146 blz., 650 fr.
Frank Hellemans
rt/aa/31 m
BOEKEN - NAT VAN DE INKT
Walging. Er is geen beter etiket om de obsessies van de verteller Joris Note te omschrijven dan dit existentialistische label. Of het nu gaat om de herinneringen van een vijfjarig kind of van een volwassen leraar-journalist, willens nillens komen Notes personages terecht in momenten van "misselijk makende troosteloosheid"
"Kindergezang", Notes nieuwste verhalenbundel, is derhalve op zijn best wanneer het er om ter slechtst uitziet. Note kan immers als geen andere Vlaamse auteur de objecten van die troosteloosheid haarscherp vastpinnen: "De refters van de scholen, en de afdaken op de speelplaatsen, waar ook de bedwelmende urinoirs stonden, met bezeikte klokhuizen en broodkorsten erin."
Note heeft geen boodschap aan een vroegere idyllische wereld. Hij herinnert zich integendeel vooral de achterkant van de medaille, de schaduwen van het zomerse geluk van destijds. De manier echter waarop zijn vertellers zich blindstaren op die ogenblikken van walging, verraadt een dubbelzinnige fascinatie. Het lijkt alsof ze eigenaardig genoeg verslaafd zijn aan deze negatieve bedwelming. Voelen ze zich op die momenten eindelijk bevrijd van zichzelf en keren ze daarom zo graag terug naar onreine plekken? Van de vuilste trein ooit tot zure wachtzalen in ziekenhuizen of stations: Note gaat hoe langer hoe meer op zoek naar het anti-paradijs, waar het goed is om kokhalzend te wonen.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.