Van de wereld
Joris Note
Joris Note (Auteur)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
De Bezige Bij, 2012 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : OVER LITERATUUR-SCHRIJVERS : 823 NOTE |
Frank Hellemans
em/ov/24 n
De (dwang tot) consensus is nog nooit zo algemeen en overweldigend geweest als nu." Straffe woorden van Joris Note, die hij in Wonderlijke wapens hard maakt door literatuur en politiek in tien doortimmerde, scherpzinnige essays met elkaar te confronteren. Ze worden geflankeerd door een kort voor- en een lang nawoord, waarin hij zijn kaarten op tafel smijt.
Meest in het oog springend is Notes diatribe tegen de manier waarop David Van Reybrouck in zijn bejubelde en gelauwerde Congo het revolutionaire potentieel van premier Patrice Lumumba ontkent. Knack-redacteur Dirk Draulans verweet Van Reybrouck ooit al verregaande feitelijke slordigheidjes in zijn Congo-geschiedenis maar Notes aanval is van een andere orde: "Congo is géén geschiedschrijving, alleen al omdat het geregeld te onkritisch met bronnen omspringt. Het is vaardige vulgarisatie, goed georganiseerd, uiterst leesbaar en meestal informatief, maar ook oppervlakkig, vaak (onbewust?) wat misleidend, en politiek lang niet onschuldig. En Congo is zeker géén literatuur."
Met de speech van Lumumba tijdens de onafhankelijkheidsviering in de hand bewijst Note dat Van Reybrouck zich in zijn verhaal te veel laat meeslepen door de personaliserende focus van de media, waardoor hij de politieke relevantie van Lumumba's woorden mist. In zijn redevoering, aldus Note, vielen politieke deugden als strijdbaarheid, moed en trouw te beluisteren, die vandaag nog altijd kunnen begeesteren. En laat Van Reybrouck nu net voor dat grotere plaatje geen oog willen hebben, zo Note.
Note fulmineert in deze essays regelmatig tegen de manier waarop de literatuur zich laat temmen door het verhaalmodel van de media, die steevast zweren bij "de lillende levendigheid" van het gesproken woord. Hij gaat op zoek naar auteurs die weigeren zoete broodjes te bakken met het establishment en zich afzetten tegen de "tamme cultuurclowns" die de bestaande orde in hun zogenaamde kunstwerken alleen maar bevestigen, zoals Wim Delvoye dat bijvoorbeeld doet.
Note komt uit bij plastisch kunstenaar Jef Geys en bij de uitvinders van de literaire négritude, zoals Aimé Césaire, een Martinikaanse auteur die ooit nog surrealist en communist André Breton over de vloer kreeg. Breton was gecharmeerd van de compromisloze manier waarop Césaire voor de zwarte identiteit en waardigheid opkwam.
De auteur legt een link tussen deze antikoloniale auteurs en de surrealistische interesse voor het primitieve en onbewuste. Hij breekt een lans voor hun zoektocht naar een niet-rationele logica die weerwerk zou kunnen bieden tegen de kapitalistische, instrumentele logica en die daarvoor ook te rade ging bij de rebelse natuur van kinderen en krankzinnigen of van boeren en vrouwen.
Entertainment
Of Note nu het werk bespreekt van de jonge Ezra Pound, van de Provençaalse troubadour Bertrand de Born, van de politieke Tachtiger Herman Gorter of van de mystica Hadewijch, steeds weer probeert hij hun eigenzinnige verweer tegen de consensus uit te breiden tot zijn eigen poëtica. Daarin nemen schrijvers en lezers de literatuur au sérieux en gebruiken haar om hun leven op te tillen boven de grauwe alledaagsheid.
Met deze maximalistische interpretatie van de letteren en de kunst hoeft het niet te verwonderen dat Note danig tekeergaat tegen het huidige cultuurbedrijf, dat die eigenheid van echt emancipatorische kunst en literatuur min of meer verkracht. In de entertainmentbusiness van vandaag zijn schrijvers en kunstenaars slechts verkopers van een product dat zoveel mogelijk consumenten dient te behagen. Wie gaat zich daarbij nog het hoofd breken over grote woorden als moed, strijdvaardigheid of trouw aan het eigen ideaal? Note tracht hardnekkig de utopische impulsen van het communisme te integreren in zijn literatuurbeschouwing "voor de wakkeren". Schrijven en lezen doe je niet zomaar, suggereert Note, het zijn manieren om aan een beter, intenser en - wel ja - ook beter uitgerust leven te bouwen. Is Notes bevlogen oproep hopeloos gedateerd? Note beseft dat hij zich kwetsbaar en - volgens sommigen allicht - naïef opstelt maar praat zichzelf en zijn collega-dwarsliggers moed in om vol te houden. De schrijvers die hij hier bespreekt, zijn objectieve bondgenoten in het engagement van Note om de hooggestemde literatuur in deze barre tijden te doen overleven.
Reservaat
Note ziet de tegenstelling tussen de commerciële media enerzijds en de authentieke kunst en literatuur anderzijds echter iets te zwart-wit. Als neomarxist die sympathiseert met de communistische deugden van de Franse republiek van na de Revolutie zou hij beter moeten weten. Er bestaat immers ook zoiets als dialectiek of wisselwerking tussen de vermaledijde media en de grote kunst of literatuur. Beide communiceren met elkaar, of ze dat nu willen of niet, en dat geldt dus eveneens voor Notes explosieve essayistiek. Ook al trekt hij zich terug in het eigen reservaat, toch weerklinken er echo's van zijn literatuurpolitieke statements in het brede literaire veld, de media inbegrepen. En dat is maar goed ook, want Notes literaire essays zijn van de beste - en alleszins minst vrijblijvende - die momenteel worden geschreven. Zo enthousiasmerend en toch zo precies lees je ze zelden.
31/03/2013
Wonderlijke wapens bevat essays over Jef Geys, Patrice Lumumba, Aimé Césaire, André Breton, Herman Gorter, Ezra Pound, David Van Reybrouck, Bertran de Born en Hadewych. Het is een kleurrijk en verrassend palet met aandacht voor het Europese koloniale verleden, voor het politieke en artistieke verzet daartegen en voor wat die strategieën ons nu nog te zeggen hebben.
De rode draad is de verhouding tussen literatuur en politiek, met de kracht van het woord als verbindende factor. Het gaat in het politieke spreken om het ter sprake brengen van wat in andere contexten verborgen of verdrongen wordt. Die stelling werkt Note uit aan de hand van een aantal ‘historische gevallen’. Theoretische onderbouw haalt hij bij Alain Badiou, Gérard Bras, Jacques Rancière, Jacques Lacan en Bertolt Brecht. Laat die namen niemand afschrikken: Notes essays zijn glashelder geschreven.
Bij Badiou haalt Note de notie van ‘la passion du réel’, de passie om door te dringen tot de kern van de zaak en al het bijkomstige achterwege te laten: ‘[…] het gaat essentieel om een réel dat het individu overstijgt.’ Precies in die overstijging wordt het individu een ‘subject’ dat in beweging komt om de orde te doorbreken en om zijn eigen onmondigheid te verslaan. Het is naar die (politieke) beweging dat Note op zoek gaat in de teksten.
Volgens Rancière heeft politiek niets te maken met de maatschappelijke orde, maar met een spreken dat de orde ondervraagt. Note werkt een mooi voorbeeld van dat ongepaste spreken uit in de figuur van Patrice Lumumba, de eerste premier van Congo, die op de Onafhankelijkheidsceremonie in 1960 ongevraagd het woord nam. Rond die speech gaat Note een scherpe discussie aan met Congo van David Van Reybrouck. Hij ziet bij Van Reybrouck een politieke houding geïncarneerd die hijzelf verwerpt. Binnen Notes politieke denken is het onmogelijk dat iedereen en niemand verantwoordelijk is voor een bepaalde situatie. Politiek is voor hem geen gebaar van verzoening of nuance, maar het formuleren van een alternatief voor de bestaande orde. Van Reybroucks gebruik van interviews met de gewone Congolees ziet hij in de eerste plaats als een journalistieke techniek om de tekst levendiger te maken.
Die nadruk op kennis (en precisie) komt in meer dan één opstel terug. Vanuit Notes hooggestemde opvatting over het politieke spreken, zou je denken dat hij zich keert tegen de manier waarop er via het internet en de sociale media gecommuniceerd wordt. Toch is hij hier zeer genuanceerd, weigert een onheilsprofeet te zijn en roept op om te luisteren naar wat er onder het gescheld en de woede op het internet ligt.
Al zou je soms willen dat Note naast zijn inhoudelijke analyses van de teksten ook wat dieper ingaat op de formele aspecten (en hun politieke potentieel), toch presenteert Wonderlijke wapens een geëngageerd en coherent nadenken over de ‘politieke functie’ van literatuur.
(Dit is een abstract van een artikel van Erwin Jans. De volledige tekst is verschenen in De Leeswolf 9, 2012.)
[Erwin Jans]
G. Boomsma
Als voortzetting op zijn geëngageerde romans (recentelijk 'Tegen het einde') bundelde de Vlaamse schrijver (1949) betrokken essays over bijvoorbeeld de zwarte dichter Aimé Césaire, de dichter en Mussolini-aanhanger Ezra Pound en de surrealististische dichter André Breton. Zijn uitgangspunt was steeds het subversieve woord als wapen van verweer tegen de gevestigde orde en versteende verhoudingen. Die dubieuze orde treedt o.a. op als Belgisch kolonialisme in Kongo. Vooral de analyses van Mariken van Nieumeghen en door de aandacht voor de middeleeuwse Hadewych en voor Herman Gorter krijgt de lezer ook een historisch verhaal: het boek is meer dan een puur actueel debat. Gorters socialistische poëzie krijgt frisse aandacht. Note heeft soms wel de neiging veel uit interviews te citeren. Voor de kenner en de belezen literatuurvolger.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.