Senne Rouffaer
Peter Anthonissen
Peter Anthonissen (Auteur), Marnix Beyen (Auteur), Lucien De Cock (Auteur)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Universitaire Pers, 1999 |
MAGAZIJN : NON-FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : 792.44 AST |
31/12/2000
Een lijvig boek van 324 pagina's, quarto-formaat, met vele illustraties en een massa voetnoten en diverse bijlagen: een biografie, geschreven in opdracht van de Stichting Ast Fonteyne. Maar wie was in godsnaam Ast Fonteyne? Alleen de 55-plussers in het theater- en voordrachtmilieu zal de naam nog enigszins bekend in de oren klinken. In het kort: hij was de jongste zoon van een West-Vlaamse rijkswachtadjudant, die acteur wilde worden maar er niet in slaagde in het Vlaamse beroepstheater carrière te maken, die erg actief was als regisseur van schooltoneel, voornamelijk in katholieke middelbare scholen en internaten, en die sedert de oorlogsjaren tot 1971 leraar voordracht was aan het Gentse Koninklijk Conservatorium. Daarmee is het voornaamste gezegd. In deze biografie wordt het leven van Fonteyne nauwkeurig gevolgd, van zijn prille jeugdjaren tot zijn seniorentijd. Haast alles is minutieus onderzocht, haast alles wordt uitvoerig vermeld.
De samenstellers geven een vrij volledig beeld van de persoonlijkheid van Fonteyne, van zijn werk en van zijn sociaal-maatschappelijke achtergronden. Het beeld dat hierbij naar voren komt, is dat van een eigenzinnige man, ambitieus en opportunistisch, autoritair en narcistisch. Enerzijds doen de samenstellers een ernstige poging om objectief te blijven, maar anderzijds heb ik het onbehaaglijke gevoel dat ze juist door een overvloed aan bijkomstigheden en door het confronteren van Fonteyne met andere persoonlijkheden uit onze recente theatergeschiedenis (zoals Herman Teirlinck, Senne Rouffaer, Alfons Goris...) de verhoudingen wat scheeftrekken, en dat de geschiedenis vertekend wordt. In de hoofdstukken over Fonteyne als leraar en voordrachtkunstenaar en over zijn werk en betekenis als regisseur, weet Peter Anthonissen nog een behoorlijke kritische afstandelijkheid te bewaren. Maar in het samenvattende portret achteraan het boek, wordt deze kritische afstandelijkheid niet meer consequent aangehouden.
"Als toneelregisseur liggen zijn verdiensten vooral binnen de school: hij bracht het schooltoneel tot een hoog, bijna professioneel niveau", luidt de conclusie. Ik wil best aannemen dat hij verdiensten heeft op dit vlak, voornamelijk op kwantitatief gebied (ca 250 schoolregies, tot 14 per kalenderjaar toe!). Maar ook hier staat deze lovende conclusie van dat "hoog, bijna professioneel niveau" in contrast met de veel kritischer benadering van Peter Anthonissen in het zesde hoofdstuk, over de activiteiten van Fonteyne als regisseur van schooltoneel. Zijn theater was maatschappijbevestigend, om niet te zeggen reactionair. Toegegeven: in de katholieke scholen van die tijd kon hij zeker niet frontaal op zijn broodheren inrijden. Maar uit ervaring weet ik dat ook in de jaren '50 in dat katholieke onderwijs zelfs priester-leraren met een relatief open, kritische blik werkzaam waren. Bij Fonteyne was er van zo iets geen spoor.
Toch is er een aspect van Fonteyne dat door deze biografie verrassend (en bijna letterlijk) uit de verf komt. Aanvankelijk zag het er inderdaad naar uit dat de jonge Fonteyne zich zou ontplooien als plastisch kunstenaar. Zijn tekeningen, typografisch werk, kostuum- en decorontwerpen, in expressionistische stijl, getuigen van kunde en vakmanschap, en van een 'modernisme' dat in zijn tijd vooruitstrevend was, en zelfs met hedendaagse ogen nog steeds als bijzonder waardevol wordt ervaren. Wellicht had hij het Vlaamse theater een grotere dienst bewezen door zich verder op de scenografie toe te leggen.
Met deze lijvige biografie wordt een man die veeleer thuishoort in het grote peloton van verdienstelijke maar geenszins uitzonderlijke kunstenaars, een status toegekend die hij helemaal niet verdient. Persoonlijk heb ik de indruk dat zijn activiteiten veeleer een afremmende, dan wel een stimulerende invloed hebben gehad op de evolutie van het theaterleven in Vlaanderen.
Deze vrij strenge opmerkingen aan het adres van Fonteyne nemen niet weg dat ik deze biografie met een bijzondere interesse, ja zelfs gretigheid heb gelezen. Het opzoekwerk dat de samenstellers zich hebben getroost, is bewonderenswaardig. Ik kan me het moeilijk vollediger voorstellen. Het tijdsbeeld dat van het interbellum en de oorlogsjaren wordt opgehangen, is ongemeen boeiend. De vele illustraties zijn niet alleen verhelderend, maar i.v.m. het grafische en plastische werk van Fonteyne zelfs openbarend.
Ondanks alle reserves dus toch een indrukwekkend boek, dat met de nodige kritische zin moet gelezen worden, maar waar geïnteresseerden én theaterwetenschappers een schat aan informatie zullen vinden. [Toon Brouwers]
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.