De Poolse bokser
Eduardo Halfon
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Uitgeverij Vleugels, 2021 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : HALF |
Sam De Wilde
ua/an/29 j
'Ik vertelde en vertelde maar.' Dat bekent Eduardo Halfon op de allerlaatste pagina van zijn nieuwe roman Deuntje. Daarmee lijkt de man die zich ooit hoogstens een huurder in het huis van de literatuur noemde, zijn werk te minimaliseren, maar dichter bij een definitie van zijn poëtica kun je moeilijk komen. Hét thema van de vrij laat aan zijn schrijverscarrière begonnen ingenieur is de (eigen) geschiedenis en hoe haar te vertellen.
In zijn vorige naar het Nederlands vertaalde boek De Poolse bokser (eigenlijk een bundeling van drie verhalenbundels) noemde Halfon zichzelf nog een 'professioneel leugenaar' en met die visie op het schrijverschap vat de Guatemalteekse auteur zijn nieuwe roman ook aan. 'Vermomd als Arabier kwam ik in Tokio aan.' Zo opent een Eduardo Halfon genaamde verteller het verslag van zijn reis naar Japan voor een congres van Libanese schrijvers. Niet dat de verteller zich als een Libanees, of desgevraagd, als een schrijver zou omschrijven. Maar om stukje van Japan te kunnen zien, wil hij zich gerust even voor beide uitgeven.
Er gebeurt nooit heel erg veel in een roman van Halfon maar de luttele lotgevallen in het land van de rijzende zon doorweeft de hoofdpersoon met een vertelling over die keer dat zijn grootvader in Guatemala ontvoerd werd door guerillastrijders. Die grootvader was namelijk wél een Libanees, maar dan 'een Libanees die geen Libanees was.' Niets is immers ooit echt wat het lijkt bij Halfon, die zelf roots heeft in Oekraïne, Egypte, Palestina, Spanje, Polen en Beiroet terwijl hij opgroeide in Guatemala en de Verenigde Staten. De kosmopolitische schrijver zet het spel met identiteiten dat hij ook al speelde in De Poolse bokser (waarin hij de geschiedenis van zijn andere grootvader vertelt) lustig verder met een vernuftig opgebouwde vertelling over vertellen.
Het kleine gebaar
Eduardo Halfon past niet in de traditie van klassieke Latijns-Amerikaanse epenschrijvers als Gabriel García Márquez of Mario Vargas Llosa. Die laatste zette zich met Bittere tijden recent ook aan de Guatemalteekse geschiedenis, maar waar de 85-jarige Nobelprijswinnaar haar vertelt met grootse gebaren, moet Halfon het veeleer hebben van zijn literaire vingervlugheid. Halfons voorgangers heten Jorge Luis Borges of Julio Cortázar. Net als bij die twee Argentijnen is zijn werk doordrongen van een dartele omgang met feit en fictie, al etaleert hij net iets minder experimenteerdrift dan zijn geletterde collega's.
Door uit zijn eigen familiegeschiedenis te putten, raakt Halfon vanzelf thema's als de Holocaust of de jaren van terreur in Guatemala aan. Die verdienen af en toe een iets diepgaandere analyse dan de auteur op het eerste gezicht te bieden heeft. In al zijn literaire lichtvoetigheid lijkt Halfon soms net niet hard genoeg in de mogelijke kracht van literatuur te geloven. Toch is de rode draad door zijn werk, 's mans even vrolijke als verbeten weigering om identiteit als een door geografie bepaald en vaststaand gegeven te beschouwen, verfrissend in tijden van opkomend nationalisme en identitaire politiek.
Veel meer nog dan een romancier is Eduardo Halfon een cuentista, een verhalenverteller, en als de literatuur, zoals hij weleens beweert, inderdaad 'niet meer dan een goede truc' is, dan is hij toch een begenadigd goochelaar.
Vertaald door Marijke Arijs, Vleugels, 110 blz., 22,90 €. Oorspr. titel: 'Canción'.
Drs. G.A. Ribbink
In deze novelle lopen meerdere verhaallijnen door elkaar. De hoofdpersoon is de Joods-Libanese grootvader van de schrijver, die zich heeft opgewerkt tot succesvolle zakenman in Guatemala. Begin 1967 wordt hij door de guerrilla gegijzeld voor losgeld. De leider van de gijzelnemers werd Canción genoemd, wat lied betekent, maar in dit geval een alliteratie van “carnicero” (slager) was. Erdoorheen lopen de herinneringen van de schrijver aan zijn opa, de ontstaansgeschiedenis van de guerrilla in Guatemala en het bezoek van Halfon aan een schrijverscongres in Japan, gewijd aan de Libanese literatuur. Halfon (1951) groeide op in Guatemala en de VS, maar schrijft in het Spaans. Zijn schrijfstijl is heel precies; met weinig woorden schetst hij een situatie of een sfeer alsof je er middenin zit. Dit is zijn vijftiende boek, die alle te maken hebben met zijn eigen familiegeschiedenis, als kind van de Joodse diaspora.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.