Duel
Eduardo Halfon
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Wereldbibliotheek, 2019 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : HALF |
Marijke Arijs
i /ul/12 j
De boeken van Eduardo Halfon zijn vis noch vlees en hetzelfde geldt voor de auteur. De Guatemalteekse schrijver is driekwart joods-Arabisch en één kwart Pools, want zijn ene grootvader is afkomstig uit Lodz en de andere uit Beiroet, zijn ene grootmoeder uit Alexandrië en de andere uit Aleppo. Geen wonder dat zijn werk één onmogelijke zoektocht is naar identiteit. Neem nu De Poolse bokser van 2008, dat pas in het Nederlands werd vertaald. Het is een hybride boek, op de grens tussen roman, verhalenbundel en memoires. De boel wordt bij elkaar gehouden door de bokser uit de titel, door een verteller die Eduardo Halfon heet en de geschiedenis van zijn Poolse grootvader. Opa Halfon, een overlevende van Auschwitz, had zijn kleinzoon wijsgemaakt dat die rare cijfers op zijn onderarm zijn telefoonnummer waren, dat hij daar zelf had laten tatoeëren om het niet te vergeten. Het zou zestig jaar duren voor hij eindelijk met de waarheid op de proppen kwam.
De Eduardo Halfon uit deze verhalen is ingenieur van opleiding, maar doceert literatuur, zoals de schrijver. Een kort verhaal vertelt altijd twee verhalen, waarschuwt hij vanaf de eerste bladzijden, en achter het zichtbare verhaal gaat altijd een geheim verhaal schuil. De ongeïnteresseerde eerstejaars aan wie hij college geeft, zijn jammer genoeg niet vatbaar voor dit soort subtiliteiten. De enige uitzondering is Juan Kalel, een briljante jonge dichter, maar uitgerekend die witte raaf zal zijn studie voortijdig opgeven. De jongen slaagt er niet in aan zijn afkomst te ontkomen. Dat geldt ook voor de verteller, die op gespannen voet staat met zijn religieuze roots. De afstand tot het Jodendom kan voor hem niet groot genoeg zijn. Een trip naar Jeruzalem, waar zijn zus gaat trouwen met een joods-orthodoxe Amerikaan, maakt de zaak er niet beter op. Wanneer de Israëlische taxichauffeur hem vraagt of hij Joods is, zegt hij: 'Soms.' In een hilarische passage maakt Halfon zich vrolijk over zijn aanstaande zwager en zijn ultraorthodoxe opvattingen. Al 'dat neppe gedoe' staat hem zo tegen dat hij op de dag van de bruiloft verstek laat gaan, om samen met een knappe stewardess een duik te nemen in de Dode Zee.
Opa
Behalve naar Jeruzalem gaat de reis naar Warschau en Belgrado, plaatsen die in de Latijns-Amerikaanse literatuur maar zelden worden aangedaan. In Polen gaat de verteller op zoek naar het verleden van zijn grootvader en in Servië probeert hij het spoor terug te vinden van ene Milan Rakic, een concertpianist die liever zigeuneraccordeonist was geweest. Door de Serviërs wordt hij met de nek aangekeken omdat hij een halve zigeuner is en door de zigeuners omdat hij een halve Serviër is. De eeuwige buitenstaander leeft als 'een moderne nomade, een metaforische nomade, een ansichtkaartennomade, een nomade die zijn verdriet uitschreeuwde om een wereld waarin je geen echte nomade meer mag zijn'.
Als hedendaagse ontwortelde houdt Halfon niet van grenzen, ook niet tussen genres. Zijn werk bevindt zich in het niemandsland tussen fictie en memoires. In zijn verhalen, die op een subtiele manier in elkaar zijn gehaakt, zit een ingehouden spanning, iets explosiefs dat nooit tot ontploffing komt. Het is zware kost, maar die wordt op een luchtige manier opgediend, met een grenzeloos gevoel voor zelfrelativering. Ook de verrassende beeldspraak werkt verfrissend. Restjes smeltende sneeuw glinsteren 'als plasjes koffie verkeerd', een wijk in Belgrado is 'verleidelijk decadent, zoals het betoog van een welbespraakte seriemoordenaar' en Rachmaninov klinkt 'als een bruine hemel vol blauwe kaketoes uit het Amazonegebied'. Zijn identiteitsperikelen ten spijt geniet Eduardo met volle teugen van de leuke dingen des levens. Zijn vriendin Lía tekent haar orgasmes in een amandelkleurig schrift, 'geconcentreerd als een Vlaamse schilder', en op zijn reizen in binnen- en buitenland doet hij zich te goed aan de plaatselijke keuken. Een recept voor de bereiding van egel vormt een zeldzaam culinair hoogtepunt.
De Poolse bokser gaat over afkomst, identiteit, grenzen en nomadisme. Over mensen die uit een ratjetoe van onverenigbare identiteiten bestaan en daarom nergens thuishoren, maar ook over de verhouding tussen literatuur en werkelijkheid. De uiteindelijke oorzaak van Halfons geografische en spirituele ontheemding ligt in Auschwitz, waar een Poolse bokser zijn grootvader het leven heeft gered. De man duikt op in ieder hoofdstuk, maar net wanneer het zijn kleinzoon eindelijk is gelukt om zijn verhaal op een bevredigende manier in literatuur te gieten, komt opa plots met een nieuwe, prozaïscher versie aanzetten. 'Literatuur is niet meer dan een goede truc', besluit de verteller gedesillusioneerd. Het is 'de struikelende, zigzaggende toespraak van een stotteraar'. Iets belangrijks dat ons op het puntje van de tong ligt, dat we niet mogen vergeten. 'Maar toch, telkens weer, blijven we het vergeten'.
Vertaald door Lisa Thunissen, Wereldbibliotheek, 256 blz., 21,99 € (e-boek 7,99 €). Oorspronkelijke titel: 'El boxeador polaco, La pirueta, Monasterio'.
Jessica Durlacher
il/pr/13 a
Het is moeilijk niet meteen aan een klein complot te denken, als je al in de eerste zin van De Poolse bokser van Eduardo Halfon op het woord 'doolhof' stuit. Het gaat weliswaar om een klaslokaal dat de indruk maakt een doolhof te zijn, en de dwaaltocht van de 'ik', een docent, speelt zich af tussen 'puisterige, van heel prille verwarring vervulde gezichten', maar toch lees je zoiets als een aanwijzing - ook al omdat het een klas blijkt te zijn waarin over literatuur wordt gesproken, vooral over 'de dubbele aard van het kort verhaal'.
En: 'Onder een zichtbaar verhaal gaat een geheim verhaal schuil.' We zijn nog maar bij zin drie. Eigenlijk loop je dus een poëticale fuik binnen, wat niet per se fijn is, een beetje banaal zelfs. Maar dan blijken de zinnen zo mooi en beeldend, en is er sprake van zo'n visuele en anekdotische rijkdom dat je je al snel gewonnen geeft en doorleest, zij het wat op de tast. Want wie is deze ik? In welk doolhof moet ik verdwalen? Ik beheers geen Spaans en had nog nooit iets van Eduardo Halfon gelezen - en De Poolse bokser is zijn eerste boek dat in het Nederlands verschijnt. Hij schreef er al elf.
Halfon is een man van vele afkomsten. Overgrootouders uit Oekraïne, Egypte, Palestina, Spanje, grootouders uit Lódz, Beiroet, Aleppo, Alexandrië. De Joodse familie kwam bij toeval in Guatemala terecht, waar Eduardo werd geboren. Op zijn 10de emigreerden ze naar de Verenigde Staten, waar hij veertien jaar woonde. Daarna keerde hij terug naar Guatemala, gaf daar acht jaar lang les aan de universiteit en ontmoette zijn vrouw, een Spaanse, met wie hij nu in Spanje woont.
Al deze achtergrondinformatie komt al dan niet terloops ter sprake in deze bundel, die uitbundig is, barstensvol zintuiglijke observaties, myriadisch en moeilijk na te vertellen, schijnbaar zonder onderlinge samenhang - of is die er wel, en is het toch een roman? Terugkerende plaatsen en personages suggereren wel degelijk eenheid. Geen verhaal in De Poolse bokser is ondubbelzinnig. De leraar Halfon, die met zijn leerlingen Joyce, O'Connor, De Maupassant en Hemingway leest, gaat in de binnenlanden van Guatemala op zoek naar zijn enige briljante student, die schitterende gedichten schrijft en nu plotseling is verdwenen.
In een volgend verhaal gaat hij naar een literaire conventie over Mark Twain en daarna duikt zijn geliefde Lía op, die, by the way, in haar 'amandelkleurige boekje' curves bijhoudt van haar orgasmes. Samen ontmoeten ze Milan, een half-Servische, half-zigeunerpianist die nergens thuishoort. Hij speelt altijd alleen de stukken die bij zijn stemming passen. Milans pijn is die van de eeuwige buitenstaander, de halfbloed, die niet bij de Serviërs hoort maar ook bij de zigeuners niet wordt geduld. Als hij op reis gaat, stuurt hij Eduardo en Lía ansichten uit allerlei plaatsen - tot ze niet meer komen.
Ongerust gaat Eduardo naar hem op zoek in Oost-Europa, maar hij vindt hem niet. Zonder dat het met zoveel woorden wordt gezegd, weerspiegelt Milan, met zijn tragische levensgevoel en werdegang, misschien wel het lot dat Eduardo ook voor zichzelf ziet weggelegd. Met zijn ingewikkelde achtergrond is hij immers ook iemand die nergens bij hoort. Als hij vervolgens naar Israël reist voor het huwelijk van zijn zus, die ultraorthodox is geworden, voelt hij zich daar als niet-religieuze Jood aanvankelijk totaal vervreemd.
Maar als je halverwege de bundel ineens stuit op het titelverhaal, 'De Poolse bokser', besef je dat je de échte pijn, die overal onder verborgen ligt, moet zoeken in het verleden. Het begint met een nummer, het nummer dat op de arm van zijn grootvader gebrand staat. Dat was zijn telefoonnummer, had zijn grootvader hem altijd verteld, tot na zestig jaar het echte verhaal naar boven komt. Dat verhaal, lijkt Halfon te suggereren, komt in de buurt van zijn kern, van een pijn die ergens op de bodem van zijn gespleten identiteit ligt en die al het voorgaande melancholische zwoegen en meanderen verbindt.
De Poolse bokser is iemand, vertelt zijn grootvader, die hem in het executieblok in Auschwitz (Blok 11), vlak voordat hij een nekschot zou krijgen, alle informatie en antwoorden geeft die hij nodig heeft om zijn beulen tot genade te bewegen - waardoor grootvader de oorlog overleeft. Of dat de waarheid is, blijft in het midden, maar het is een feit dat de grootvader Auschwitz nooit meer zal kwijtraken. Net als de schrijver.
Hij gaat naar Polen, waar hij de stad en het huis van zijn grootvader bezoekt. Als die sterft, en zijn geschiedenis van vervolging en overleven steeds dieper het boek binnendruppelt, krijgt al het voorgaande - de reizen, de ontmoetingen - als vanzelf een andere lading en ontwaren we, verborgen onder Eduardo's schaamte en koppigheid om zijn heimatloosheid te aanvaarden, een radeloze zoektocht.
In het laatste hoofdstuk/verhaal vraagt de stewardess Tamara, die de hoofdpersoon na jaren weer tegenkomt, waarom hij ontkent dat hij Joods is. 'Iedereen beslist voor zichzelf hoe hij wil overleven', zegt hij deftig. 'Allemaal klampen we ons vast aan de naam die ons het beste uitkomt.' Maar Tamara's hand ligt op zijn dij, en in de verte liggen de bergen van Jordanië. Wat het precies is, blijft vaag, maar het is niettemin voelbaar dat Eduardo iets heeft gevonden.
****
Uit het Spaans vertaald door Lisa Thunnissen. Wereldbibliotheek; 253 pagina's; € 21,99.
Roderik Six
ru/eb/13 f
Lía tekent haar orgasmes uit. Na elke vrijpartij met haar minnaar en beschrijver Eduardo Halfon illustreert ze haar genot in een schrift. Soms neemt haar extase de vorm aan van een kabbelend beekje, soms van bergpieken of een Afrikaans land, maar nu Lía spinnenwebben begint te tekenen maakt Halfon zich zorgen. Wie zit er precies gevangen in die natte draden?
Ook over zijn vriend Milan piekert Halfon. De Servische toppianist stuurde hem jarenlang trouw ansichtkaarten waarmee hij zijn wereldtournee in kaart bracht, maar na een laatste prentkaart uit Belgrado blijft de brievenbus angstwekkend leeg. Milan worstelde met zijn muzikale carrière en met zijn identiteit: liever dan een schuldbeladen Serviër te blijven wilde hij zich onderdompelen in de Roma-cultuur en een vrij zigeunerleven leiden. Is Milan finaal van de aardbol verdwenen?
En Halfon vraagt zich ook af waarom zijn briljante literatuurstudent Juan aan het brossen slaat. In principe behoefde Juan geen les meer – zijn poëzie was al volmaakt – maar om dan helemaal niet meer op te dagen? Halfon adresseert zijn vragen en besognes in een paar knappe verhalen, maar beginnen doet hij met een openingscollege.
In zijn eerste verhaal legt Eduardo Halfon zijn studenten uit hoe een goed kortverhaal werkt: onder het zichtbare verhaal zweeft altijd een geheim verhaal. Laat u niet misleiden door de schrijver, er staat niet wat er staat. Die stelregel is de sleutel waarmee je Halfons eigen vertellingen kunt ontsluiten. Hoe liefdevol hij zijn personages Lía, Milan en Juan ook beschrijft, je voelt dat het telkens om iets meer gaat, iets dat zich niet meteen laat vatten.
Aanvankelijk heb je er het raden naar, maar halverwege zijn bundel gooit Halfon zijn kaarten op tafel: de verschillende verhalen verstrengelen zich tot een roman waarin hijzelf het hoofdpersonage speelt. Zo besluit hij na een kleverige vrijpartij met Lía om halsoverkop naar Belgrado te reizen, op zoek naar Milan. Dat eindigt in een bureaucratische nachtmerrie en in de achterbuurten van Belgrado laat hij zich tonnen geld aftroggelen, maar wanneer hij zich in de armen van een Slavisch hoertje stort, begrijp je dat Halfons reis geen zoektocht maar een ontsnappingspoging was: Lía had hem te strak ingesponnen en hoe triest ook, een pijpbeurt in een groezelig bordeel was net de verlossing die hij zocht. Rest nog de verdwaalde lezer, die plots beseft dat hij zich midden in een literaire doolhof bevindt en dat de uitgang ergens tussen de regels kiert.
****
Wereldbibliotheek (oorspronkelijke titels: El boxeador polaco / La pirueta / Monasterio), 256 blz., € 21,99.
Maarten Steenmeijer
Eduardo Halfon (Guatemala, 1971) was ingenieur, maar toen hij tegen de dertig liep raakte hij ineens verslingerd aan de literatuur en ging hij letterkunde doceren en verhalen schrijven. Verhalen waarin hij zichzelf als verteller en personage opvoert en die in de loop van de jaren met elkaar zoiets als een roman in progress zijn geworden. Dit is de eerste Nederlandse vertaling van zijn werk. Het titelverhaal verwijst naar een voorval in het leven van zijn joodse grootvader, een Pool die in een concentratiekamp werd gered door een bokser. Ook andere personages figureren in meerdere verhalen, zoals de Servische pianist Rakić. Halfons alter ego ontmoet hem in Guatemala. In een ander verhaal vertelt hij over de ansichtkaarten die Rakić hem vanuit alle windstreken stuurt. Hij raakt daardoor nog meer gefascineerd door deze pianist met zigeunerwortels en besluit in Belgrado naar hem op zoek te gaan. In weer een ander verhaal vertelt hij uitvoerig hoe het hem daar is vergaan. Vrouwen, literatuur en de joodse identiteit van zijn familie zijn andere thema’s in deze intrigerende verhalen.
Berthold Van Maris
rt/aa/23 m
Als je tot je tiende in Guatemala woonde, daarna het grootste deel van je leven in de VS hebt doorgebracht, je ouders zijn joods en je hebt een Libanese achternaam, wat ben je dan? Guatemalteek, Amerikaan, jood, en misschien ook nog een beetje Libanees? Ben je al die dingen tegelijk? Of niets van dat alles?
In de twaalf verhalen van Eduardo Halfon die nu vertaald en gebundeld zijn in 'De Poolse bokser', komen al deze mogelijke identiteiten voorbij. Halfon noemt zijn verhalen autobiografische fictie. Ze hebben allemaal dezelfde hoofdpersoon: een joodse Guatemalteek, die verdacht veel op de auteur lijkt en net als hij Eduardo Halfon heet.
Hoe is het om Eduardo Halfon te zijn? De ik-persoon constateert bij zichzelf dat hij, iedere keer als mensen een lang betoog beginnen over politiek en politici, ophoudt met luisteren en zich overgeeft aan gedachten aan naakte vrouwen. "Ik weet niet waarom ik dat doe, misschien uit gewoonte, (...), misschien heeft het iets te maken met het feit dat ik joods ben."
Als hij in een ander verhaal tegenover een Israëlisch hippie-meisje zit, zegt hij tegen haar 'glimlachend': "Ik ben geen jood meer." Waarop het meisje zegt: "Hoe bedoel je? Dat kan helemaal niet!"
Inderdaad zijn er in het leven van Halfon momenten dat hij zijn joodse roots onmogelijk kan negeren. Bijvoorbeeld wanneer hij in Guatemala-Stad bij zijn grootvader is, die zijn telefoonnummer (69752) op zijn arm heeft laten tatoeëren, omdat hij het moeilijk vindt om dat nummer te onthouden. Een bizar grapje: het vijfcijferige nummer is ooit in een Duits concentratiekamp op hem aangebracht.
Halfon komt in deze verhalen in allerlei landen en overal is hij geobsedeerd van etnische identiteiten: joden in allerlei soorten en maten, van extreem orthodox tot atheïst of hippie, maar ook zigeuners, Serviërs, Indianen. De vraag die hem voortdurend bezighoudt: hoe zit dat met die identiteiten? Is het iets dat mensen zichzelf opleggen? Is het iets wat je door anderen wordt opgelegd? Of een subtiele combinatie van beide? En: kun je eraan ontsnappen? Halfon laat zien dat iemand zich op het ene moment - bijvoorbeeld - 'een jood' kan voelen, en op het andere moment géén 'jood', of 'geen jood meer'. Dergelijke (etnische, religieuze, culturele) identiteiten zijn, zo suggereert hij, altijd relatief. Maar hoe relatief ook, ze veroorzaken scheidslijnen in de maatschappij die als heel absoluut worden ervaren.
Een heel interessant en actueel boek dus. De twaalf verhalen in dit boek verwijzen naar elkaar. Samen vormen ze in feite een losjes gestructureerde roman, waar de schrijver nog altijd aan bouwt, want hij schrijft nog steeds nieuwe verhalen over zijn fictieve alter ego. Allemaal fictie, hoewel je de neiging hebt om het als waargebeurde reisverhalen en reportages te lezen. In een van de verhalen geeft Halfon een kijkje in de keuken: hij laat zien hoe hij de omstandigheden waaronder een bepaalde gebeurtenis heeft plaatsgevonden, veranderd heeft, omdat dat een sfeervoller en duidelijker verhaal oplevert. Er fictie van maken is een manier om dichter bij de werkelijkheid te komen.
In een ander verhaal staat Halfon als docent letterkunde voor een universitair klasje en legt hij de studenten uit dat ze, als ze een literair verhaal lezen, altijd op zoek moeten gaan naar 'het andere verhaal dat schuilgaat onder het zichtbare verhaal'. Dat beproefde literaire principe wordt door hem heel consequent toegepast.
Soms leidt dat tot passages waar iets te gemakkelijk de woorden 'misschien' of 'ik weet niet waarom' in opduiken. Als de ik-persoon besluit om niet naar de bruiloft van zijn zus te gaan, zegt hij: "Ik kan het niet, of misschien wil ik het niet, ik weet niet." Hoezo niet? Voor de lezer is het glashelder dat hij een enorme afkeer heeft van het streng-orthodox-joodse milieu waar zijn zusje in terecht is gekomen.
Zo heeft dit interessante boek nog wel meer irritante kanten. Er blijft, vreemd genoeg, altijd veel afstand bestaan tussen de lezer en de in iedere zin aanwezige ik-persoon. In interviews op Youtube is te zien dat de auteur een afstandelijke, ernstige man is, en dat geldt ook voor zijn fictieve alter-ego. Er is weinig humor in dit boek, waardoor het onderwerp zwaarder wordt dan zou hoeven. Daarnaast gaan de olympische bedprestaties van de ik-persoon snel irriteren. De orgasmes die zijn vriendin daarbij ondergaat zijn uiterst ingewikkeld: na afloop van iedere vrijpartij maakt ze een tekening van dat orgasme in een 'amandelkleurig schrift'. Tja.
Tegenover de mogelijkheid van een etnische identiteit plaatst Halfon de mogelijkheid van een kosmopolitische levenshouding. Daarin lijkt hij zich meer thuis te voelen: de wereldliteratuur (James Joyce, e.e. cummings), muziek (Thelonious Monk), films.
Maar het leven als kosmopoliet brengt ook momenten van vervreemding met zich mee. Bijvoorbeeld wanneer Halfon een internationaal congres over Mark Twain bezoekt en daar verloren rondloopt. En als hij in Israël is, of in Belgrado, doet hij heel veel dingen die niet wezenlijk afwijken van wat de gemiddelde toerist daar zou doen. Wie weet is dat een van de dingen die hij in deze verhalen tussen de regels door aan de kaak wil stellen: dat kosmopolitisme soms niet meer is dan een veredelde vorm van toerisme.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.