De gouden bril
Giorgio Bassani
Giorgio Bassani (Auteur), Jan van der Haar (Vertaler)
2 exemplaren
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
De Bezige Bij, 2019 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : BASS |
Aanwezig |
Meulenhoff, cop. 2009 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : BASS |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Meulenhoff, cop. 2009 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : BASS |
Niet beschikbaar |
Meulenhoff, 2006 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : BASS |
Marijke Arijs
il/pr/20 a
Ferrara, ooit de modernste stad ter wereld, ademt onversneden nostalgie. Het Noord-Italiaanse provinciestadje lijkt wel gestold in de tijd, met zijn renaissancistische palazzo's, zijn middeleeuwse getto en zijn burcht met slotgracht, pal in het centrum. Het plaatsje heeft veel van zijn roem te danken aan Giorgio Bassani (1916-2000), die er zijn hele oeuvre heeft gesitueerd. Niet alleen zijn onovertroffen meesterwerk, De tuin van de familie Finzi-Contini, dat in 1970 door Vittorio De Sica werd verfilmd, maar ook nog vier andere romans en een verhalenbundel: De reiger, De geur van hooi, Achter de deur, De gouden bril en Binnen de muren - de laatste twee verschijnen in een nagelnieuwe vertaling. Samen vertellen ze Het verhaal van Ferrara en de hele reeks wordt dezer dagen door De Bezige Bij heruitgegeven.
Naar die stad van steen en woorden reis je bij voorkeur met het boemeltje uit Bologna. In die trein is een schrijversroeping ontstaan. Op een lenteavond in 1942 broedde Bassani er op zijn eerste gedichten en ook in De gouden bril wordt druk heen en weer gependeld tussen Ferrara en de universiteitsstad, waar de auteur in spe letteren studeerde. Op het traject worden nog steeds dezelfde stationnetjes aangedaan als toen: Poggio Renatico, Galliera, San Giorgio di Piano, San Pietro in Casale, Castelmaggiore en Corticella. Die veertig kilometer werden in die tijd met een slakkengangetje afgelegd, in een uur en twintig minuten. Tegenwoordig gaat het wat sneller, maar toch arriveer ik, net als de personages, met tien of vijftien minuten vertraging.
Hypocriet
Op een mistige avond in Ferrara aankomen betekent dat je de burcht van de Estes onheilspellend uit de nevel ziet opdoemen, en een late winterprik is uitermate geschikt om je instant terug te voeren naar de strenge winter van 1938-'39, een cruciale periode in Bassani's chronologie. De stad zag er toen uit als een landschap uit een Noorse sage, want 'hoewel het voorjaar voor de deur stond, had het een week tevoren nog uitzonderlijk hard gesneeuwd, waarna de kou in alle felheid was teruggekeerd'. Ook dit jaar weet Koning Winter van geen wijken, de straten liggen er spiegelglad bij en toch wordt er druk gefietst, net als in De tuin van de familie Finzi-Contini, want dat is een fietsstad aan zichzelf verplicht. Een spierwit sneeuwlandschap heeft altijd iets tijdeloos. 's Avonds, tegen achten, trekt de stroom mensen als vanouds 'langs de verlichte etalages van de Via Bersaglieri del Po zoals over de Mercerie in Venetië' en op de Corso Giovecca zou je zomaar dokter Fadigati uit De gouden bril tegen het lijf kunnen lopen, met de Corriere della Sera in zijn jaszak. Het tragische verhaal van deze homoseksuele arts die door de provinciestad in de ban werd gedaan, is een voorafschaduwing van wat Ferrara voor zijn joodse gemeenschap in petto had. Hier wordt anders-zijn bestraft met uitsluiting, daar gaan al Bassani's boeken over.
De Ferrarezen zijn nooit dol geweest op de auteur en dat was volkomen wederzijds. Bassani vond de inwoners hypocriet, beschreef de plaats als 'een soort graftombe of gevangenis' en verkaste in 1943 voorgoed naar Rome, maar Ferrara bleef koppig door zijn werk spoken. De plaatsaanduidingen zijn zo talrijk en nauwkeurig dat je met zijn boeken in de hand door de straten kunt struinen. Door de kronkelsteegjes van het oude joodse getto, over de negen kilometer lange stadsmuren en over de kinderhoofdjes van de kaarsrechte Corso Ercole I d'Este, 'die je naar de oneindigheid lijkt te voeren'. Aan het eind van die statige straat situeert de schrijver het landgoed van de Finzi-Contini's, omgeven door een onmetelijk park. Die mythische tuin bestaat niet, waarschuwde hij destijds al, maar de roman vertelt wel een waargebeurd verhaal. Dat van de teloorgang van de joodse gemeenschap van Ferrara, die geen mens destijds had zien aankomen. Zelfs na de afkondiging van Mussolini's rassenwetten, in 1938, geloofden de joden van Ferrara nog dat het allemaal niet zo'n vaart zou lopen. Waren ze niet vanaf het begin voorbeeldige fascisten geweest? De meesten hadden zelfs een partijkaart van de Fascio op zak. Toch werden ze collectief afgevoerd naar Duitsland, voor een enkele reis, en opgeslokt door de vernietigingskampen. Met De tuin van de familie Finzi-Contini gaf Bassani hen het graf dat ze nooit hadden gekregen.
Deportatie
De roman opent niet voor niets in een dodentuin. Een bezoek aan de Etruskische dodenstad van Cerveteri voert de verteller terug naar de joodse begraafplaats van Ferrara, waar zich het protserige praalgraf van de Finzi-Contini's bevindt. Sinds 2000 ligt ook hun geestelijke vader er begraven. De roestige poort van het kerkhof aan de Via delle Vigne oogt bijzonder ongastvrij en zwaait zelden open, maar als je aan de zijdeur aanbelt komt er fluks een oude portierster aangesloft. De dodenakker is opvallend dunbevolkt en het sneeuwt ongenadig, zodat het er nog vrediger en stiller is dan gewoonlijk. Het grafmonument van de Finzi-Contini's, schrijft Bassani, 'was groot, massief, indrukwekkend. Het viel op, het sprong meteen in het oog', maar het is nergens te bespeuren. Nogal wiedes, we hebben hier met romanpersonages van doen. Er liggen opvallend veel Finzi's en geen enkele Contini, maar Finzi-Magrini's komen ze niet tekort. Het verhaal uit de roman zou zijn gebaseerd op dat van een zekere Silvio Finzi-Magrini. Hij staat alvast op de marmeren gedenkplaat met de namen van gedeporteerden aan de oude synagoge in de Via Mazzini, die ter sprake komt in Binnen de muren en waarop ook een paar Bassani's prijken. Het gebedshuis is gesloten sinds de aardbeving van 2012.
Amper vijf gedeporteerden zijn levend uit de hel teruggekeerd en toch zijn er op het kerkhof best veel recente graven. Is er dan nog steeds een joodse gemeenschap in Ferrara? Natuurlijk, zeggen ze bij de toeristische dienst, op zo'n toon van zie-je-wel-dat-het-met-die-jodenvervolging-nog-best-meevalt. En nee, de herinnering aan de auteur wordt in het stadje niet bepaald gecultiveerd, maar de tuin van de Finzi-Contini's bestaat wel degelijk, beweert de vrouw achter de balie: die is namelijk op een van de stadsparken geïnspireerd. Ook de tennisclub uit de roman is er nog steeds. Ze heet niet Eleonora d'Este maar Marfisa en ligt in de straat achter het huis waar Giorgio zijn jeugdjaren sleet. Die woning in de Via Cisterna del Follo, die beschreven staat in Achter de deur, is privé-eigendom en kan niet worden bezocht.
Kennelijk heeft de vrouw Bassani's boeken niet gelezen, want van het Caffè della Borsa heeft ze nog nooit gehoord. Deze eetgelegenheid, een vaste stek in zijn boeken, is onlangs gesloten, maar Da Giovanni, 'tegenover de torens van het Kasteel die boven onze hoofden uitstaken als dolomieten', houdt nog dapper stand. De schrijver was bepaald niet zuinig met eetadresjes en nooit te beroerd om in zijn werk reclame te maken voor plaatselijke specialiteiten: gebakken paling en salama da sugo, een zwaar verteerbare worst waarvan het recept nog uit de renaissance dateert.
Verdwenen en verloren
Bij de toeristische dienst kunnen ze me niet veel wijzer maken, maar waarom probeer ik het niet eens bij de gemeentebibliotheek? De Biblioteca Ariostea in de Via Scienze wordt beschreven in De tuin van de familie Finzi-Contini, maar niet in gunstige zin. Is dit de plaats waar de jonge Bassani uit de leeszaal werd gebonjourd? De bibliothecaresse geeft het grif toe, een tikkeltje schuldbewust. Op een middag in 1938 werd Giorgio door een overijverig personeelslid gesommeerd het gebouw te verlaten. Het was het jaar van de rassenwetten, een traumatisch keerpunt in zijn leven en werk. De verteller van De tuin is hetzelfde lot beschoren, maar die kan in de goed gestoffeerde privébibliotheek van professor Ermanno terecht. Terwijl het fictieve jongmens zorgeloos een balletje slaat op de tennisbaan van de Finzi-Contini's en verkikkerd raakt op Micòl, de vlasblonde dochter des huizes, moest Bassani afzien van zijn katholieke verloofde en stortte hij zich onverschrokken in het antifascistische verzet. Het kwam hem op een verblijf in de gevangenis in de Via Piangipane te staan, wat hem een uitstekende gelegenheid leek om Tolstojs Oorlog en vrede te herlezen. Achter de oude strafinrichting werd onlangs een gloednieuw gebouw neergepoot dat een joods herdenkingsmuseum herbergt, maar waarin voor de herdenking van Bassani geen plaats is ingeruimd. De literatuurtoerist wordt in Ferrara niet in de watten gelegd, dat is het minste wat je kunt zeggen. Het huis uit zijn jeugdjaren kan niet worden bezocht, zijn boeken liggen nergens in de etalage en van de herinnering aan de auteur wordt nergens werk gemaakt.
'Het vage gevoel van zinloosheid van elke herdenking kwam bij me op,' verzucht de verteller van De tuin van de familie Finzi-Contini. Je kunt over de Corso Ercole I d'Este en de stadswallen peddelen tot je een ons weegt, de joodse gemeenschap is onherroepelijk in de gaskamers verdwenen, het verleden is voorbij en ook dat paradijs is voorgoed verloren. Wat blijft is een vervagende herinnering. En Het verhaal van Ferrara, die weemoedige elegie voor een verdwenen wereld. Micòl Finzi-Contini wist het al: 'Ook dingen sterven, beste jongen. En als zij ook moeten sterven, alla, dan is het maar beter om ze te laten gaan.'
Giorgio Bassani's 'Het verhaal van Ferrara' bestaat uit zes delen ('De tuin van de familie Finzi-Contini', 'De gouden bril', 'De geur van hooi', 'De reiger', 'Binnen de muren' en 'Achter de deur'). Ze zijn heruitgegeven door De Bezige Bij.
Alexandra De Vos
ob/kt/02 o
Àla recherche du temps perdu, op zoek naar de verloren tijd. Proust maakte daar als schrijver naam mee, Madeleines soppend in een kopje thee tot er een stroom aan herinneringen en een romancyclus van kwam. Couperus had het in onze lage landen ook het liefst over de dingen die voorbijgaan, over oude mensen en de Haagse kringen van de belle époque. Evelyn Waugh deed het in Engeland met het tot uitsterven gedoemde ras van de stamboomaristocraten (herinner u het tot een prachtige serie bewerkteBrideshead revisited). Zo heeft elk taalgebied zijn herinneringskunstenaars, de schrijvers die gevoelig zijn voor wat verloren gaat, of al verloren is, en die strijd voeren tegen het vergeten. Italië had een schitterend herinneringskunstenaar in Giorgio Bassani (1916-2000).
Bassani werd geboren in de Joodse middenklasse van het stadje Ferrara, in een gemeenschap die vóór de Tweede Wereldoorlog bloeide. Ze was modern, geassimileerd, patriottisch - de meeste Joden hadden zelfs een partijkaart van de fascisten op zak. Want Mussolini leek de kwaadste niet, hij was zelfs niet antisemitisch. Een clown en een windhaan, ja - maar geen bloeddorstig monster als Hitler. En tot ver in de jaren 30, vóór de rassenwetten de Joden meer en meer uitsloten van het publieke leven, konden de meesten zich geen voorstelling maken van het kwaad dat op handen was. Er werd gestudeerd, getennist, getrouwd. Het leven was goed in Italië. Tot dat allemaal ophield. Tot het leven noodlot werd, 'een, trage, geleidelijke afdaling in de bodemloze trechter van een maalstroom'.
Onaanraakbaar
Bassani stond erbij en keek ernaar, en ook hij werd uiteindelijk meegesleurd. In de romancyclus Het verhaal van Ferrara legde hij de geest en de gebeurtenissen van die gedoemde jaren 30 vast. En het hoogtepunt is De tuin van de Finzi-Contini's (1962), de geschiedenis van een jeugdliefde.
Micòl, zo heet het meisje dat het hart van de naamloze verteller in deze roman doet kloppen. Van kindsbeen af is hij door haar gefascineerd - hij, een dokterszoontje met een romantische inborst. En zij: hoogblond, sprankelend, opgroeiend in de splendid isolation waarin haar aristocratische afkomst haar dwingt. Want de Finzi-Contini's hebben zich na de dood van hun eerstgeborene teruggetrokken op een kasteeldomein, verscholen achter oude bomen en een hoge muur. De verteller vangt af en toe een glimp van hen op, op straat en in de synagoge, 'op weinig meer dan een meter afstand, en toch mijlen ver weg, onaanraakbaar: als werden ze rondom door een glazen wand beschermd'. Het paradijs achter de muur, de plek waar Micòl lacht en speelt, is niet voor gewone stervelingen bestemd.
Maar in de nazomer van 1938, als alle Joodse jongeren uit de plaatselijke tennisclub worden gezet, zwaait plots de poort open. De verteller mag met zijn vrienden een balletje gaan slaan op de privébaan van de Finzi-Contini's. In die magische dagen, 'dagen van zacht glazige, lichtende roerloosheid', zwerft de verteller met Micòl door het park. Zij doet hem kond (in een familiedialect dat ze het 'Finzi-Continiaans' doopt) van haar liefde voor oude bomen en opaalglas, voor haar neogotische landhuis en voor haar ziekelijke broer Alberto. Terwijl buiten, aan de andere kant van de muur, het net zich meer en meer spant rond de brave Joodse burgers, vluchten de twee verwante zielen in kinderlijk-onschuldige intimiteit, tot de verteller een stap te ver gaat en verjaagd wordt uit het paradijs.
De gruwelen van zijn tijd
Zelfs jaren later, als de verteller schrijver is geworden, is de tragedie niet verwerkt. Misschien was Micòl te wijs voor haar jaren, wist ze hoe haar familie zou eindigen en weigerde ze elke hoop. Misschien waren hij en Micòl té gelijk, allebei onverschillig voor het plezier in het hier en nu dat gewone mensen hebben. 'Voor mij, net als voor haar, telde meer het verleden dan het heden, meer de herinnering aan bezit dan het bezit zelf. Tegenover de herinnering kan elk bezit alleen maar teleurstellend zijn, banaal, ontoereikend.'
Laat die ondeugd van zijn alter ego, dat 'altijd met het hoofd achterstevoren lopen', nu net Bassani's grootste kwaliteit zijn. Wie anders zou met zoveel finesse, zoveel ingehouden liefde de herinnering levend houden aan een gemeenschap die bijna voltallig in de Duitse verbrandingsovens verdween? Ja, De tuin van de Finzi-Contini's is in de eerste plaats een liefdesgeschiedenis, maar in de marge smokkelt Bassani de gruwelen van zijn tijd. Terloops aangeraakt, eenvoudig geregistreerd. Zoals de ooms en tantes van de verteller, 'met hun arme gezichten bekroond door burgerlijke hoedjes of omlijst met burgerlijke permanentjes, zo ongeschikt om het werkelijke belang van het heden in te schatten en in de toekomst te kijken'.
Maar onafwendbaar was die toekomst, en allemaal werden ze weggeblazen, de Finzi-Contini's en hun burgerlijke tegenhangers, 'als lichte bladeren, als vellen papier...'. Of toch niet? Die vellen papier hebben hen ook bewaard. En samen met Micòl in haar tuin van Eden bevolken de Joden van Ferrara een roman van een grote klassieke schoonheid. Verwacht geen rauwe Holocausttragiek vanDe tuin van de Finzi-Contini's. Verwacht weemoed en een precieze, heldere stijl, blauw als de zomerhemel boven Ferrara. Dat is de stille kracht van de herinneringskunst.
GIORGIO BASSANI
De tuin van de Finzi-Contini's.
Vertaald door Jan van der Haar, ingeleid door Bas Heijne, De Bezige Bij, 282 blz., 15 euro (e-boek 9,99 euro). Oorspronkelijke titel: 'Il giardino dei Finzi-Contini'.
Alexandra De Vos ■
Sam De Wilde
2/ei/08 m
Echte literatuurliefhebbers zullen in hun boekenkast een tiental centimeter moeten vrijmaken voor `Het verhaal van Ferrara'. Met de zes delen omvattende verzameling verhalen en romans van Giorgio Bassani is één van de blinkendste parels uit de Italiaanse literatuurgeschiedenis opnieuw verkrijgbaar. Patrick Modiano en Parijs, James Joyce en Dublin of Stieg Larsson en Stockholm: sommige Europese steden hebben dankzij bepaalde schrijvers welhaast geen toeristische dienst meer nodig, maar de door Giorgio Bassani tussen 1953 en 1972 veelvuldig beschreven Noord-Italiaanse provinciestad Ferrara wordt door literatuurminnende toeristen niet bepaald platgelopen. Daar is slechts één mogelijke verklaring voor: wie Bassani leest, krijgt zo'n intiem, rijkgeschakeerd en gedetailleerd beeld van de stad dat een bezoek eraan geheel overbodig wordt. Veel mooier dan in Bassani's romans kan ze toch niet worden. Nochtans kon de in 2000 overleden schrijver de stad waar hij in opgroeide niet snel genoeg voor Rome verruilen en beschreef hij noch de mooiste hoekjes uit haar kronkelende stratenplan, noch de fraaiste pagina's uit haar lange geschiedenis. Zijn duurste woorden spendeert Bassani aan de fictieve villa en de al even fictieve gronden van het joodse gezin uit zijn bekendste roman `De tuin van de familie Finzi-Contini', maar zelfs die lyrische omschrijvingen worden overschaduwd door de fascistische onheilswolk die boven het geheel van Bassani's Ferrara-proza hangt.
Van in de uiterst zorgvuldig gecomponeerde verhalen uit `Binnen de muren' tot in de losser gepende schetsen uit `De geur van hooi' schrijft de joodse auteur voornamelijk over de jaren waarin Mussolini de nationale held van Italië was, diens fascistische partij rassenwetten afkondigde en de levensomstandigheden voor de mensen uit de joodse gemeenschap van Ferrara, en elders, steeds grimmiger werden. Toch is beweren dat Bassani's enige thema vooroorlogs Ferrara is bijna even onzinnig als beweren dat het prominentste onderwerp van zijn literaire voorbeeld Marcel Proust een klein schelpvormig cakeje is. In `Het verhaal van Ferrara' creëert Bassani met twee verhalenbundels (`Binnen de muren', `De geur van hooi'), twee coming-of-ageromans (`Achter de deur', `De tuin van de familie Finzi-Contini') en twee drama's (`De gouden bril', `De reiger') niet alleen een literaire stad om in te verdwalen, maar ook een literaire gedenksteen voor een cultuur die nagenoeg integraal eindigde in de nazistische vernietigingskampen. De fijnzinnige auteur behandelt de grote en vooral ook de kleine kantjes van de menselijke soort met door milde ironie en plagerig cynisme gekruide frasen die slingeren als Ferrarese steegjes. Want, zoals bij elk waarlijk groot schrijftalent, is bij Bassani het échte onderwerp uiteindelijk de taal zelf. Omdat, in 's mans eigen woorden, `een verhaal pas werkelijk betekenisvol, poëtisch kan worden als het behalve boeiend voor de lezer tegelijkertijd puur spel is, een abstract, geometrisch spel met volume en ruimte.' Als de literatuur daadwerkelijk zo'n spel is, dan is Bassani, die zich al in de jaren 70 aan het voortdurende herschrijven van zijn eigen oeuvre zette, er een grootmeester in. Voor wie zich daarvan wil vergewissen, volstaat het om er zijn kortverhaal `Lida Mantovani' bij te nemen. Dat volmaakte stukje proza, waar hij naar eigen zeggen haast twintig jaar voor nodig had, levert niet enkel de mooiste voorbeelden van Bassani's literaire ra nement, met zijn heerlijke door mijmeringen, commentaren en andere zijdelingse opmerkingen onderbroken zinnen, het bevat ook de bitterzoetste staaltjes van de licht melancholische toon die de schrijver perfect beheerste. Om op verpletterende wijze een verstandshuwelijk te beschrijven heeft Bassani aan amper twaalf woorden genoeg: `De daaropvolgende jaren, arbeidzaam, rustig, hoofdzakelijk gelukkig, leverden geen gebeurtenissen van belang.' Van belang is deze ongezien mooie heruitgave wél.
31/12/2002
De roman van Giorgio Bassani verscheen in 1962 en werd in 1970 verfilmd door Vittorio de Sica. Hij vertelt het weemoedige verhaal van een aantal jonge joodse universitairen in het Ferrara van voor de Tweede Wereldoorlog. Hoofdfiguren zijn Giorgio en Micòl. Giorgio is een 15-jarige, wat naïeve jongen uit een eenvoudige joodse familie, die verliefd wordt op Micòl. Zij behoort tot de rijke familie Finzi-Contini en is voor Giorgio dus onbereikbaar. Zij verliezen elkaar negen jaar uit het oog, maar ontmoeten elkaar opnieuw in 1938. Micòl is een vrijgevochten vrouw geworden, die in Venetië studeert en een proefschrift voorbereidt over Emily Dickinson. Tussen de jongelui ontstaat een vreemde verhouding, gebaseerd op aantrekking en afstoting. Wanneer de rassenwetten de joden verbieden lid te zijn van sportclubs, stellen de Finzi-Contini hun tuin en tennisvelden open voor hun rasgenoten. Naast de twee protagonisten zijn er ook nog Alberto, de broer van Micòl en een communistische vriend uit Milaan, Malnate. De jongelui beleven er een prachtige nazomer. De tuin van de Finzi-Contini is een soort microkosmos, afgesloten van de wereld en de dreiging van het fascisme en de oorlog. Uiteindelijk durft Giorgio het aan Micòl zijn liefde te verklaren, maar hij loopt een blauwtje. Zij beschouwt hem als een goede vriend, maar tot meer is zij niet bereid. Wanneer Giorgio aandringt, wijst zij hem af en vraagt hem minder naar hun huis te komen. De ontgoochelde Giorgio ontdekt echter dat Micòl er heimelijk een minnaar op nahield. Maar de jongeman kan zich vrijvechten van de betovering van Micòl en van de tuin van de Finzi-Contini. Onder invloed van zijn vader, met wie hij in onmin leefde, slaagt hij er uiteindelijk in zijn onmogelijke liefde vaarwel te zeggen. Het eigenlijke verhaal eindigt in 1941. In een korte epiloog verhaalt Bassani welke ontgoochelingen de vroegere vriendenkring te wachten staan: Alberto sterft, de overigen worden gedeporteerd en sterven in de concentratiekampen. Giorgio overleeft echter en vertelt ons in 1957 het melancholische verhaal van zijn jeugd. Deze jeugdherinneringen zijn plots bij hem opgekomen bij het bezoeken van de Etruskische necropool van Cerveteri.
De herinneringen en het verleden zijn de belangrijkste elementen van deze autobiografische bildungsroman, waarin de personages zich niet kunnen aanpassen aan het heden. Bassani werd in sterke mate beïnvloed door de filosofie van Benedetto Croce. De tuin van de Finzi-Contini behoort tot de klassiekers van de Italiaanse literatuur van de 20e eeuw. [Bernard Huyvaert]
Redactie
De Italiaanse auteur Giorgio Bassani (1916-2000) heeft lange tijd in Ferrara gewoond en heeft in deze stad veel van zijn werk gesitueerd. Enkele van de zich in Ferrara afspelende romans en verhalen werden later uitgegeven als de delen ‘Het verhaal van Ferrara’. Dit deel*, ‘De tuin van de familie Finzi-Contini’, heeft als grondmotief het isolement van een min of meer aristocratisch levende joodse familie die in alle stilte werd weggevoerd en vernietigd door de Duitse nazi's. De hoofdpersoon-verteller is ook joods, maar komt uit een ander milieu. Door de steeds verdergaande uitsluiting van joden uit het publieke leven van Ferrara komt de hoofdpersoon nader met de familie in aanraking, met hun tuin, tennisbaan en privébibliotheek en kan zich de broze liefde ontwikkelen tussen hem en Micol, de wispelturige dochter des huizes. Hoewel Bassani nog onder de naoorlogse realistische schrijvers van verzetsliteratuur gerangschikt kan worden, onderscheidt hij zich toch, omdat het jood zijn voor hem eenzaamheid impliceert, waarbij de geschiedenis slechts als achtergrond fungeert. De beschrijvingen van de tuin, de personen en de verschillende psychologische stadia van verliefdheid die de hoofdpersoon doorloopt, zijn schitterend.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.