De weg naar buiten
Arthur Schnitzler
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Uitgeverij Aspekt, © 2018 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : SCHN |
Arjan Peters
te/ep/29 s
Ook al kennen we Arthur Schnitzler als toneelschrijver en prozaïst, de wetenschap dat hij was opgeleid als arts hoeft geen verbazing te wekken. Het detecteren van ontstekingen en pijnpunten is zijn leven lang een specialiteit gebleven; aanvankelijk met levend materiaal in de vorm van patiënten voor zijn neus, en nadat hij in 1893 voor het schrijverschap had gekozen met een keur aan personages op de snijtafel die hij door een schrijftafel had vervangen.
Het is lang geleden, het Weense fin de siècle, en de controverses rond Schnitzlers beroemde Traumnovelle (de inspiratie voor de erotische thriller Eyes Wide Shut) en het scandaleuze toneelstuk Reigen zijn inmiddels verflauwd. De huichelarij, de dubbele moraal, het ontmaskeren - het was nuttig en dat is het gebleven, maar we kijken er niet meer zo van op.
Om die reden signaleerde ik in januari slechts dat het debuut van Schnitzler, de novelle Sterven uit 1893, voor het eerst in het Nederlands is verschenen, doordat de veelzijdige Jef Rademakers hiertoe het initiatief had genomen. Maar nu hij daar de novelle Beate en haar zoon uit 1913 aan heeft toegevoegd, eveneens nooit eerder vertaald, heb ik beide onbekende Schnitzlers gelezen en moet ik de vertaler dringend danken voor deze geschenken.
Ze laten zien hoe scherp Schnitzler was in het ontleden van broeiende gevoelens die van zijn personages bezit kunnen nemen zonder dat ze dat willen - wat vaak de oorzaak van hevige verwarring is. Drie jaar geleden was dat ook nog te zien aan Late roem, de vertaling (door Elly Schippers) van een vroege novelle die pas in 2014 uit de nalatenschap van de Weense meester werd bevrijd. De oude vrijgezelle ambtenaar Saxberger, die in zijn jongelingsjaren een dichtbundeltje heeft geschreven, wordt door een groepje aspirant-scribenten in een koffiehuis ontdekt en als het ware tot herleven gewekt; ze halen hem binnen en fêteren hem. Maar hij ís die jonge dichter niet meer, en door de verlate erkenning priemt akelig de eenzaamheid, waar hij tot dan toe eigenlijk geen last van had gehad. Als je zo'n gevoel in een ogenschijnlijk opgewekt verhaal kunt oproepen, behoor je tot de zielkundig onderlegde schrijvers.
Dat was Schnitzler vanaf den beginne, kunnen we nu pas met stelligheid beweren. In zijn debuut Sterven bespeelt hij het register van het melodrama. Een zekere Felix hoort dat hij nog één jaar te leven heeft (vermoedelijk tuberculose), en zijn vrouw Marie roept prompt solidair uit dat zij dan óók niet verder wil leven. Volgen bittere tranen, tobberijen, verplaatsingen naar het platteland en een andere stad. Wat is wijsheid; wennen aan het idee dat het over een tijdje gedaan is, of het onheil ontkennen en proberen zorgeloos te genieten?
Intussen komt alles in het teken te staan van de ziekte van de allengs zwakkere Felix. Hij wordt al gek als Marie een uurtje in de buitenlucht is geweest, om even aan de verstikking te ontsnappen. Zij wil helemaal niet dood. Hij lijkt haar geen leven ná hem toe te staan. Mooi om te zien hoe het werkelijke drama niet die aangekondigde dood is, maar de liefde die door het lijden van een van de partners ook ernstig wordt aangetast. En dat alles in welluidende, enigszins antieke woorden vervat.
Ook in Beate en haar zoon is het een en al handkussen en hoffelijkheid, monocles en maanlicht. Schnitzler kan in een paar alinea's een genoeglijk tafereel schilderen. In een zomer aan een bergmeer wil de weduwe Beate op haar 17-jarige zoon Hugo passen, want er zit in dat warme oord ook een hunkerende barones wier man nogal eens weg is (elders aan het werk, of aan de boemel, en waarschijnlijk allebei).
Er komt een logé in huis, de 'vroegrijpe bengel' Frits. Leuk gezelschap voor Hugo. Maar voor Beate evenzeer, moet ze vaststellen, na al van zichzelf geschrokken te zijn toen ze op zekere middag een paar kerels had zien tennissen, die haar groetten: 'Vooral de jonge dokter Bertram had een soort bedachtzame spot om zijn lippen, liet zijn blikken van boven tot onder over haar heen glijden, zoals hij nooit eerder had gedaan, of zoals zij nooit eerder had gemerkt. En toen zij afscheid nam om nu eindelijk eens naar de villa te lopen, trok hij schertsend een vinger van haar door het gaas en drukte er een kus op die maar niet ophield. En hij glimlachte brutaal, toen er een paar boze, donkere rimpels op haar voorhoofd verschenen.'
Beate's verzet is te gering, dokter Bertram heeft iets wakker gekust dat zich niet meer kooien laat. Als later Frits onverwacht toenadering zoekt, trekt ze met verlangende armen de gloeiende jongen naar zich toe.
Het kan niet en het hoort niet. Maar het gebeurt, en niet eens alleen in gedachten. Arthur Schnitzler legde de gevoelens bloot die zich van mores en wil niets aantrekken. Jef Rademakers kon het niet langer aanzien dat deze novellen nooit zijn vertaald, en werkte die omissies vaardig weg.
Het lezen van oude novellen van Arthur Schnitzler is als kijken naar een zwart-witfilm. De taal is deftiger dan we gewend zijn, het tempo lager, de kostuums doen verouderd aan. Maar dan ineens branden de emoties door alle barrières heen.
Arthur Schnitzler: Sterven
***
Uit het Duits vertaald door Jef Rademakers. Aspekt; 156 pagina's; € 18,95.
Arthur Schnitzler: Beate en haar zoon
****
Uit het Duits vertaald door Jef Rademakers. Aspekt; 132 pagina's; € 18,95.
Theo Vos
De jonge, welgestelde Felix vertrouwt de optimistische diagnostiek van bevriende arts Alfred niet en raadpleegt een professor. Die velt het vonnis: hij heeft nog een jaar te leven. Hoewel zijn ziekte niet genoemd wordt, is duidelijk dat het om tbc gaat. Zijn verloofde Marie smeekt, buiten zinnen van verdriet, samen met hem te mogen sterven. En dan volgt Schnitzler heel subtiel de psychologische ontwikkeling bij beide hoofdpersonen tegenover dit wrede lot. Aanvankelijk is Felix gesloten over zijn gevoelens, vervolgens afwisselend klagerig en wreed cynisch en ten slotte onredelijk eisend tegenover Marie, die parallel daaraan van ongelovig, via volledig uit het veld geslagen, overbezorgd en kil-leeg naar vrijwel vijandig evolueert. Zo gaat niet alleen Felix' gezondheid, maar ook de liefdesrelatie naar de knoppen. Het verhaal ontmythologiseert de, in die tijd modieuze, romantische 'Liebestod' (Wagner). Schnitzler (1862-1931), zelf arts, geldt als een van de belangrijkste Oostenrijkse schrijvers. 'Sterven' was zijn briljante debuut, dat nu voor het eerst in het Nederlands verschijnt.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.