Ook daar valt het licht : gedichten
Miriam Van Hee
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
De Bezige Bij, 2017 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : POEZIE : VANH |
Paul Demets
ob/kt/11 o
De zintuigen van de dichter worden gescherpt door de nieuwe indrukken op de plaatsen waar ze komt. Maar ze houdt net zo van vertrouwde plekken en landschappen. Want ook die kunnen vragen oproepen en je alles opnieuw doen overdenken. Want, zoals ze schrijft in 'reis en bestemming': 'het is waar,/ in andere steden doen wij meer moeite, kijken/ naar peuken en stof op de weg'.
Van hee koos niet toevallig een motto van de bijzondere Oostenrijkse schrijver Robert Walser, voor wie het wandelen zo belangrijk was: 'Je hoeft niet veel bijzonders te zien. Je ziet al zo veel.' Dat sluit ook aan bij de manier waarop ze schrijft. Alles in haar poëzie lijkt op het eerste gezicht vredig en vertrouwd. Het rustige ritme van haar gedichten, de herkenbare situaties en de heldere zegging dragen daartoe bij.
Maar altijd weer worden we als lezer op het verkeerde been gezet. Door Van hee's poëzie zoeken we het verrassende in het vertrouwde op, het ontwrichtende in het gewone, het duister in het licht, het elders in het nu.
Zoals in het gedicht 'boottocht' dat ik koos. Dat kunnen we niet alleen lezen als een tocht vanuit het volle leven naar de vergankelijkheid, maar ook als een blik op de onvatbare kanten van de werkelijkheid, alsof het leven zich elders bevindt. In de poëzie van Miriam Van hee wordt er dan ook vaak van achter glas gekeken. Er zijn een hier en een daar. In 'paviljoen bij paal 17' lezen we: 'je/ doet je ogen dicht en het is al naar de raamlijst toe geschoven'. Ook in 'boottocht' en op meerdere plaatsen in de bundel is dat het geval. En er is dat licht waardoor Van hee in heel haar dichterlijke oeuvre gefascineerd is: het bepaalt alles, maar je kunt het niet vatten.
Lichtvoetigheid en hoop
Over haar werk is wel vaker gezegd dat het verstild is. Dat klopt als je verwijst naar de rustige toon. Haar gedichten schreeuwen nooit om aandacht. Alleen al het weglaten van hoofdletters versterkt dit beeld.
Maar er is zeker geen sprake van bewegingloosheid. In een vroegere bundel gebruikte ze het beeld van 'ingesneeuwd' te zijn. Nu is er vooral sprake van dynamiek. Er gaat zelfs, ondanks de melancholie, een zekere lichtvoetigheid mee gepaard. En hoop. Het slotgedicht gaat bijvoorbeeld over gemis, maar ook over hoe je 'voor het eerst een kuifmees zag die/ zich bewust leek van je afwezigheid/ en bereid je de weg te wijzen, springend/ van twijg naar twijg, het bos uit'.
Van hee is sterk gefascineerd door het veranderlijke. Ze zou de dingen wel willen vastleggen, als een verweer tegen de tijd, maar ze beseft dat het niet kan. Heeft dat allemaal wel zin en hebben de dieren niet eerder gelijk, vraagt ze zich in 'wandeling op texel' af, wanneer ze de hooglanders ziet grazen: 'we gissen naar betekenis,/ zij niet en wij vergissen ons'.
Ook de maatschappij verandert. In de afdeling 'een maand aan het meer' beschrijft ze het schrille contrast tussen diegenen die rondvaren met hun luxeboten op het meer en de asielzoekers, 'de niet verdronkenen, waar/ praten ze over, wat zullen ze morgen eens doen'.
De muzikaliteit in als werden wij ergens ontboden is sterk. Ze wordt in de hand gewerkt door het ritme en de vorm, alsof ze de grip op wat ze wil zeggen niet wil verliezen, ondanks de onvatbare veranderlijkheid.
Dit is een bundel waarvan je pas geleidelijk aan voelt wat hij met je doet, als het effect van de zon op je huid.
Luuk Gruwez
ob/kt/13 o
Miriam Van hee (65) heeft veel talent voor eenzaamheid. Die inspireert haar en doet haar scherper kijken, niet afgeleid door een medemens. Niet dat zij niet begaafd in samenzijn is. Samen wandelen, bijvoorbeeld, wijn drinken, deelnemen aan een vertaalworkshop, reizen en nog zoveel meer: daar wordt net zo goed groot enthousiasme voor opgebracht. In Als werden wij ergens ontboden, haar nieuwste, staan dan ook zowel gedichten die vanuit isolement zijn geschreven, als andere die de weerslag van een grote verbondenheid zijn. Samenkomst en afscheid zijn in gelijke mate aanwezig. Wat die eerste categorie betreft, is de slotcyclus, 'Lente in Käsmu', een van de hoogtepunten. In Käsmu in Estland verbleef ze in een schrijversresidentie. Alleen. Meer van haar gedichten zijn in zo'n residentie ontstaan. Ook op de eilanden Comacina en Texel. Altijd tovert Van hee daarin erg filmische beelden op het netvlies van de lezer. Zij ontpopt zich als een bijzonder sensitief en geraffineerd waarnemer. Zo ook in het gedicht 'de weekendtrein naar Volchovstroj': 'in strepen licht trekt het groen voorbij met vlekken/ van seringen, een gordijn van berkenstammen/ als in droomlandschappen, mensen stappen op met appelbomen en tomatenplanten en / (...)/ op zondagavond keren zij bezweet terug met/ rugzakken en thermosflessen (...)' .
Kijken is al van bij het motto van Robert Walser het bindmiddel van deze poëzie: 'Je hoeft niet veel bijzonders te zien. Je ziet zo al veel.' Het zal inderdaad gaan over de blik en over hoe die tot poëzie kan leiden. Van hee wil alles wat zij ziet, ook al dringt het zich niet erg op, redden uit de klauwen van de vergetelheid door het te beschrijven. Zij legt de dingen die haar omringen een soort verplichte democratie op, weigert ze onder te brengen in een hiërarchie waarin het ene op meer voorrechten aanspraak zou mogen maken dan het andere. Het is de kracht van haar woorden dat zij alledaagsheid minutieus weten te registreren, waardoor die alsnog heel bijzonder wordt. Het landschap bevat van zichzelf al voldoende dramatiek om zoiets te wettigen. Soms sluipt er ook tragiek in. In het gedicht 'Koekoek' doen de dennen haar aan de hoop en de wanhoop in concentratiekampen denken.
Wat opvalt is dat Miriam Van hee vaak indrukken verzamelt door zich te verplaatsen. Het kijken, haar leidmotief, is gelieerd aan haar aan Wanderlust grenzende mobiliteit. Als vanzelf valt daardoor de nadruk op plekken van vertrek en aankomst, afscheid en bestemming, plekken in binnen- en buitenland. In Ook daar valt het licht, haar vorige bundel, ging al veel aandacht naar het licht dat de dingen op een speciale manier onthult. Het lijkt wel of zij zich met het zonlicht wil meten. Net als dat laatste zorgt zij ervoor dat dingen zichtbaar worden, maar dan in woorden. Poëzie is een vorm van belichting. Al dan niet bewust wordt gepleit voor een voortbestaan dat door de subtiliteit van het kijken mogelijk moet worden gemaakt. Het verleent dit werk een grotere affiniteit met de schilderkunst dan met de muziek. Maar stillevens zijn haar gedichten niet. Of misschien toch? Stillevens, die, als je maar secuur genoeg kijkt, door de dichter in beweging worden gezet.
Raam met uitzicht
Het gaat evenwel om meer dan enkel registratie. In een gedicht als 'Reis en bestemming' voegt zij interpretatie toe aan wat zij zo intensief waarneemt. Overal zoekt zij 'aanknopingspunten'. Bijvoorbeeld als zij het over vogels heeft die op draden met elkaar aan het overleggen zijn en op een teken zitten te wachten om gezamenlijk op te vliegen. Mens en dier krijgen gelijkwaardige aandacht. Misschien benijdt zij hun bestaan omdat dit zoveel vanzelfsprekender dan dat van mensen lijkt: '(...) we gissen naar betekenis,/ zij niet en wij vergissen ons (...)'. Er zit in dieren een rustige vastheid die mensen doorgaans vreemd is en die hen immuun maakt voor de wind die de menselijke soort zo vaak 'huilend doet verlangen'. Interpreteren wat zij ziet: Van hee kijkt daartoe meermalen door een raam. Zij wil de werkelijkheid namelijk omlijsten om haar beheersbaar te maken. Daardoor lijkt het wel alsof zij wil voorkomen dat alles wat zich buiten dat raam bevindt, haar gemoedsrust in de weg staat. Ramen zijn er om zich met uitzicht te vullen. Daarbuiten heerst de verlatenheid. Tijdens een wandeling met de geliefde gaat er op een bepaald ogenblik dreiging uit van de natuur. In de wolken is een donkere grot te zien, mogelijk een metafoor voor de wenkende dood. 'als werden/ wij ergens ontboden' schrijft Van hee. Maar voorlopig slagen de ik en haar geliefde erin, solidair met elkaar, weerstand te bieden: 'het was nog te vroeg'.
De dichter weegt het verre en het dichtbije nauwkeurig tegen elkaar af. Zij doet voortdurend aan positiebepaling, definieert als het ware haar identiteit binnen de grenzen van haar entourage. Dit staat er: 'gebogen/ over de kaart om te zien waar we waren'. Voortdurend is zij onderweg. Wanneer zij in het gezelschap van een ander is, schept dit een band die erop gericht is de afstand te verkleinen: 'we voelden ons verbonden/ alsof we wijn gedronken hadden (...)'. Die verbondenheid wil zij ook delen met haar lezer. In wat misschien haar beste bundel tot dusver is.
De Bezige Bij, 72 blz., 18,99 €.
Maria Barnas
em/ec/02 d
Miriam Van hee (1952) beschrijft het schemergebied tussen zoeken naar een plek die geborgenheid geeft en weten dat deze plek niet bestaat - of altijd blijft verschuiven:
je hecht je vlug aan buitenlanden, een/ tafel is genoeg of een raam waardoor/ je naar de zee kunt kijken, er ligt iets/ in de verte, een eiland of een schip, je// doet je ogen dicht en het is al naar de/ raamlijst toegeschoven achter amberbier/ en kaarslicht, een stad die onverstoorbaar/ vordert in de list, je loopt het strand op// als heb je vleugels, maar de feiten passen/ zich niet aan, er liggen stroken schelpen/ die je stuk trapt en bevroren zeesterren,/ hele families die het niet hebben gehaald.
De zeesterren hebben geen thuis maar de dood gevonden. Bovendien wordt de gedachte opgeroepen aan vluchtelingen die de oversteek naar Europa probeerden te maken, vergeefs.
Met kalme observaties neemt Van hee de lezer mee langs havens, stranden, een bergmeer, een vallei. Maar zodra je ergens meent te zijn aanbeland, weet ze met subtiele verschuivingen de grond onder je voeten vandaan te trekken.
In het schitterende openingsgedicht 'haven' komt een baai dichterbij. Op de steiger staat een kind/ aan de hand van een ouder/ het probeert zich los te trekken/ zoals vroeger jij. Terwijl een baggerschip zichtbaar wordt dat slib over de randen werkt en iemand de gordijnen sluit, dreigt degene die het woord voert samen te vallen met het kind op de steiger: ga nu, voor/ herinneringen zich als vingers/ sluiten om je pols, schud je hand/ los, stap aan land.
De ruimte die de gelaagdheid van dit gedicht veroorzaakt, is een plek om thuis te komen.
****
De Bezige Bij; 72 pagina's; € 18,99.
G. Boomsma
Montere melancholie, zo is de poëzie van Van Hee (‘Ook daar valt het licht’*, 2013) eens omschreven. Die weemoed wekt de dichter op door in beweging te komen. Het openingsgedicht ‘haven’ biedt al uitzicht op wat haar innerlijke reizen teweegbrengen: een kind maakt zich los van een ouder. Het reizen is een leeftocht, de dichter een soms angstige zwerfkei aan een meer, op een bergtop, op een eiland. Ze komt daar per fiets, boot, trein, auto en via haar verbeelding: het uitzicht stond niets in de weg. Van haven naar haven, maar veilig is het niet echt. De actualiteit breekt af en toe ongenadig in, of een donkere herinnering. De dieren in de gedichten horen bij de natuur, de mens niet echt. ‘Dit is geen tijd voor de gebiedende wijs’, dicht ze. Toch dreigt er gevaar: door de dennen duiken de kampen opeens op, of een kleine dode vluchteling op de rand van zee en strand. Subtiele gedichten tussen wal en schip. Dichten betekent op doorreis zijn op zoek naar een helder uitzicht. Poëzie voor zoekende zielen.
Janita Monna
ob/kt/14 o
Twee jaar geleden was hij wereldnieuws, de Syrische Aylan Kurdi. Drie jaar was hij pas toen zijn lichaampje aanspoelde op de Turkse kust. Hij was met zijn ouders op zoek geweest naar een leven zonder oorlog en nu lag hij daar, in een rood T-shirtje met zijn gezichtje in het zand. En toch, hoe verpletterend en hartverscheurend de foto van het levenloze jongetje ook was, langzaam verdween Aylan naar de achtergrond, om plaats te maken voor ander nieuws.
Maar zeer recent was hij er weer even, in een gedicht van Miriam Van hee. Zijn naam werd niet genoemd, maar hij was het onmiskenbaar, de jongen met het rode shirt: "hij droomde, maar / hij ging dood, hij werd voorzichtig opgetild, / een vergeefse opdracht, een lichtgewicht, // terwijl hij reisvaardig was, zijn veters had hij // zelf geknoopt."
In bescheiden woorden werd een dekentje om de jongen gelegd.
Het gedicht staat in Van hee's nieuwe bundel, 'als werden wij ergens ontboden'. Net als in eerder werk wordt daarin veel gereisd. Per boot, op de fiets, te voet, per vliegtuig. Van hee verhaalt niet van avontuurlijke vakantietripjes, maar heeft oog voor het kleine, voor hoe een bloem trilt in de wind, hoe het licht valt op de huizen. Haar reizen, naar Texel, Frankrijk, Rusland, zijn minieme verschuivingen van uitzicht, een aansporing tot kijken: 'en het is waar, / in andere steden doen wij meer moeite, kijken / naar peuken en stof op de weg'.
Van hee schetst vooral contouren, van bergen, bomen, vogels. Maar lichtval - haar vorige, voor de VSB Poëzieprijs genomineerde bundel heette 'ook daar valt het licht' - kan daarbij tal van associaties oproepen, ook grimmige: dennenbomen kunnen aan kampen doen denken; en als tijdens een wandeling over het strand schelpen en zeesterren onder de voet gelopen worden, dan klinkt daar onwillekeurig de bootvluchtelingencrisis in door: 'hele families die het niet hebben gehaald'.
Op het eerste gehoor is de taal van Van hee tamelijk gewoontjes, die klinkt ongeveer alsof er iemand zacht tegen je praat. Tot je de zinnen langzaam leest, en nog eens, en merkt hoe precies elk woord op zijn plek gezet is, hoe sterk de regels, zonder oponthoud van hoofdletters of overdadige interpunctie, door klank verbonden zijn. Treffend merkt ze op - in een gedicht over vertalen - "niets valt er af te dingen op rijmen, ze / verbinden als treinen, herstellen in eer // ze werken als wijn."
Doordat ze zo summier zijn ingevuld, worden de verstilde landschappen ook weleens kleurloos en flets. Maar vaker slaagt Van hee erin om bijna terloops heden en verleden, droom en werkelijkheid, het kleine onbeduidende en het oneindig grootse samen te laten gaan. Weet ze haar kalme taal met spanning te laden. 'ga nu, voor // herinneringen zich als vingers / sluiten om je pols'.
De Bezige Bij; 72 blz. € 18,99.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.