Rivier van vergetelheid
Philippe Claudel
Philippe Claudel (Auteur), Manik Sarkar (Vertaler)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
De Bezige Bij, 2016 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : CLAU |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
De Bezige Bij, 2016 |
VOLWASSENEN : ROMANS : CLAU |
Dirk Leyman
i /un/15 j
Rouw én ongefilterd verdriet: het is een constante onderstroom in het oeuvre van de Franse schrijver-filmmaker Philippe Claudel (54). In zijn debuut Rivier van vergetelheid (1999), het woorddronken relaas van een man die zijn geliefde verliest en zich terugtrekt in een dorpsgemeenschap, waren het alomtegenwoordige emoties. In opvolger Zonder mij (2000) kregen we de getergde rouwmonoloog van een ziekenhuisbediende te incasseren.
Wel vaker voegt Claudel daar een diepgewortelde melancholie aan toe. In zijn nieuwe roman - of later we het eerder een aaneenrijging van autobiografische bespiegelingen noemen - De boom in het land van de Toraja is dat opnieuw het geval.
De schrijver, die doorbrak met Grijze zielen (2003) en op een haar na de Prix Goncourt miste met Het verslag van Brodeck (2007), legt de laatste jaren een enigszins wispelturig parcours af. Zijn boeken lardeert hij steeds opzichtiger met een humanitair sausje. Er durven weleens doordrammerige boodschappen binnen te sluipen. Of geeft Claudel zijn cinefiele carrière de voorrang en is schrijven bijzaak geworden? Toch zorgen zijn sierlijke (zij het soms al te breedvoerige) stijl en weloverwogen observaties steeds voor een herkenbaar timbre.
Om de haverklap verliefd
Wie zich ditmaal opnieuw opdoft voor een doorwrocht gecomponeerde roman à la Grijze zielen, is eraan voor de moeite. Claudel windt er geen doekjes om dat hij dicht bij zijn eigen leven blijft. De gemene kanker die zijn beste vriend (de uitgever Jean-Marc Roberts) treft, vormt de aanleiding voor diverse rêverieën over leven en dood.
Ondertussen probeert het hoofdpersonage - een filmmaker van middelbare leeftijd (heb je 'm?) - ook in het reine te komen met zijn scheiding. Hij begint een onstuimige relatie met een jongere vrouw, terwijl Roberts incarneert in de filmproducent Eugène. Spoedig blijkt dat de dood lelijk huishield in Claudels nabije omgeving. Voor elk van hen schrijft hij roerende rouwvignetten, zoals over de klasgenoot die zelfmoord pleegt vanwege een onbeantwoorde liefde of een requiem voor de vermetele klimvrienden van weleer.
Uitgangspunt is een ervaring op een eiland in Indonesië, waar Claudel ontdekt dat het Toraja-volk van rouwen een erg intensief en langdurig proces maakt, dat zelfs maanden in beslag kan nemen en alle familieleden betrekt. Dode kinderen worden er in de holte van een boom gedeponeerd en groeien dus mee de bast in, om zo weer in de natuur op te gaan. Het is voor Claudel de aanleiding tot een reeks uitwaaierende bespiegelingen.
"Berouw, tijd, dood en herinnering zijn slechts verschillende maskers van een gevoel waarvoor in de taal geen woord bestaat en dat je het eenvoudigste kunt aanduiden met het woord 'levensslijtage'", zo staat er bijvoorbeeld. "We zijn continu bezig onszelf vorm te geven tegenover de verstrijkende tijd: we bedenken strategieën, machines, emoties en drogbeelden in een poging hem om de tuin te leiden, te verlengen, uit te rekken, te versnellen, op te schorten of te laten oplossen als de suiker onder in een kopje."
Eugène bestrijdt bijvoorbeeld de tijd door om de haverklap verliefd te worden, zelfs op zijn sterfbed maakt hij een verpleegster het hof. Maar ook de cineast zoekt zijn heil in een nieuwe liefde. Zonder veel drama loopt zijn relatie met Florence op de klippen, vooral door zijn uithuizigheid en groeiende afstand.
Als een voyeur observeert hij vervolgens zijn nieuwe benedenbuurvrouw, die hij later - o toeval - ontmoet bij zijn onderzoek naar ziekte en dood. Elena houdt een filosofische monoloog over de wijze waarop het lichaam onze geest bij het ouder worden in de tang neemt: "Eerst een onvriendelijk lichaam, dan een tegenwerkend, lijdend, vijandig en uiteindelijk verloren lichaam; de stappen volgen elkaar op, onafwendbaar, tot de dood erop volgt."
Spoedig ontstaat er een relatie tussen de ouder wordende man en de jonge vrouw met de slimme inzichten én de weelderige, bruine bos krullen. Is het zijn manier om de dood een hak te zetten? "Ik weet dat ik haar niet verdien en dat zij mij niet verdient." Claudel spot met de clichés, maar beseft dat hij er schatplichtig aan is. En er komt - na de dood van Eugène - ook een nieuwe film.
Stilistische missers
Met zwierige omhaal van woorden snijdt Claudel een resem thema's aan: er wordt gereisd naar Venetië en Kroatië, er wordt gemijmerd en gemediteerd over leven, liefde, dood, lichamelijk verval maar ook over de passie voor filmmaken en bergbeklimmen. Milan Kundera komt om de hoek kijken en zelfs Isabelle Adjani mag een zinnetje herhalen: "Wat vreemd". En met Michel Piccoli spreekt de cineast af in een McDonald's, "omdat geen van de jonge klanten zou weten wie hij was". Ook IS en Lampedusa krijgen een kapittel.
Toch geeft Claudel dit weinig lineaire vertoog een melancholische en vibrerende lading mee, op een toon alsof hij je hoogstpersoonlijk toespreekt. Helaas slaat hij stilistisch soms de bal pijnlijk mis: "Aan de hemel stonden sterren die als ogen naar ons keken", niet bepaald een zin van een topschrijver. Bij andere nodeloos volgepropte frases met te veel komma's verzandt hij in geblaseerde nietszeggendheid.
Natuurlijk breidt Claudel een happy end aan zijn filosofietjes. Het leven triomfeert over de dood in de vorm van een bolle buik. Dat zag je van ver aankomen. Toch kun je uit dit boek genoeg behartigenswaardigs distilleren. De Franse bestsellerauteur weet nog steeds hoe hij zijn lezers om de vingers moet winden.
De Bezige Bij, 224 p., 18,99 euro, vertaald door Manik Sarkar.
Marijke Arijs
i /un/10 j
Op het Indonesische eiland Sulawesi worden bomen gebruikt als begraafplaats voor dode kinderen, want bij de Toraja staat het leven helemaal in het teken van de dood. Dat is bij ons westerlingen wel even anders. Die vaststelling vormt het uitgangspunt voor De boom in het land van de Toraja, waarin Philippe Claudel een hommage brengt aan zijn overleden uitgever en beste vriend Jean-Marc Roberts. De Franse auteur, bekend van internationale bestsellers als Grijze zielen en Het verslag van Brodeck, probeerde zijn dood in 2013 al van zich af te schrijven in een essay, Jean-Bark, en doet dat in zijn jongste roman nog eens dunnetjes over. Jean-Marc Roberts werd voor de gelegenheid omgedoopt tot Eugène en omgeschoold tot filmproducent.
'Ik ben aan deze tekst begonnen zoals je een onderbroken gesprek hoopt te hervatten', zegt de schrijver. De vijftigjarige verteller, die als twee druppels water op de auteur lijkt, heeft zijn allerbeste vriend verloren aan kanker. Na dat overlijden is hij zich bewust geworden van zijn eigen sterfelijkheid en diep gaan nadenken over dood, ziekte en ouderdom. De boom uit de titel is een metafoor voor de roman, waarin meer dan één afgestorvene wordt bijgezet. Behalve Eugène herdenkt het personage in één moeite door ook zijn vader zaliger, een aantal verongelukte collega-bergbeklimmers, een jeugdvriend die zelfmoord heeft gepleegd en een doodgeboren kind. In de boeken van Claudel vallen sowieso altijd een paar sterfgevallen te betreuren, want de auteur is zich scherp bewust van de eindigheid van het bestaan.
Cameo's
Hoe overleef je het overlijden van vrienden en verwanten? Door 'het constant herscheppen van een orde die in iedere fase van het spel door de chaos van de dood overhoop wordt gehaald'. Filosoferen is leren sterven, wist Montaigne al, en dus wordt er een stevige boom opgezet over ziekte, ouderdom en verval. De verteller denkt uitgebreid na over het verraad van ons lichaam, over kwalen en de omstandigheden waarin ze de kop opsteken. Hij zoekt een antwoord op existentiële vragen en geeft de lezer de raad om niet de eeuwige jeugd na te jagen, maar zich op elke leeftijd met zijn lichaam te verzoenen. Tussen de bedrijven door denkt hij terug aan zijn beste vriend, maakt hij trips naar Venetië en Kroatië, en doet op 2 november het kerkhof aan, want op een begraafplaats is de dag van de doden de 'meest levende dag van het jaar'. Ondanks alle somberheid gloort er hoop aan de horizon, want tegelijk is De boom in het land van de Toraja het verhaal van een oudere man die zijn vrouw verruilt voor een aanzienlijk jonger exemplaar. Zo wordt het geen al te macabere bedoening en eindigt de roman niet in mineur, moet de schrijver hebben gedacht.
Nu ja, een roman kun je dit niet noemen. Volgens de definitie van Claudel is dat een onontwarbaar kluwen van droom en werkelijkheid, maar dit autobiografische uitgaafje zegt vooral veel over de schrijver zelf. Van een verhaal is nauwelijks sprake en het aantal personages is beperkt, ook al heeft de auteur een paar beroemdheden gecast om voor bladvulling te zorgen. Milan Kundera, Isabelle Adjani en Michel Piccoli mogen een cameootje doen, net als Jean-Luc Godard, met wie hij kennelijk nog een appeltje te schillen had. Aangezien het personage net als de auteur deel uitmaakt van het filmwereldje, krijgen we een inkijkje in de interne keuken van een cineast die zich uitgebreid verdiept in de verschillen tussen woord en beeld, om tot de conclusie te komen dat geen enkele kunst zo vrij is als de literatuur.
Omdat Claudel bijzonder begaan is met de lijdende medemens, wordt ook de vluchtelingenproblematiek nog even aangesneden, en IS wordt dankbaar ingeschakeld om te bewijzen dat de wereld tegenwoordig door fictie wordt geregeerd. Door al die zijsprongen heeft het boek veel van een slordig in elkaar gegooid scenario. Het is, kortom, een babbelige bedoening geworden, die ook nog eens door een paar minder geslaagde metaforen wordt ontsierd. De regen valt van boombladeren 'als de tranen van een reus die op de wereld rollen' en de tijd ligt 'plat en onbeweeglijk aan de rand van de weg, als een wasbeer in Pennsylvania'. Deze hommage aan zijn overleden vriend, die bedoeld was als een les in overlevingskunst en een oefening in sterven, heeft vooral een hoog therapeutisch gehalte.
Vertaald door Manik Sarkar, De Bezige Bij, 208 blz., 18,99 € (e-boek 12,99 €). Oorspronkelijke titel: 'L'arbre du pays Toraja'.
De auteur: schrijver en cineast, bekend van internationale bestsellers als Grijze zielen en Het verslag van Brodeck.
Het boek: een vijftigjarige cineast brengt een hommage aan zijn overleden vriend en denkt na over de dood, de liefde en het leven.
ONS OORDEEL: een babbelig, bij elkaar geplakt boek.
Menno Gnodde
Zoals op het Indonesische eiland Sulawesi een dode baby van het volk de Toraja in de stam van een majestueuze boom een beschermende tombe vindt, zo schept de ik-figuur in deze beschouwende roman figuurlijk een laatste rustplaats voor zijn beste vriend en producer Eugène, geveld door kanker, maar ook anderen. Herinneringen die geleidelijk zullen vervagen tot een 'schetsmatige aanwezigheid'. Hij beseft 'dat schrijven een uitvaart is waarbij evenveel wordt begraven als er wordt geopenbaard', taal als onvermijdelijke vertekening van de werkelijkheid, maar tegelijk ook veerkracht biedt om door te gaan na een afscheid. De Franse auteur-cineast (1962) illustreert deze bespiegelingen contrastrijk met de emotionele en zakelijke bemoeienissen van alledag, variërend van zijn warmte voor zijn nieuwe geliefde Elena tot de kille bezoekjes aan zijn versufte moeder in het verzorgingstehuis, van zijn filmische en literaire ambities tot de doorstart van de productiemaatschappij, van verval en dood tot creatie en nieuw leven. En zo draagt deze gelaagde roman overtuigend een existentiële missie uit. Claudel brak in 2003 door met ‘Les âmes grises’.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.