De republiek
Joost de Vries
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Niet beschikbaar |
Prometheus, 2014 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ESSAY : DEVR |
Dirk Leyman
il/pr/29 a
Jeroen Brouwers,Het hout (Atlas Contact)
Barok ronkend proza
Niet enkel qua vergaarde jubel steekt Jeroen Brouwers met kop en schouders boven zijn collega's uit. Ook de omvang van zijn doortimmerd rijke oeuvre én zijn leeftijd maken hem bijna incontournable voor een derde Gouden Uil. Met grote unanimiteit stortte de verzamelde kritiek vier of vijf sterren uit over zijn kostschoolroman Het hout. De felheid van deze uitmuntend gecomponeerde roman, waarin het sadisme en het seksueel misbruik door de gluiperige kloosterorde onder de mat worden geschoven, zindert lang na. De jury: "Nooit eerder diende zijn barok ronkende proza, dooraderd met onder meer de katholieke retoriek, beter het opzet van een roman."
Laudatio's, lauwerkransen en huldigingen: Brouwers heeft er de laatste weken karrenvrachten van ontvangen. Met de vingers in de neus is hij de meest logische en soevereine winnaar. Maar een aantal elementen zorgt voor obstakels. Gedoodverfde laureaten winnen zelden. En dat Brouwers zijn neus ophaalt voor het commerciële prijzencircus en steevast zijn kat stuurt, kan hem parten spelen. Een jury mag daar onder geen beding rekening mee houden, maar het speelt vast wel ergens in het achterhoofd. Zelfs als hij wint, neemt hij zijn telefoon niet op, zei hij in Humo, want bezig zijn 75ste verjaardag te vieren.
Bovendien bevat de jury een van zijn zwarte beesten. Tijdens zijn viering in de Bourla zaterdag jl. haalde hij aan het slot uit naar "haaibaai" Marja Pruis, die zijn vorige roman Bittere bloemen "oervervelend", "slaapverwekkend" en "onanistisch" vond en moest "kotsen" van het boek. Hij gaat er blindelings van uit dat zij hem de Boekenuil niet gunt.
Maar wacht even? Noemde Pruis Het hout in De Groene Amsterdammer dan toch niet "hemeltergend mooi"? Met Bart Vanegeren heeft Brouwers overigens een bewonderaar in de jury. Of gunt die zijn stem eerder aan collega Schaevers? Het wordt kantje boordje.
Rob van Essen, Hier wonen ook mensen (Atlas Contact)
Observator van het alledaagse
Slechts fervente volgers van de laaglandse letteren zijn vertrouwd met de naam Rob van Essen. Toch is de 52-jarige Van Essen een man van vele literaire fronten: schrijver van zes romans, korteverhalenschrijver, vertaler en recensent voor NRC Handelsblad en De Groene Amsterdammer.
In de onverhoeds genomineerde verhalenbundel Hier wonen ook mensen zijn de personages allemaal op zoek naar geluk, verlichting en verlossing. "In de vijftien thematisch verwante verhalen in deze bundel toont Rob van Essen zich een meesterlijke observator van het alledaagse en wat zich daaronder verschuilt", zo merkt de jury op. "Van Essens veelgeprezen laconieke stijl maakt deze verhalen een traktatie voor lezers die zich graag verbazen."
Toch is de bundel te wisselvallig om echt te overtuigen. Sommige verhalen laten amper een krasje op de ziel na, ondanks het ontegensprekelijke vakwerk en de grote herkenbaarheid. Andere zijn genadeloos goed getroffen, zoals 'Dat is wat ik je beloof' of 'Het huis aan de Amstel', over twee mannen die een spinnenweb tussen hun fietsen intact houden door voorzichtig evenwijdig te trappen.
Van Essen is een korteverhalenverteller met weinig woorden, geheel volgens de kaalschrijvende traditie die Nederland zo koestert. Onlangs kreeg hij al de J.M.A. Biesheuvelprijs voor de beste verhalenbundel in de schoot. Maar een Gouden Boekenuil is te hoog gegrepen. De kansen van Van Essen lijken miniem, temeer omdat zijn nominatie het resultaat lijkt van een jurycompromis. Kwestie van meerdere genres op de shortlist vertegenwoordigd te zien. Maar had Peter Terrin met Monte Carlo - een lange novelle - hier niet beter staan blinken?
Mark Schaevers - Orgelman (De Bezige Bij)
Biograaf hors catégorie
Dat Mark Schaevers (°1956) een van onze begaafdste literaire journalisten is, weten we al langer via zijn Humo-werk en interviewbundels. Maar hij gooit ook hoge ogen als fijnzinnig en tijdperkgevoelig biograaf. In Orgelman reconstrueerde Schaevers met veel inzet het leven van de vergeten Joodse kunstenaar Felix Nussbaum (1904-1944). Het mondt uit in "een bevlogen reis langs het Europa van de eerste helft van de vorige eeuw".
De jury prees Schaevers als "een biograaf hors catégorie, die het alledaagse vermengt met het bijzondere en zo tot een uitzonderlijk en waarachtig tijdsdocument komt." Dertien jaar lang werkte Schaevers als "een avontuurlijke kamergeleerde" aan dit onder lof bedolven boek, Arnon Grunberg ontwaarde zelfs echo's van Nobelprijswinnaar Patrick Modiano.
Schaevers, in een ver verleden mee aan de wieg van de Gouden Uil, behoort tot de redactie van medesponsor Humo, die met Bart Vanegeren ook een jurylid naar voren kan schuiven. Niet alleen daarom heeft hij goede papieren. Ook omdat het verlangen naar een Vlaamse winnaar in de wandelgangen luider klinkt. Tom Lanoye was in 2003 met Boze tongen de laatste. En mag de non-fictie ook eens aan het feest zijn?
Maar Schaevers kent het klappen van de zweep en blijft doodkalm. "Nu gaat het over de chemie van de affiniteiten van de juryleden. Die is zo onvoorspelbaar dat ik weet dat het dom is daarover na te denken. Dus doe ik het niet", zei hij over zijn kansen in Humo. Als de jury er niet uit raakt, heeft Schaevers het meest valabele profiel. Niemand misgunt hem de onderscheiding.
Niña Weijers,De consequenties (Atlas Contact)
Ideeënroman met envergure
Ooit overkwam het Connie Palmen (De wetten) en Franca Treur (Dorsvloer vol confetti). Nu staat de 27-jarige Nederlandse debutante Niña Weijers in het brandpunt van een hype. De voormalige winnares van een Write Now-concours blijft er bloednuchter onder. Met De consequenties schreef ze een ideeënroman met envergure, waarin de theorietjes en filosofietjes over kunst, identiteit en literatuur in een fors tempo voorbijschuiven.
Het fascinerende hoofdpersonage, de performancekunstenares Minnie Panis, maakt van de werkelijkheid een gevaarlijk laboratorium. De plot mag dan af en toe over the top zijn, je blijft doorlezen in dit gepast ambitieuze debuut.
De nominatie van Weijers en De Vries zijn tekens aan de wand, legde juryvoorzitster Fried'l Lesage in deze krant al uit: "Die hele groep jonge auteurs bezit verrassende pennen. Dat zie ik momenteel niet in Vlaanderen gebeuren, wij hinken wat achterop. En zo is deze shortlist ook een vingerwijzing naar de gevestigde waarden. De rode loper wordt voor hen niet zomaar uitgerold."
Bij de Gouden Boekenuil heeft het jongere grut wel vaker een streepje voor. Winnaars als Robert Vuijsje (2009), David Pefko (2012) en Joost de Vries (2014) sneden de voorbije jaren de grote bonzen de pas af. Met Weijers zou de jury een dubbelslag slaan: een jonge, frisse én bovendien vrouwelijke auteur. Er wordt immers gejeremieerd dat de Gouden Boekenuil schrijfsters systematisch over het hoofd ziet, met Elsbeth Etty met haar Henriëtte Roland-Holst-biografie als enige vrouwelijke laureate in 1997. Enfin, als Weijers - al bekroond met de Anton Wachterprijs - hier de mist ingaat, krijgt ze op 11 mei nog een kans bij de Libris Literatuurprijs.
Joost de Vries - Vechtmemoires (Prometheus)
Heroïsche essayistiek
Met zijn complexe roman De republiek schreef de 32-jarige Joost de Vries vorig jaar verrassend de Gouden Boekenuil op zijn naam. Dat hij nu met zijn essaybundel Vechtmemoires opnieuw op het appel is, wekt verbazing.
In de schrandere essays peilt de bolleboos de (literaire) cultuur van de 21ste eeuw. Maar een prijsboek zie je er niet meteen in. "Hij is een jonge schrijver met een oude ziel", vindt de jury. "Iemand die zich onderdompelt in de oude en nieuwe meesters van zijn tijd en niet bang is zich met hen te meten. De Vries laat zien waartoe ware toewijding kan leiden: heroïsche essayistiek."
De persoonlijke inzet ontbreekt niet in deze op Angelsaksische leest geschoeide stukken met 'authenticiteit' als rode draad. Ze zijn geschreven met een vanzelfsprekende, nergens opdringerige eruditie, soepel schakelend tussen hoge en lage cultuur. Het gaat van Tiger Woods en Henry Kissinger tot Tommy Wieringa of van Arnon Grunberg tot seks en ironie bij de nieuwe Nederlands schrijversgeneratie. Het tijdschrift Tzum serveerde de essays af als "losse flodders": "Ieder essay afzonderlijk roept zoveel vragen en tegenwerpingen op dat er geen enkele diepgang te vinden is." Een tweede opeenvolgende Boekenuil-bekroning zou een primeur zijn, maar ook wel bijzonder gevleid. Al valt aan te nemen dat hij minstens twee jurystemmen aan zijn kant heeft. De Standaard-recensente Vicky Vanhoutte prees zijn boek vier sterren hoog en Marja Pruis breekt vast ook een lans voor haar collega-sterredacteur. Of dat volstaat? Twijfelachtig.
DIRK LEYMAN ■
Haro Kraak
em/ov/05 n
Toen Joost de Vries op de basisschool in Heerhugowaard zat, sloeg hij met enige regelmaat iemand in elkaar. Hij somt de opstootjes op in Vechtmemoires, het eerste essay van zijn gelijknamige bundel, na twee romans - Clausewitz en De republiek - het derde boek van de 31-jarige schrijver.
Toen een klasgenoot een Calippo uit zijn handen sloeg, schopte De Vries - "met de punt van mijn voet" - hem in zijn kruis. Met zijn krukken, opgedaan bij een heupoperatie, sloeg hij een boerenzoon, 'links, rechts, links, rechts', toen die een opmerking maakte. Tijdens korfbal gaf hij een jongen zo'n harde tik op zijn strottenhoofd dat hij geen adem had om het uit te schreeuwen.
In cafe? Kostverloren in Amsterdam-West zit twee decennia later een onberispelijke jongeman met een symmetrisch gezicht. Langzaam roert hij in zijn koffie verkeerd. Een grijs visgraatjasje over een donkerblauwe trui, een plat Seiko-horloge, een blonde lok alsof hij net van de kapper komt, een zelfverzekerde, geduldige dictie - het type ouderwetse intellectueel dat je nog maar zelden ziet.
"Ik weet dat ik overkom als een vrolijk persoon", zegt de Gouden Boekenuil-winnaar 2014. "Maar ik ben in mijn hoofd heel vaak driftig en gei?rriteerd. De hele dag door. Van een lelijke zin in de krant tot iemand voor me op de fiets die niet opschiet. Maar het bei?nvloedt mijn gedrag niet. Ik ben nooit chagrijnig."
De Vries bewaart zijn drift tegenwoordig liever voor zijn schrijven, al vliegt hij ook daar nooit uit de bocht. In zijn onlangs verschenen essayboek Vechtmemoires reflecteert hij op de huidige grootstedelijke cultuur aan de hand van boeken, muziek, films en series. Hij beweegt soepel van The Godfather via Arnon Grunberg naar Girls, van Project X Haren via John Updike naar Vampire Weekend.
Onderwijl legt hij zich in het boek toe op het formuleren van De Regels van Het Leven. Hoe je te verhouden tot ironie. Hoe tot seks. Hoe je te kleden. Hoe een man te zijn in een zachte vrouwenwereld. En hoe intimiteit toe te laten. Meanderend geeft De Vries antwoord op deze vragen, zonder een schoolmeester te worden. Een schoolmeester zou zich niet opwinden over De Nieuwe Preutsheid - om maar iets te noemen.
"Je kunt niet bewijzen dat we tegenwoordig minder seks hebben", zegt hij. "Maar een bepaalde preutsheid is zeker in opkomst. De leeftijd waarop jongens en meisjes hun maagdelijkheid verliezen, gaat omhoog. Facebook censureert onschuldige tepels. Als iemand nu zegt dat hij of zij is vreemdgegaan, valt ieders mond open. Dertig jaar geleden was dat niet zo'n big deal. Waarom was de moraal in de jaren zeventig veel losser en zijn we nu zo preuts geworden? Kijk naar Turks Fruit, een film uit 1973. Als die nu wordt vertoond op SBS6 worden er sekssce`nes uit gesneden. Of neem een film als Pretty Woman. Rijke man neemt een hoertje voor het weekend en wordt verliefd. Stel je voor dat die film nu uitkomt: elke feminist zou dol worden. Er is een verkramping opgetreden."
Je citeert het veelbesproken essay The Naked and Conflicted van de Amerikaanse schrijver Katie Roiphe. Volgens haar zijn jonge schrijvers 'too cool for sex'.
"Vergeleken met de sekssce`nes van oudere schrijvers als Philip Roth, Norman Mailer en John Updike, waarin seks een ongeremd genot of een daad van verzet was, is seks in het werk van huidige jonge schrijvers altijd ongemakkelijk. Zelden wordt er ongecompliceerd geneukt. De schrijvers e?n de personages zijn liberaal opgevoed en schamen zich in zekere zin voor hun seksuele impulsen. Of het nu in de erotische trilogie van Daan Heerma van Voss, Jamal Ouariachi en David Pefko is of in de boeken van Dave Eggers, de seks is allemaal moeizaam en zelfbewust.
"De personages proberen superieur te zijn aan hun eigen gevoelens. Ze willen niet toegeven dat ze iets willen. Uit zelfbescherming. Het heeft met ironie te maken. We zijn zo goed geworden in naar onszelf kijken, dat we ook willen laten zien dat we superieur zijn aan onze basale driften en lusten. Literatuur heeft een eigen vorm van sletvrees."
In zijn bundel schrijft De Vries dat ironie gevoelens kan smoren, omdat je niet zegt wat je meent. Ironie wordt gebruikt als 'afstompend valkussen', als afweermechanisme. Ironie leidt volgens hem tot 'een negatie' van het onderwerp: het is doen alsof je niet weet wat het is, terwijl je heel goed weet wat het wel is. Als voorbeeld haalt hij een Facebook-update van collega-schrijver Daan Heerma van Voss aan: "Kijk, iemand met een naam die op mijn naam lijkt is genomineerd voor de Anton Wachterprijs."
De Vries: "Ik begrijp wel dat hij een grapje maakt, natuurlijk. Maar het is exemplarisch. Eigenlijk wilde hij zeggen: 'Kijk allemaal, ik ben genomineerd, wat tof!' Maar hij doet alsof het bericht ergens anders over gaat."
Nadat je je druk hebt gemaakt over dit soort dingen, schrijf je dat je bang bent als je grootvader gezien te worden.
"Ik word er zo moe van dat als je een moralistische uitspraak doet, je als moraalridder wordt gezien. Ik vind het nobel als mensen duidelijk uitspreken wat ze goed vinden en wat ze slecht vinden. Je stelt je kwetsbaar op. Je kunt erop aangevallen worden.
"Misschien is het de leeftijd. Volgend jaar word ik 32. Ik heb het druk, de tijd van de hele dag studentikoos aanklooien is voorbij. Ik ben moe van mensen die er alleen maar omheen draaien. Cut the crap. Ik ben op zoek gegaan naar waarden. Wat vind ik belangrijk? Ik heb liever dat iemand iets zegt wat hij meent, dan dat hij een coole grap maakt. Daarom ben ik bang dat ik als mijn opa klink. Ik zeg niet dat ik een hekel heb aan mensen die grappige T-shirts dragen of filmpjes van katten posten. Natuurlijk vind ik dat leuk. Ik ga niet als een dominee over straat: zeg elkaar de waarheid!"
De Amerikaanse schrijver James Salter keert telkens terug in je boek. Je gebruikt hem als de maat der dingen. 'Ik geloof dat er een juiste manier is om te leven en te sterven', citeer je hem.
"Ik geloof zeker dat er bepaalde absoluten zijn in het leven: eerlijkheid, trouw, toewijding. Salter zegt in een interview met The Paris Review: 'Als ik een boek lees, denk ik: vertel nou maar het echte verhaal.' Boeken die dat kunnen, raken mij het meest. Ik ben gek op postmoderne romans die bol staan van intertekstualiteit, dat soort boeken schrijf ik zelf ook, maar er moet wel een echte kern in zitten."
Jij schrijft zelf toch ook ironisch?
"De republiek had ironie als onderwerp. Dat ging over iemand, Friso de Vos, die met een ironische studie bezig was. Hij maakt veel ironische grappen. Maar dat boek ging wat mij betreft juist over het loslaten van ironie en je eigen emoties onder ogen durven zien, hoe moeilijk dat ook is."
Grunberg serveer je af als schrijver van boeken die zichzelf niet waarmaken.
"Hij schrijft over morele vragen. Kun je neutraal blijven in oorlogstijden: De man zonder ziekte. Hoe bestaat liefde in een wereld die aan de vrije markt is overgeleverd: Huid en haar. Hoe beantwoordt hij die? Met personages die door en door ironisch zijn. Personages die op z'n minst autisten zijn en anderszins papieren creaties. Personages die onvermijdelijk ten onder gaan, duidelijk concepten zijn en geen echte mensen. Ze kunnen geen liefde voelen. Het vraagstuk kun je dan niet beantwoorden. Als je personages geen waarden hebben, kun je niets van waarde zeggen."
Je signeert boeken met: 'Voor Tim, keep it real, Joost.' Best ironisch.
"(lachend) Ja, maar dat is omdat het godsgruwelijk vreselijk is om te signeren. Ik schreef voor een jongen telkens 'keep it real' en voor een meisje 'shine bright like a diamond'. Wat moet je er anders in zetten? Ik wil ook niet zeggen: jongens, ironie is fout, laten we allemaal super-eerlijk tegen elkaar zijn. Vooral niet, dan zou de wereld in elkaar storten van eerlijkheid. Je wilt toch - en misschien wordt het nu super meta-meta - dat mensen zelfbewust worden van hun zelfbewustzijn. Mulisch schreef over de antisemitische grappen van Reve: als je altijd dezelfde grap maakt, is het geen grap meer. Voor de ironie van nu geldt dat ook. Als je altijd een houding aanneemt, wat is er dan nog meer dan die houding?"
De literaire kringen zijn klein in Amsterdam. Was het moeilijk om kritiek te uiten op je leeftijdgenoten?
"Doordat het kliekje dat met Das Magazin geassocieerd wordt - jonge schrijvers als Daan en Thomas Heerma van Voss, Maartje Wortel, Jamal Ouariachi, Robbert Welagen, Hanna Bervoets, Franca Treur, Nina Polak, Yannick Dangre, Nin~a Weijers, Merijn de Boer en Philip Huff - buitenproportioneel veel aandacht krijgt in de media, lijkt het alsof het een permanente literaire polonaise is in de Amsterdamse binnenstad. Dat is niet zo. De media zien ons graag als hechte groep, als een generatie, maar de generatie wordt niet geduid, maar alleen bij elkaar geraapt, op een hoop gegooid. Maar wat hebben ze met elkaar gemeen? Dat heb ik nergens gelezen.
"Dus ik dacht: ik ga van al die schrijvers het tweede boek lezen. Wat mij opviel, is dat je allemaal personages hebt die vooral dingen níét hebben: geen relatie, geen goede band met hun ouders, geen baan, geen ambitie, geen gevoel voor humor, ze durven niet veel - en ze vinden het allemaal prima. Het zijn personages die het leven op afstand duwen, die niet deelnemen aan de maatschappij.
"Stel: we gaan nog twintig jaar zulke boeken schrijven, wat gebeurt er dan? Je kunt die boeken op geen enkele manier spiegelen aan je eigen leven. Het komt erop neer dat je als lezer heel eenzaam bent. Boeken zijn voor mij een manier om mijn plaats in de wereld te bepalen. Maar die reflectie is onmogelijk met deze boeken. En je kunt wel zeggen dat jongeren tegenwoordig keuzestress hebben, moeilijk een baan vinden en zich soms onthecht voelen, maar ze worden we?l verliefd, ze hebben we?l goede vrienden, en dat zit niet in deze boeken."
Joost de Vries, Vechtmemoires, Prometheus, 224 p., 17,95 euro.
Joost de Vries
2001-2006 School voor Journalistiek Utrecht, studie geschiedenis Universiteit Utrecht
2007 tot nu Kunstredacteur De Groene Amsterdammer
2010 Debuutroman Clausewitz
2010 Genomineerd voor de Anton Wachterprijs en de Selexyz Debuutprijs
2013 Roman De republiek
2014 Winnaar Gouden Boekenuil
2014 Essayboek Vechtmemoires
HARO KRAAK ■
Hans Cottyn
il/pr/24 a
Hans Cottyn
Twee gelauwerdejeunes hommes de lettres zijn ze al: de Vlaming Christophe Van Gerrewey en de Nederlander Joost de Vries. Van Gerrewey (33) debuteerde in 2012 met Op de hoogte, een roman waarvoor hij lovende kritieken en de Debuutprijs kreeg. Deze week verscheen Over alles en voor iedereen, een bundel essays over schrijvers, kunstenaars, architecten en Bart De Wever.
De Vries (32) won vorig jaar met zijn tweede roman De republiek de Gouden Boekenuil. Met zijn essayboek Vechtmemoires staat hij dit jaar alweer op de shortlist van de grootste literaire prijs in Vlaanderen.
De Vries heeft het onder meer over Tommy Wieringa, Flaubert, mannen met baarden enThe Godfather. Van Gerrewey over Sonic Youth, Michael Jordan en Max Weber. Hoog en laag verenigd. Schrijvers moeten over alles kunnen schrijven, luidt het bij Van Gerrewey. 'In een gezonde maatschappij mag geen enkele opvatting een algemeen geldende zekerheid worden.' In de schaduw van het station van Rotterdam ontmoeten we de stilaan volwassen zondagskinderen van de Nederlandse letteren.
Waarom, na twee romans, nu een beschouwend boek?
De Vries: 'Als je hard aan het werk bent binnen een genre, kijk je af en toe naar buiten en denk je: oh, wat een fijn genre loopt daar op straat. Aan mijn eerste twee romans heb ik met plezier gewerkt, maar tijdens het schrijven van De republiek dacht ik dat het fijn zou zijn om een essayboek te maken. Kennen jullie "tienen" bij het voetballen? Daarbij mag je alleen op doel trappen als de bal uit de lucht komt. Als je dat een tijdje op het schoolplein doet, dan is daarna gewoon voetballen heel gemakkelijk. Bij fictie zit je vast in een kader. Bij non-fictie kan je het over alles hebben en alle bronnen door elkaar heen gebruiken.'
Christophe, die vrijheid eigen je je ook toe. Je wilt het over alles hebben.
Van Gerrewey: 'Het is onmogelijk om over alles te schrijven, maar het is een ideaal dat schrijvers vaak nastreven. Mijn essays gaan over het werk van andere mensen, meer dan bij Joost. Zijn boek is persoonlijker, hij gebruikt vaak de ik-vorm. Wie ik ben blijkt tijdens omwegen langs andermans bezigheden, behalve misschien in de tekst over basketbalspeler Michael Jordan.'
Allebei sportliefhebbers, kennelijk?
De Vries: 'Bij sport is, in tegenstelling tot het leven, winst en verlies altijd duidelijk. Het lijden en de maat van het succes is er altijd openbaar. Daarom kun je er zo in opgaan. Ik had wel meer over sport willen schrijven. Nu is er wel een stuk over Tiger Woods, maar dat gaat niet echt over golf.'
Zie je je ook over architectuur schrijven, Joost?
De Vries: 'Ik heb ooit hele slechte columns over architectuur geschreven. Het is een onderwerp waar ik niet veel mee kan.'
Van Gerrewey: 'Er zijn veel mensen algemeen in de kunsten geïnteresseerd, maar in architectuur niet. Vreemd, want iedereen heeft ermee te maken. Ik benader architectuur niet anders dan literatuur. Je leest of je kijkt naar een gebouw als een ruimte die toont hoe de wereld georganiseerd kan worden. Daarin worden vaak gelijkaardige keuzes gemaakt als in romans.'
De Vries: 'Opvallend dat er recent veel romans verschenen met architecten in een hoofdrol.'
Van Gerrewey: 'Enkel daarom las ik de jongste roman van Arnon Grunberg,De man zonder ziekte. Dat is een karikaturaal beeld van de architect als wereldverbeteraar, met volstrekt onrealistische ambities, die hij natuurlijk niet kan waarmaken.'
Is nadenken over kunst even belangrijk als de kunst zelf?
Van Gerrewey: 'Misschien hebben we nu meer nood aan essays. Rond romans hangt dikwijls een aura van volstrekte nutteloosheid. De urgentie, het maatschappelijk belang, van een goed essay is directer, al was het maar omdat er minder essays dan romans geschreven worden.'
De Vries: 'Het is een pompeuze vraag, maar je moet ze toch stellen wanneer je een roman schrijft: voegt die iets toe aan de literatuur? Het belang van een essay ligt erin dat je je uitspreekt over wat je belangrijk vindt, dat je op een lange manier, dus niet in een tweet, probeert te bedenken wat iets is en waar het uit bestaat. Klinkt vaag, sorry.'
Van Gerrewey: 'Of waarom niet nog vager? Adorno zegt dat elk essay het onderscheid tussen cultuur en natuur probeert te bepalen. Ik denk dat hij daarmee bedoelt dat een essay de ideale vorm is om na te gaan of wat er op je afkomt echt of kunstmatig is, of het mensen gelukkig kan maken dan wel iets van hen verwacht om economische of politieke redenen. Een essay probeert op een waarheid uit te komen die niet zomaar een zoveelste subjectieve waarheid is. Ik gooi die waarheid voor de voeten van de lezer.'
Over pakweg Marnix Peeters en Griet Op de Beeck, wier boeken je vakkundig afkraakt, zullen veel lezers het niet met je eens zijn, Christophe.
Van Gerrewey: 'Misschien breng ik hen op andere gedachten? Mijn kritische stuk over Op de Beeck had te maken met de massiviteit van de toejuichingen. Je kreeg de indruk dat niemand haar boek slecht vond. En Marnix Peeters werd naar voren geschoven als de redder van de Vlaamse literatuur. Terwijl dat niet zo is, integendeel.'
De Vries: 'Kitsch sluipt de literatuur binnen. Precies daarom moet je schrijvers met succes extra tegen het licht te houden. Niet omdát ze populair zijn. Ik heb geen moeite om iets wat populair is ook goed te vinden. Mijn stuk over Grunberg kwam er omdat hij elk boek weer diezelfde vier of vijf sterren kreeg.'
Van Gerrewey: 'De omarming van het publiek of de kritiek is vaak fictief. Vanaf een bepaald moment komen andere meningen niet meer naar boven.'
De Vries: 'Ja, negativiteit is moeilijk geworden. Literatuur heeft niet meer die vanzelfsprekende rol. Ooit waren Reve en Mulisch en Hermans veeleer dan de grote drie van de literatuur, de grote drie van de cultuur. Dat waren alfamannen die hun mening konden laten gelden, polemiek konden bedrijven, zelfverzekerd van hun podium. Schrijvers zijn nu vooral bezig met aardig gevonden worden. Als ik die likeability niet heb, denken ze, dan vinden ze me arrogant en dan gaan ze mijn boek niet lezen. Schrijvers willen niet meer kritisch over collega's schrijven. Omdat het een krimpend veld is, willen veel schrijvers de rangen sluiten.'
Van Gerrewey: 'En er is ook die ophemeling van het publiek. Je hoort aan het publiek niet te zeggen wat goed of slecht is. Dat zou het zelf wel kunnen uitmaken.'
De Vries: 'Dat is niet zo.'
Van Gerrewey: 'Dat is niet zo en daar gaat ook het niet om. Als je voortdurend probeert in te schatten wat het fictieve publiek wil, dan doe je natuurlijk niets meer. Van essays gaat een educatieve, vormende werking uit. Je moet af en toe uitleggen waarom iets goed is. En op het gevaar af pretentieus te klinken: de weigering om kritisch te zijn, heeft te maken met een gebrek aan een moreel-literair kompas. Het is niet altijd zo makkelijk om de zwakheden in een roman bloot te leggen.'
Grunberg, de naam is al een paar keer gevallen. Is dat de schrijver tegenover wie een schrijvende dertiger zich moet verhouden?
De Vries: 'Nee, nee. Grunberg is op een bepaalde manier afgelopen. Volgens mij wil hij zelf eigenlijk ook geen romans meer schrijven. De mensopvatting wordt steeds enger, elke plot verloopt op dezelfde manier. Hopelijk durft hij de stap te zetten om een filosofisch werk te schrijven, een sociologisch traktaat, zoiets. En de Grunbergiaanse schrijfstijl die je jarenlang tegenkwam bij debutanten neemt ook zienderogen af. De grote vertellingen komen terug.'
Grunberg is afgelopen, ironie is iets voor vijftigjarige mannen?
De Vries: 'Ja, het heeft wel iets met leeftijd te maken. Ik ben nu 32, ik heb geen zin meer om altijd maar flauwe grappen uit te halen. Veel mensen hebben last van het failure to launch. Ze zijn hoogopgeleid, getalenteerd en creatief, en ondernemen niets dat ze echt belangrijk vinden, uit angst om op hun bek te gaan. En dan verschuilen ze zich maar achter een schild van ironie.'
Van Gerrewey: 'Een ander probleem bij Grunberg is dat de hoofdpersonages systematisch naar de afgrond worden gebracht. Dat had je bij W.F. Hermans ook. Hij gaf zijn personages graag illusies mee waaraan ze ten onder gingen. Hermans ontmaskerde idealen, Grunberg probeert hetzelfde te doen, hoewel die idealen nauwelijks nog bestaan.'
De Vries: 'Dat is de escapefunctie. Als schrijvers niet meer weten wat ze met een personage aan moeten, dan laten ze die ontsporen. De succesvolle advocaat met een vrouw, twee bloedjes van kinderen en een motorfiets, en dan verkruimelt alles.'
Tolstoj vond toch dat gelukkige gezinnen te veel op elkaar lijken, dat geluk niet interessant is?
De Vries: 'Ik ben het daar niet mee eens. James Salter heeft prachtig over geluk geschreven. Ian McEwan, wiens chirurg in Zaterdag heel geslaagd en gelukkig is, werd daar door critici op aangevallen. Ik denk dan: dat is ook het leven, het is niet alleen maar wanklank en ondergang.'
Van Gerrewey: 'Het is meestal iets tussen geluk en ellende in. Te weinig literatuur durft het daarover te hebben. Ik vind die alledaagsheid het boeiendste om te beschrijven in een roman, én het moeilijkste. Dat het slecht afloopt, is voor veel lezers geruststellend. Na afloop stel je vast dat het met jezelf toch beter gaat. Dat maakt boeken tot entertainment. Ze volgen een onrealistisch schema en ze hebben niets meer met je eigen leven te maken.'
Is dat het 'vangnet in de literatuur'?
Van Gerrewey: 'Ja, veel romans vertonen risicovermijdend gedrag. Met het vangnet vermijden schrijvers dat er iets op het spel komt te staan.'
De Vries: 'Dat is goed geïllustreerd in de laatste roman van Esther Gerritsen. De hoofdpersoon loopt, net op het meest dramatische moment, als iemand over de dood van een beste vriend moet worden ingelicht, naar de Blokker om er een koffiezetapparaat te kopen. Veel lezers vinden dat grappig absurdistisch, maar zo zeil je als schrijver om de dramatiek van de dood heen, je gaat het uit de weg ten faveure van een grapje.'
Personages en schrijvers die niet volwassen willen worden?
Van Gerrewey: 'Misschien is het een gebrek, maar ik stel mezelf de vraag niet of ik volwassen ben. Soms denk ik dat het essay een kinderlijk genre is, omdat je je permitteert om met verschillende dingen bezig te zijn. Volwassenen kiezen een job, specialiseren zich en vullen hun schaarse vrije tijd in met eten en winkelen. Essays schrijven is in die zin een verlenging van je onprofessionele jeugdjaren.'
De Vries: 'Ik droom soms van een job als politiek verslaggever in Den Haag. Dan hoef je alleen 150 Kamerleden en ministers te kennen. Het lijkt me fijn als dat je enige focus is. Maar meestal ervaar ik het als een luxe, ik zou het niet kinderlijkheid willen noemen.'
Van Gerrewey: 'Ik vraag me soms af, uit onzekerheid, of het niet beter is om me tot één bezigheid te beperken: enkel romans schrijven, of enkel architectuurcriticus zijn.'
Is het juist niet heilzaam om als criticus aan de rand te staan?
Van Gerrewey: 'Ik voel me inderdaad ongemakkelijk als ik het gevoel krijg van een groep deel uit te maken. Daarom heb ik het moeilijk met het Das Magazin-sfeertje.'
De Vries: 'Het is een mythe dat we de hele dag met elkaar bezig zijn, wat niet wegneemt dat jonge schrijvers disproportioneel veel aandacht krijgen. Je hoeft echt niet onder de dertig te zijn om goede boeken te schrijven, integendeel. Kees 't Hart zegt dat je het wereldkampioenschap schrijven op ervaring wint.'
Van Gerrewey: 'In Nederland word je op een podium gezet zonder dat het uitmaakt wat je hebt geschreven. In Vlaanderen heerst een groot minderwaardigheidscomplex, alsof in Nederland enkel genieën rondlopen die allemaal perfecte debuten schrijven. Friedl' Lesage beweerde het onlangs nog: de Vlamingen moeten dringend een tandje bijsteken. Dat is een opvatting van juryleden, journalisten en critici.'
De Vries: 'Als je een boek bespreekt, doet je eigen literatuuropvatting er niet toe. Je moet je afvragen: wat heeft de schrijver willen doen, en is dat gelukt? Recenseren is meer een vorm van begrijpend lezen dan het innemen van een stelling.'
Van Gerrewey: 'Dat is toch te eng, geloof ik. Dan slaagde Op de Beeck erin om een fantastisch sentimenteel boek te schrijven.'
De Vries: 'Je moet de volgende stap zetten. Is het origineel? Zet de schrijver iets op het spel? De boeken van Bert Wagendorp of Nico Dijkshoorn zitten goed in elkaar, maar ze hebben niets met grote literatuur te maken.'
'Literatuur verhindert dat de mens een hond wordt', schrijf je, Christophe.
Van Gerrewey: 'Een hond is een slaafs, volgzaam, nogal inwisselbaar wezen. Joost, je hebt ooit over honden een stuk geschreven, maar dat nam je niet op in je boek. Dat was een kwetsbaar stuk, misschien zou het niet passen in een stoer boek als Vechtmemoires.'
De Vries: 'Een stoer boek? Maar Christophe, misschien ben ik wel heel stoer? Eén hoofdstuk gaat ook over mannen. Daar heb ik het over regels. Op mijn zestiende tenniste ik veel. Ik had alle kleren aan die Pete Sampras ook droeg. Toen ik na mijn studies weer begon te tennissen, was Sampras gestopt en wist ik wist niet meer wat voor kleren ik moest aantrekken. Ooit kom je op een leeftijd dat je niet meer kunt afkijken. Dat is groot worden, en daar gaat mijn boek ook over. Als jongen heb je voorbeelden, en het duurt een tijd voor je doorkrijgt dat je het anders wilt doen. Veel schrijvers beginnen door verhalen na te schrijven en te proberen een bepaalde stijl te kopiëren. Susan Sontag schrijft dat om intellectueel te zijn je eerst pseudo-intellectueel moet zijn. Misschien moet een schrijver eerst een pseudoschrijver zijn, en een man een pseudoman.'
Van Gerrewey: 'Ik heb als tiener pastiches op Hugo Claus geschreven, maar ouder worden betekent ook helden relativeren. Nu heb ik eerder een afkeer van wat mensen tot één groep of één identiteit herleidt. Ik ben, om het pathetisch te zeggen, een uniek individu, net als iedereen. Mijn boek eindigt met een stuk over Bart De Wever. Politici zeggen vaak en meer dan vroeger wat we moeten doen of laten, wat ze van ons verwachten, zelfs wie we zijn.'
Hans Cottyn ■
Vicky Vanhoutte
em/ov/28 n
'Het is fantastisch te luisteren naar mannen die vertellen over sport, vechten, oorlog of zelfs jagen. Maar de aanwezigheid van kunst en schoonheid (...) is essentieel. Ware beschaving en echte mannelijkheid kunnen niet zonder.' Aan het woord is de Amerikaanse schrijver James Salter, in een interview metThe Paris Review. Salter was voor hij auteur werd gevechtspiloot, gelooft in heroïek en mannelijkheid en schrijft boeken als fijnzinnige levensbijbels. Hij is, kortom, de belichaming van waar hij zelf in gelooft.
Het is niet toevallig dat Joost de Vries (31) vier keer naar Salter verwijst in zijn essayboekVechtmemoires. Sport, vechten, oorlog, kunst en schoonheid, ook bij De Vries vormden of vormen ze hem als man. In het eerste essay leren we hem kennen als kleine jongen, een agressieve driftkikker met Chuck Norris als voorbeeld die erop los slaat en trapt wanneer hij maar kan. In het laatste essay figureert De Vries als Franse soldaat en speelt hij de slag bij Waterloo na. Tweemaal speelt hij na, tweemaal is de beleving waarachtig.
Om dat waarachtige of authentieke, om het met een onmodieus geworden woord te zeggen, en de zoektocht ernaar draaide het al in zijn romansClausewitz en het met de Gouden Boekenuil bekroondeDe republiek, inVechtmemoires loopt het als een rode draad door de essays.
Eenzaamheid
In een lijvig stuk rekent De Vries af met het ironische leven. Ironie, definieert hij, 'is doen alsof waarmee je bezig bent nooit hetgene is wat er voor jou toe doet'. Ironie is negatie, afstand, nooit ergens ten volle voor gaan. En ironie, concludeert De Vries, kan als je wilt scheppen nooit je materie zijn.
In een originele gedachteoefening neemt De Vries ons mee naar een huis dat hij bevolkt met hoofdpersonages uit de laatste romans van de jonge auteurs Franka Treur, Maartje Wortel, Robbert Welagen, Merijn de Boer, Jamal Ouariachi en Niña Weijers. Veel volk in dat huis, veel eenzaamheid ook. Allemaal, constateert hij, hebben ze geen baan, geen vrienden, geen liefdes. 'Ze leven uitsluitend voor zichzelf.' En vooral: ze blinken uit in distantie, en dus: in ironisch leven. Of die auteurs daarmee iets willen zeggen over de maatschappij en hoe mensen in het leven staan, laat De Vries in het midden. Hij kijkt naar wat er leeft - of vooral niet leeft - bij de huidige generatie jonge schrijvers. Hoog loopt hij er niet mee op.
Ook seks in de literatuur is een en al treurnis en ironie, zegt De Vries. Zoals Jan Wolkers, Philip Roth, James Salter en Norman Mailer over mannen en seks schreven, zo schrijft niemand meer. Tommy Wieringa's begeerlijke 'mannenmannen' kleedt hij uit en zet ze in hun hemd als alles behalve mannelijke mannen. De seks die ze hebben, is betekenisloos. Ook de 'erotische trilogie'25, 45, 70 van Jamal Ouariachi, David Pefko en Daan Heerma van Voss is in hetzelfde bedje ziek: 'Er wordt in de boeken heel veel over seks gepraat, maar als het puur op de daad aankomt wordt er amper een deuk in een pakje boter geneukt', schrijft De Vries. 'Noem het ironie. Noem het angst. Noem het postfeminisme.'
Rolmodellen
Hoe het dan wel moet? Door ten volle te willen leven, door naar betekenis te zoeken, waarden, authenticiteit, houvast. Daarvoor heeft De Vries rolmodellen nodig, in het echte leven en - vooral - in de kunst. Net zoals Friso de Vos, het hoofdpersonage inDe republiek, in de cultuurfilosoof Josip Brik een rolmodel vindt en vervolgens op zoek gaat naar zichzelf. En regels. 'Ik denk niet dat de aantrekkingskracht van regels over wat je een man maakt me ooit zal loslaten', schrijft De Vries.
Het liefst van al was De Vries een negentiende-eeuwse Engelse aristocraat geweest. Toen was alles duidelijker. Er was hiërarchie. Er waren normen en waarden. Had je een baard, dan was je tenminste niet ironisch, je had een plooi in je broek en je gazon lag er altijd piekfijn bij. 'Dat is precies wat ik altijd wil: de wereld Groot-Brittannië maken', schrijft De Vries. Je denkt even dat hij ironisch is, maar dat is hij niet.
Of het nu over Tiger Woods gaat,Jackass,Girls ofDownton Abbey, altijd gaat De Vries op zoek naar authenticiteit en ontmaskert hij de leegte en het onechte. Er valt meestal weinig tegenin te brengen, al wordt Arnon Grunberg iets te makkelijk weggezet als een auteur die altijd hetzelfde boek schrijft en wier personages ideeën zijn en geen mensen van vlees en bloed.
Maar dat is een detail. De Vries durft te kijken, naar kunst en naar zichzelf. Zijn essays overstijgen altijd het onderwerp dat ze behandelen, overal klinkt zijn persoonlijke stem in door. Bovendien schrijft hij jaloersmakend glashelder, soepel, grappig en bedriegelijk eenvoudig. Joost de Vries is het slimste jongetje van de klas. En dat is - zonder ironie - een compliment.
JOOST DE VRIES
Vechtmemoires.
Prometheus,
248 blz., 17,95 ? (e-boek 10,99 ?).
De auteur: Gouden Boekenuilwinnaar met de romanDe republiek en kunstcriticus bijDe Groene Amsterdammer.
Het boek: persoonlijke essays over waarachtigheid.
ONS OORDEEL: subliem.
¨¨¨¨è
Vicky Vanhoutte ■
Gerard Oevering
Joost de Vries (1983), kunstredacteur bij De Groene Amsterdammer, won de Gouden Boekenuil 2014 met zijn tweede roman 'De republiek'. In deze eerste essaybundel heeft hij stukken uit De Groene Amsterdammer, Das Magazin en Ons Erfdeel ’gedemonteerd en weer in elkaar gezet’. Zijn essays geven een beeld van zijn leeservaringen. In 'De kwestie van ironie' noemt hij ironie: geen relativering van de wereld maar van jezelf. Zijn stelling is: schrijvers worden volwassen ’dóór ironie heen’. Vanuit dit perspectief is hij kritisch over Grunberg, ’de schrijver van een oeuvre dat al geschreven is’. Tommy Wieringa noemt hij een pleaser van zijn lezers. Oek de Jongs 'Pier en Oceaan' looft hij. Aan de hand van Hilary Mantels werk de vaststelling: het historische komt voort uit de plot en de personages, niet uit de historische details. De Vries zoekt naar wat hem treft. In zijn stukken beweegt hij zich soepel van hoge naar lage literatuur, van het actuele naar het historische, van reisliteratuur naar memoires. Hij is doordrenkt van de Engels-Amerikaanse cultuur. Een heel boeiende bundel. Met register.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.