In het buitengebied : roman in verhalen
Adriaan Van Dis
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Uitgeleend
|
Augustus, 2014 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : VAND |
Aanwezig |
Augustus, 2014 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : VAND |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Augustus, 2014 |
VOLWASSENEN : ROMANS : VAND |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Augustus, 2014 |
VOLWASSENEN : ROMANS : VAND |
Dirk Leyman
2/ei/06 m
Adriaan van Dis, Ik kom terug (Atlas/Contact)
Eerlijk moederboek
Het is vergeefs zoeken op de Libris-shortlist naar Jeroen Brouwers en Het hout, zowat het meest bejubelde boek van het voorbije jaar. Een pijnlijke en ongeloofwaardige omissie van de jury. Daarmee is Adriaan van Dis (68) de pater familias van deze shortlist met Ik kom terug. Zal hij zijn medegenomineerden allemaal in zijn immer gladgestreken zak steken?
Zijn roman over de geaccidenteerde relatie met zijn moeder werd uitbundig onthaald in de Nederlandse pers. De laatste vijftien jaar van haar leven kreeg Van Dis 'een geweldige hekel' aan zijn verwekster. Ook omdat ze zich verloor in esoterie en haar geheimen behendig op de knip hield. Toch pelde hij haar stugheid af. Pas wanneer ze over haar traumatiserende detentiejaren in een Jappenkamp praat, breekt de dijk.
Op basis van bijna journalistieke gesprekken maakt Van Dis een volwaardige roman van Ik kom terug. "Het is precies de precieuze beschrijving van deze pijnlijkheid, zowel voor hem als voor zijn moeder, die deze roman zo uitzonderlijk maakt", noteert de jury.
Adriaan van Dis mag beschouwd worden als de te kloppen man, in een boek dat het gevolg is van een afspraak tussen hem en zijn moeder: "Zij vertelt hem haar verhaal en in ruil bezorgt hij haar de pillen die een zachte, vredevolle dood garanderen." Maar misschien oordeelt de jury - met als Vlaamse vertegenwoordiger Marnix Verplancke - dat dit boek vanzelf al zijn weg naar de lezer vond? Toch past een buiging voor de geciseleerde stijl van Van Dis, die nergens ontaardt in gratuite mooischrijverij. Kan men daar ongevoelig voor blijven?
Esther Gerritsen, Roxy (De Geus)
Met gemengde gevoelens
Vanaf de literaire wachttorens en uitkijkposten zien velen een glorieuze toekomst voor Esther Gerritsen (43). Tweemaal eerder was ze genomineerd voor de Libris, maar telkens vertrok ze met lege handen. De in 2000 gedebuteerde Gerritsen heeft ook een serieuze renommee als theaterauteur, maar haar kale schrijven - denk aan Superduif en Dorst - verleidt vooral Nederland. In Vlaanderen krijgt haar werk nauwelijks een poot aan de grond. Nu ze het volgende Boekenweekgeschenk mag schrijven, kan daar verandering in komen.
In haar oeuvre wemelt het van personages die als een bezetene hun eigen gedachtegangen fileren, alsof ze minutieus een moot vis van zijn graten ontdoen. In Roxy pikt Gerritsen het thema van de rouw op. We volgen een 27-jarige vrouw die verneemt dat haar man bij een auto-ongeluk is omgekomen. Een paar dagen later blijkt dat hij vergezeld was van een vrouw, wellicht zijn minnares. Allebei waren ze naakt. Roxy schuift al haar verantwoordelijkheden af, slaat op de vlucht en verliest zich in gratuite seks.
Gerritsen kan goed overweg met gedesoriënteerde personages én dialogen, maar in veel recensies was ook sprake van irritatie. 8weekly las "een verkapt neurotisch dagboek". En ook de jury lijkt enigszins te worstelen met deze roman met zijn breed uitgesmeerde banaliteiten. "Roxy is een uiterst knappe roman die de lezer in de goede betekenis van het woord met gemengde gevoelens achterlaat." Het juryverslag weerspiegelt enige twijfel. Op één lijn raken over deze roman met vreemde soapallures is vast een berenklus. Toch heeft haar kale stijl fervente aanhangers.
Gustaaf Peek, Godin, held (Querido)
Tussen erotiek en melancholie
Vrijmoedige en uitstekend getoonzette erotische scènes: het was voldoende om de dandyesk ogende Gustaaf Peek (40) met zijn roman Godin, held te typecasten als de nieuwe Jan Wolkers. Hoewel Peek al aan zijn vierde roman toe is, beleeft hij met dit boek zijn finest hour. In omgekeerde chronologische volgorde vertelt Peek de zinnelijke relatie tussen de schrijfster Tessa en journalist Marius, die elkaar al sinds de middelbare school kennen.
Vier- en vijfsterrenrecensies waren Peeks deel. Toen Godin, held vervolgens werd uitverkoren tot boek van de maand in De wereld draait door was het hek helemaal van de dam. "We zien Tessa en Marius jonger worden, maar we weten hoe het met ze zal aflopen, en die wetenschap voorziet de met verve beschreven erotische passages van een melancholische ondertoon - en juist die combinatie maakt van Godin, held een rijke, gelaagde roman", luidt het in het juryverslag. Peek leende het principe enigszins bij de Franse regisseur François Ozon, die het procedé al beproefde in zijn film 5 X 2, over een verkruimelend huwelijk.
"Het moet toch wel heel raar lopen als Godin, held, een roman die pijnlijk en ontroerend toont dat er verschillende vormen van bezit bestaan, in 2015 geen grote literaire prijs zal winnen", schreef Sebastiaan Kort in Ons Erfdeel. En inderdaad, dit is het soort boek waarmee een jury een statement kan maken. Ja, dit is een boek over de liefde. Maar ook over eenzaamheid. De beroezende samensmelting van huid op huid is geen garantie voor een geestelijke alliantie. Bovendien is Peek de gedroomde exponent van de zo vaak gepredikte aflossing van de wacht in de Nederlandse letteren.
Peter Terrin, Monte Carlo (De Bezige Bij)
Scherpzinnig kleinood
Met zijn loepzuivere formule 1-roman Monte Carlo blijkt Peter Terrin (46) de enige overblijvende Vlaamse auteur op de shortlist. Oké, literatuur is geen paardenwedrace tussen Vlaanderen en Nederland. Maar toch is dit een schamele balans. Ook op de longlist was de Vlaamse literatuur opvallend bescheiden aanwezig. Enkel Ivo Victoria verzilverde er met Dieven van vuur een plek.
Monte Carlo heeft niet de envergure van Post mortem, waarmee Terrin in 2012 de AKO Literatuurprijs op zijn conto schreef. Toch is deze shortlistnominatie meer dan gerechtvaardigd. Centraal in Monte Carlo staat Lotus-automonteur Jack Preston. Bij de start van de formule 1-race in Monaco, in mei 1968, redt hij de Amerikaanse filmster Deedee van een gewisse dood. Maar het is niet hij die de honneurs opstrijkt, wel Deedees lijfwacht.
Prestons hevige verlangen naar erkenning brengt hem in een soort waanwereld. "Monte Carlo is een scherpzinnige studie geworden van wat beroemdheid en teleurstelling met een mens doen, en dit geformuleerd in een strakke, melodieuze stijl waarbij over ieder woord nagedacht lijkt te zijn", meldt de jury.
Terrins kansen zijn ditmaal niet huizenhoog. Temeer omdat deze fijnzinnig gecomponeerde roman veeleer oogt als een stevige novelle. En het bijna elegische slotakkoord - met de maanlanding, de blik naar de hemel en de stap naar onsterfelijkheid - kan de jury enigszins in verwarring brengen. Het is een allusie op Terrins eigen tocht naar zijn geloof, nadat zijn dochtertje een herseninfarct had overleefd.
Kees 't Hart, Teatro Olimpico (Querido)
Onvervalste satire
Slapstick op de Libris-shortlist? Een courant verschijnsel is het niet. Maar met Teatro Olimpico vallen vrolijke leesuren te beleven. Niet voor wie gebrand is op de bulderlach. Wél voor wie houdt van spitsvondige situatiehumor over een paar onhandige jongens die voortdurend in de luren worden gelegd.
't Hart vertelt de calamiteiten van een theatergezelschap. Met hun voorstelling Rousseau beproeven ze tevergeefs hun geluk in Italië. Hun droom om in het beroemde Teatro Olimpico in Vicenza te spelen wordt op allerlei manieren gedwarsboomd. "Alles gaat mis en de lezer ziet het aankomen, maar dat verhindert niet dat het boek een meeslepende pageturner is. Teatro Olimpico kan gelezen worden als een geslaagde satire over de bureaucratie van het hedendaags subsidiestelsel", meldt de jury.
Kees 't Hart (69) - ook actief als criticus bij De Groene Amsterdammer - is een van die bijzondere Nederlandse auteurs die bij ons amper potten breken. Ondanks een verrassend en intrigerend oeuvre, denk maar aan De revue en Hotel Vertigo. Toch is deze roman wellicht te luchtig om een Libris te verantwoorden. 't Hart is de absolute outsider. Maar is een outsider soms niet even kansrijk als een favoriet? Er bestaan geen zekerheden in het literaire prijzencircus.
Nin~a Weijers, De consequenties (Atlas/Contact)
Debuut met body
Met een Anton Wachterprijs en de Lezersprijs van de Gouden Boekenuil in portefeuille kan het voor de Nederlandse debutante Niña Weijers (27) eigenlijk al niet meer stuk. Om maar te zwijgen van de warmhartige ontvangst van De consequenties door de verzamelde literaire kritiek en de 10.000 verkochte exemplaren.
Haar fascinerende hoofdpersonage, de performancekunstenares Minnie Panis, maakt van de werkelijkheid een gevaarlijk laboratorium, enigszins verwant aan de exploten van de Franse Sophie Calle. Ook zij tast de grenzen af tussen leven en kunst, privacy en openbaarheid. "De roman is doorspekt met discussies over moderne kunst die goed te verteren zijn door de ironiserende en kritische toon", meldt het juryverslag droogweg. Belangrijker is volgende opmerking: "Het viel de jury op hoeveel jonge, vrouwelijke debutanten het voorbije jaar heeft opgeleverd die niet alleen qua kwantiteit, maar ook qua literaire kwaliteit menig mannelijke vakgenoot ver achter zich lieten."
De Libris onder voorzitterschap van Rijksmuseum-directeur Wim Pijbes maakt er dit jaar een literaire strijd der seksen van. Op de longlist stonden opvallend veel aanstormende vrouwelijke auteurs: Bregje Hofstede, Naomi Rebekka Boekwijt, Caroline Trujillo, Maartje Wortel en Hanna Bervoets. En Esther Gerritsen haalde de shortlist. Als de jury consequent is met haar eigen bevindingen, gunt ze dus wellicht een schrijfster de 50.000 euro.
Dan komt Niña Weijers uitdrukkelijk in beeld, zeker omdat haar roman veel meer body heeft dan Roxy van Esther Gerritsen. Zo zou Weijers de eerste vrouwelijke winnaar sinds 2008 zijn. Maar wie het palmares van de Libris overschouwt, merkt dat een debutant zelden lauwerkransen omhangen krijgt. Piepkuiken Weijers houdt in het Amstel Hotel maar beter de voeten op de grond.
DIRK LEYMAN ■
Wilma De Rek
em/ov/12 n
De schrijver loopt de werkkamer in van zijn houten huis in de Achterhoek en gaat op de divan liggen, benen gestrekt, rug iets omhoog. Hij zet zijn bril op (groen), pakt een groot schrijfblok (geel, van het merk Yellow Pad) en een vulpen (wegwerpexemplaar, blauwe inkt) en begint hardop lezend te schrijven, in grote, scheve letters. 'Ik lig nu te kijk en laat het maar vloeien.'
Zo gaat het dus.
"Zo schrijf ik mijn boeken. Eerst met de hand, daarna tik ik het snel uit; dezelfde avond of de volgende ochtend, want ik heb een heel slecht handschrift, het blijft maar een paar uur leesbaar." Hij staat op en pakt een stapel kleine notitieblokjes van het merk Muji. "Ik heb dus twee soorten aantekeningen. Dit zijn de moederboekjes, daarin staan mijn losse aantekeningen. Even kijken. Moeder heeft een vals gebit en kan door het kamp slecht... Nou, dat is nog wel leesbaar. En dan heb ik hier een groot schrijfblok met een uitgeschreven deel van het boek. Het was geloof tegen het... roze kerk... satan... licht - hier staat toch licht?
"Tijdens het uittikken herschrijf ik alles. Daarna ga ik er wéér doorheen, en weer. Ik lees alle zinnen hardop voor. Dat is een gouden tip. Ik ben daarmee begonnen toen ik in de correspondentie van Flaubert las dat hij zijn boeken voorlas aan zijn vrienden, die daar wanhopig van werden. In Rouen is een laantje dat 'de brullaan' heet, daar liep-ie hardop zijn teksten te lezen. Het gaat erom dat je hárdop leest, dan hoor je waar het mank gaat."
Ik kom terug, heet de nieuwe roman van Adriaan van Dis (1946). Het boek gaat over zijn moeder. Herstel: het boek gaat over een moeder. Een moeder van een schrijver die na een lang leven van zwijgen en buitensluiten opeens tegen haar zoon begint te praten, staat op de achterflap: "Hij, een romanschrijver, mag haar biograaf worden, maar er is een voorwaarde: hij moet haar een zachte dood bezorgen."
De romanschrijver heet Van Dis, zijn strenge en jonggestorven vader komt uit Indië, zijn moeder zat in het jappenkamp, hij heeft drie bruine halfzusjes, hij woonde in Parijs en heeft nu een huis met een tuin in de Achterhoek, in het oosten van Nederland. Vragen mensen weleens of de romanfiguur Van Dis en de schrijver Van Dis dezelfde zijn?
"Ishetwaarishetwaarishetwaarishetechtishetechtishetecht? We leven in een tijd van realityshows die volledig gescript zijn, maar waarvan we toch willen dat het allemaal waar is. O wee als je de mensen teleurstelt en zegt dat het níét allemaal waar is!
"Ik wil natuurlijk dat het waar is als je het léést. Deze hele roman gaat over waar en onwaar. Hoe vertel ik een verhaal?"
You must sacrifice your family on the altar of fiction: uitspraak van de Amerikaanse schrijver David Vann, door u gebruikt als motto.
"Mooi he`."
De ik-persoon in dit nieuwe boek heet niet alleen Van Dis, zijn jeugd en zijn herinneringen zijn identiek aan die van de hoofdpersonen in Nathan Sid, Indische duinen en Familieziek. Zijn zusjes hebben dezelfde namen.
"De man in die boeken, dat ben ik ontegenzeggelijk. Jaaa. En tegelijkertijd: wie 'ik' schrijft en zich die 'ik' iets laat herinneren, die liegt al; want je weet helemaal niet wat de herinneringen van een kind van tien zijn.
"Ik wou een roman schrijven over oud worden, over herinneringen en over verhalen vertellen. Mensen die traumatische dingen meemaakten in de oorlog hebben, is mijn ervaring, erg de neiging zich te verschuilen achter andermans verhalen. Ze weten altijd heel veel van een buurvrouw die iets heeft meegemaakt dat nog véél erger was dan wat zij meemaakten - zo hoeven ze hun eigen verhaal niet te vertellen.
"Herinneringen zijn minstens zo interessant. Vijf kinderen uit hetzelfde gezin herinneren zich een bijzondere gebeurtenis; voor de een was het een geweldige ervaring en voor de ander een traumatische. Het komt zoals de zon valt, de een ziet altijd de zonnige hoek en de ander de donkere. Er zijn vele visies op de werkelijkheid. Hoe herinner je je dingen? Nooit van a tot z. Je hebt een flard, die haal je terug, je verschuift, je laat de dingen weg die je je niet wilt herinneren. Mijn moeder is haar hele leven lang gevlucht in lezen, daar schrijf ik over en..."
U hebt het nu dus over uw moeder?
"Natuurlijk heb ik het over mijn eigen moeder!"
En die lijkt op de moeder in Ik kom terug.
"Die lijkt op de moeder in Ik kom terug. En tegelijk vergroot ik haar en zijn er dingen beslist niet zo gebeurd - maar uiteindelijk blijken ze méér dan zo gebeurd te zijn, want ik kom steeds dichter uit bij de moeder die ik mij wílde herinneren."
Aan het einde heeft de moeder in het boek, die we dan vanaf nu maar gewoon uw moeder zullen noemen, het over 'ons boek'. Is dit boek inderdaad jullie boek?
"Ja. Mijn moeder wist dat ik een boek over haar ging schrijven. Ik heb mijn moeder ook heel bewust geïnterviewd. Aantekeningen gemaakt in die kleine Muji-opschrijfboekjes. Ik heb haar verteld hoe ik het ging aanpakken. Omdat ze zo jokte en zo slecht te openen was, nam ik dingen mee. Een cent, een woordenboekje, een kookboek: heel fysieke zaken. En daardoor stond ze zich toe in die geheugenkrochten te treden en liet ze dingen los.
"Overigens zocht ik haar eigenlijk niet zo vaak op, dat doen wij niet in onze familie. Maar ik belde haar wel, nagenoeg elke dag."
Dat is vaak.
"Ja, omdat ik me zo schuldig voelde dat ik haar nooit opzocht. Maar als ik er was, dacht ik altijd: wat doe ik hier? Mijn moeder heeft - had - niet de aard om blij te zijn. Haar gevoelsleven was weggeschroeid, denk ik. Na haar overlijden, drie jaar geleden, ben ik eerst begonnen van mijn aantekeningen allemaal korte verhalen te maken. Uiteindelijk heb ik alles terzijde geschoven en afgelopen februari heb ik een Yellow Pad-schrijfblok gepakt en ben ik begonnen. Het boek is tussen februari en september geschreven."
Op die divan.
"Daar ga ik op liggen en dan... Ja, dan analyseer ik mezelf. Benen opgetrokken en een kussen in de rug: heerlijk. Ik lees liggend, ik schrijf liggend."
Eten?
"Ik heb gisteren nog liggend erwtensoep gegeten. Je moet zorgen dat je niet helemaal opgaat in een soort Oblomov-achtig leven, dus ik dek ook weleens een tafel. Maar eenmaal gegrepen, leid ik een vrij - 'beestachtig' is het woord niet, maar in elk geval: een gedreven leven. Dan kan het me ook allemaal niks meer schelen. Dan was ik me zo nu en dan, als het uitkomt, maar zeker niet bij het wakker worden. Ik sta op wanneer ik wil. En 's nachts krijg ik de geest. Elke nacht om drie uur komt de nachtredacteur. Fantastisch fenomeen."
De nachtredacteur.
"Zo noem ik hem. Dat is een deel van mij dat zich herinnert wat ik heb geschreven en weet waar het niet goed zit. Waar een zin hinkt, waar ik een verkeerd woord heb gebruikt. Daar maak ik dan een aantekening van. Of ik ga weer verder met schrijven. Kijk: in de Achterhoek gaan wij om kwart voor tien naar bed. Dus om drie uur heb je er wel een aantal uren slaap op zitten. En als je zo leeft, vind je het ook heel normaal om 's morgens om elf uur een heerlijke linzensoep te eten, zoals ik de afgelopen maanden geregeld heb gedaan.
"Wat ik eet, hangt altijd heel sterk samen met wat ik beschrijf. Toen ik dit boek schreef, bladerde ik geregeld dat vieze kookboek van mijn moeder door, met haar afschuwelijke recepten voor spinaziemuffins. Mijn moeder was zeer alternatief. Eén keer in de week aten we lekker, dan flikkerde ze de restjes van alles wat we de hele week aan rommel hadden gegeten bij elkaar en dat werd dan met een soort grof bruin meel vermengd tot broodkoekjes."
Hij at het braaf op; de kleine Adriaan was een gezeglijk kind. "Daar verbaas ik me het meest over. Ik vocht met haar, we maakten ruzie, maar ik ging géén lang haar dragen, trok geen spijkerbroek aan. Mijn moeder leed aan een onuitgesproken oorlog, daarom moest ik haar ontzien."
U bent nu bijna 68...
"Een volwassen man die nog steeds hunkert naar de aanraking van een moeder die hem nooit op schoot nam. Zielig, zeker. Aan de andere kant: ik heb nu pas ontdekt hoe mijn moeder me heeft gevormd, veel meer dan mijn vader. Ik probeer mijn onbegrip niet om te zetten in boosheid, al spaar ik haar niet."
Kokette trut, noemt u haar; boosaardig mens.
"Omdat ze dat was. Gek genoeg vond iedereen in mijn omgeving mijn moeder enig en grappig. En dat was ze óók. Op haar sterfbed keek ze naar de kabinetsformatie."
'Maxime Verhagen is een druiloor', waren de laatste woorden van de moeder in uw boek.
"Dat zei mijn moeder echt. 'Druiloor': een prachtig jarenvijftigwoord."
U blijft erbij dat uw boek een roman is?
"Jawel. Soms vertelde mijn moeder een verhaal dat uit één kale regel bestond: dat zij en haar eerste echtgenoot, die bruin was, een keer niet werden bediend in een restaurant. Van die ene regel maak ik een heel verhaal; ik merkte dat mijn zinnen beter liepen als ik loog. Andere, uitgebreide verhalen - anekdotes die bij elke verjaardag werden verteld - heb ik juist ingedikt. Want die anekdotes waren helemaal niet het echte verhaal; daar zat een ander verhaal achter.
"Ik vind het prettig hoe je daar als schrijver in springt. Dat is wat ik doe: ik spring erbij. Ik spring het kamp in en ga naar mijn moeder kijken, ik schuif het gordijn opzij."
Als u hier op uw divan ligt te schrijven, bent u dan romancier of bent u bij uzelf in therapie?
"Dat weet ik niet. Ik probeer dicht bij mijn moeder uit te komen; ik wil haar begrijpen. En ja, het woord analyse speelt wel een rol: toen ik met mijn moeder sprak, merkte ik dat wanneer ik haar niet aankeek, zij gemakkelijker associeerde. Ik ben jarenlang in analyse geweest bij een psychiater, nu weer trouwens, en daar gaat het ook zo.
"Ik ben weer naar die psychiater gegaan omdat ik last had, bij het schrijven. Somber werd van wat ik oprakelde. Uiteindelijk heb ik er baat bij om de dingen te ordenen, om er verhalen van te maken waarmee ik voort kan. Of die verhalen wel of niet waar zijn, maakt niet uit."
Waarom wilde u dit boek nou echt schrijven?
"De ware, diepste reden is dat ik de laatste tien, vijftien jaar een geweldige hekel aan mijn moeder begon te krijgen. Ik vond het een naar mens; ik geneerde me voor haar; ik vond haar boosaardig, ik begon haar te haten."
Was dat niet terecht, dan? Toen u klein was werd u door uw vader mishandeld; uw moeder keek weg; u hebt daar veel over geschreven.
"Ik vind haat geen goede motor. Angst ook niet. Ik ben een bange man en ik lig 's nachts in mijn kussen te bijten van woede, maar ik wil het mezelf niet toestaan. Ik heb meer aan een verhaal dan aan grommende haat.
"En ik had ook herinneringen aan een a?ndere moeder, de moeder die ik op de middelbare school had en die alle meisjes leuk vonden - omdat mijn moeder de iTjing-muntjes legde en toverspreuken voorlas en je horoscoop trok. Ik zat op mijn elfde op yoga, omdat ik zo zenuwachtig was. Van mijn tiende tot mijn zeventiende ging ik elke zondagavond op theosofische gespreksgroep, machtig interessant. Daar lazen we de Bhagavad Gita, stukjes Koran, we deden een soefiebijeenkomst na; we spraken over godsdienst en God en het sterrenstelsel. Allemaal door mijn moeder. Tegelijk was het een zeer conservatieve wereld. Dus zette ik me ook af. Van alles waarin mijn moeder geloofde, geloofde ik niks."
Het was net zo verstikkend als een zwaar calvinistisch milieu.
"Ja. Het speelgoed, de popjes zonder gezicht, het alternatieve: dat is heel lief. Maar de rassenleer van Rudof Steiner is doodeng. Alles wat je tot godsdienst maakt en ernstig neemt en waar je geen humor toelaat, is altijd verschrikkelijk.
"Mijn moeder was door en door liberaal, ze was de vleesgeworden VVD (liberale Volkspartij voor Vrijheid en Democratie, red.). Maar ze geloofde wel in reïncarnatie, dat was voor haar een rotsvast vertrouwen: wat je meemaakte aan narigheid lag op je weg, dat was karma, een lot dat je was gegeven door je verleden. Zelfonderzoek kwam er nauwelijks aan te pas; alles was nu eenmaal zo uitgestippeld.
"Volgens mijn moeder heb ik ook gaven. Als jongetje van twaalf nam ik hoofdpijn weg. Ik had genezende handen; ik moest eens bij een mevrouw met een open been op bezoek en daar legde ik mijn hand op. Ik heb dat allemaal losgelaten. Nu ja, niet allemaal. Als ik nerveus ben of me ziek voel, sla ik het thuis van me af." (slaat driftig met de handen langs zijn armen)
"Het is natuurlijk onzin; maar wat moeten mensen zonder onzin? De een gaat naar de kerk, en ik doe thuis soms rare dingen. Alles helpt als je erin gelooft."
U beschrijft de lichamelijke onttakeling, het totale verlies van decorum, het verval van iemand die inmiddels niet meer leeft. Mag een schrijver dat een naaste aandoen?
"Dat is een heel interessante en complexe kwestie. Vooral nu. Uit naam van de kunst en de fictie mag tegenwoordig alles. Je mag je voordoen als een wonderlijke Marokkaan en dan ben je een kunstwerk, je mag erop los liegen, want het is een verzinsel.
"Er blijft een persoonlijke verantwoordelijkheid bestaan voor de schrijver. Mijn moeder wist dus dat ik dit boek ging schrijven. Ze wist, van mijn vorige boeken, wat ik fictionaliseerde en wat niet. Ik heb veel verzonnen; al verzinnend kom ik uit bij een waarheid. Dat spel speel ik in dit boek meer dan ooit. Ik lees mijn moeder een verhaal voor over het kamp en vraag of het zo was: was het zo? Als ze ja zegt, is het zo. Ook al is het niet zo, zij vindt het goed dat het zo is - en dan heb ik iets vastgelegd. Het pad dat zij te lastig vindt om te bewandelen, bewandel ik voor haar."
Haar toestemming is uw legitimatie.
"En tegelijk voel ik me natuurlijk al schrijvend toch schuldig: wat doe ik haar aan?"
Hoe intiem mag je zijn, als schrijver?
"Ik heb een heleboel weggelaten. Dingen die ik te ver vond gaan of die onaangenaam waren..."
Maar wanneer gaan dingen dan te ver?
"Waar ik andere mensen dan mijn moeder be-schadig. Als mijn moeder iets zegt over familie en ik denk: is dat nou wel waar? Dat gaat mij te ver."
En als ze een veto had uitgesproken? 'Sorry Adriaan: ik vind het niet goed?' Als u had moeten kiezen tussen uw moeder en het boek?
"Het boek, natuurlijk. Ik verbrand mijn familie voor een boek."
Adriaan van Dis,Ik kom terug, Atlas Contact; 284 pagina's, 19,99 euro.
Ook verkrijgbaar als luisterboek (Rubinstein, 19,95 euro).
---
Adriaan van Dis
1946 geboren in Bergen, waar hij opgroeit te midden van halfzussen en ouders met een Indische (oorlogs)-geschiedenis. Studie Nederlands en Afrikaans.
1978-1982 chef 'Zaterdags Bijvoegsel' NRC Handelsblad
1983 debuteert als schrijver met de novelle Nathan Sid en wint het Gouden Ezelsoor, prijs voor best verkochte literaire debuut
1983-1992 maakt Hier is... Adriaan van Dis voor de VPRO
1988 roman Zilver of het verlies van de onschuld. Greep uit de andere boeken: Indische duinen (1994), beststeller en genomineerd voor de AKO- en Libris Literatuurprijs; Dubbelliefde (1999), Familieziek (2002), De wandelaar (2007), Tikkop (2010), Stadsliefde (2013), over Parijs waar hij van 2003 tot 2009 woonde
WILMA DE REK ■
Maria Vlaar
il/pr/24 a
De jury van de Librisprijs 2015 heeft haar rapport aangegrepen om een State of the Union over het boekenvak te maken. De val van boekhandelketen Polare, de 'ontlezing' en de digitalisering worden aan de debetkant gezet; aan de creditkant zorgen meer mediabelangstelling, stabilisering van de boekhandel en een hernieuwde belangstelling voor het papieren boek voor het broodnodige evenwicht, aldus de jury. Misschien omdat een juryrapport toch eigenlijk over de stand van zaken in de literatuur moet gaan eindigt het met het inzicht dat de literaire oogst van 2014 wemelt van de 'jonge vrouwen die alle ramen en deuren opengooien en de wereld onverschrokken tegemoet treden'. De 'literaire toekomst van Nederland'(sic, hoewel ook Vlaamse auteurs naar de prijs meedingen, red.) zal 'vrouwelijk' zijn, meent de jury.
Een opmerkelijke conclusie die opzettelijk afstand neemt van de traditie van de Librisprijs. Want de prijs die dit jaar voor de 22ste keer wordt uitgereikt ging slechts twee keer naar een vrouw, niet bepaald jonge vrouwen die de ramen opengooien: in 1994 naar Frida Vogels (1930), en in 2008 naar D. Hooijer (1939). Beide auteurs zijn voor de fijnproevers - schitterend door hun eigenaardigheid. Dat juist zij de prijs wonnen, benadrukt alleen maar de grote vraag waarom publieksboeken van Harry Mulisch en A.F.Th. van der Heijden, Arnon Grunberg en Tommy Wieringa de Librisprijs wonnen, maar nooit de net zo graag gelezen Doeschka Meijsing, Connie Palmen, Mensje van Keulen, Anna Enquist of Margriet de Moor.
Het is geen toeval hoor. Want als je naar de shortlists over de jaren heen kijkt, is het schrikken. Slechts 33 van de 132 genomineerde titels zijn geschreven door vrouwen. Dat is een ruime voorsprong voor de mannen, nog voordat de wedstrijd begonnen is. Margriet de Moor is de vaakst genomineerde vrouw (drie keer), gevolgd door Wanda Reisel en Marie Kessels (twee keer). Maar ook Esther Gerritsen, nu genomineerd met Roxy, stond al twee keer eerder op de shortlist. Alleen al om hun eigen juryrapport geloofwaardig te laten zijn, zou de jury dus moeten besluiten om haar dit jaar de Librisprijs te gunnen.Roxy is bovendien een ijzersterke roman vol verrassingen.Roxy is de naam van de kersverse weduwe van een succesvol tv-producer; een onalledaagse hoofdpersoon, alleen al omdat ze een ordinaire nouveau riche lijkt. Toen haar man werd aangereden bleek hij naakt te zijn, en in verstrengeling met zijn tevens naakte assistente. Roxy's wereld stort in: terwijl het verdriet toeslaat moet ze ook het beeld van haar huwelijk krachtig bijstellen. Haar intense rouw drijft haar tot bizarre acties - rouw blijkt een zeer krachtige life changer.
In omgekeerde volgorde
Ook in het stilistisch vernuftige Monte Carlo van Peter Terrin dat genomineerd is voor de Librisprijs, draait het om een trauma. In een dromerige en ongrijpbare sfeer vertelt Terrin in zijn novelle over Jack Preston, monteur bij de Formule 1 in Monte Carlo. Hij gooit zich tussen een ontploffende raceauto en filmster Deedee in, waardoor hij haar gezicht redt en zelf zijn rug, nek en achterhoofd verbrandt. Weer thuis wacht hij tevergeefs op haar dank. Terwijl Deedee publiekelijk aankondigt de rol van Emma Peel in De wrekers te krijgen - het verhaal speelt zich af in de jaren 60 - en haar bodyguard de eer toegespeeld krijgt die Preston verdient, zien we de monteur zich tot een verbitterde stalker ontpoppen. Zijn moment of fame is hem fataal geworden.
Gustaaf Peek is met Godin, held wat mij betreft de beste uitdager van Esther Gerritsen. Het is al bijzonder dat een man zo goed kan schrijven hoe een vrouw seksualiteit beleeft. Maar Peek heeft ook een geweldige literaire vondst gedaan door zijn verhaal, over een onstuitbare en levenslange aantrekkingskracht tussen twee mensen die daarnaast een 'gewoon' leven met echtgenoten en gezinnen leiden, in omgekeerde volgorde te vertellen. Per hoofdstuk worden Tessa en Marius jonger en wordt de hunkering naar elkaar geloofwaardiger en van meer context voorzien. Tegelijk gaat het boek ook over verlies - aan toekomst, aan dromen, aan idealen - dat hoort bij ouder worden, en over de liefde als wanhoopsdaad tegen de dood.
Bloedserieus is Peek en zijn taal is poëtisch en gedragen, waar Gerritsen humoristischer is en in korte droge dialoogzinnen schrijft. Beiden hebben een vrouw van vlees en bloed geschapen die mij bij zal blijven.
Generatieverschil
Gerritsen (1972), Terrin (1968) en Peek (1975) zijn generatiegenoten, hebben al een mooi oeuvre op hun naam staan, en representeren de nieuwe generatie, die nu het literaire landschap vormgeeft. Ze torenen uit boven de twee éminences grises op de shortlist van de Librisprijs:Adriaan van Dis (1946) en Kees 't Hart (1944). Beiden werden eerder genomineerd en daarmee rekenen de uitgevers en boekhandelaren ze ongetwijfeld tot de favorieten. Van Dis' Ik kom terug is een heerlijk en humoristisch geschreven portret van zijn moeder en een zelfportret, een ontluisterend en ontroerend verslag van een aftakelingsproces, en tegelijk een monument voor een tragische vrouw. Kees 't Hart schrijft ook al zo lekker - het voordeel van de ervaring. Zijn Teatro Olimpico is een hilarisch verslag van een reis die twee Nederlandse theatermakers ondernemen naar Italië, waar ze zijn uitgenodigd hun toneelstuk over Rousseau te vertonen. Ze stuiten op probleem na probleem en blijven met de torenhoge rekening zitten. Het is een virtuoze satire op de kunstwereld - alleen al het voortdurende gevit op Beckett en alle theatermakers die zich hebben laten inspireren door Beckett is geestig, in al zijn kleinheid.
Des te grappiger is het dat de jongste genomineerde Niña Weijers (1987) achteraan in haar roman De consequenties nu juist Beckett dankt, 'voor de weerklank'. Ook haar boek speelt zich af in de kunstwereld, maar van ironie en satire is geen sprake. Dat is wellicht het grootste generatieverschil, goed te zien in beide shortlists: de jongste generatie schrijvers heeft de ironie afgeschud en het postmodernisme voorgoed uitgewuifd.
De outsider
Juist over ironie gaat een van de essays in Vechtmemoires, de essaybundel van Joost de Vries die genomineerd is voor de Gouden Boekenuil. Niet alle stukken in het boek ontstijgen hun oorspronkelijke aard van recensie of krantenstuk, maar het boek opent scherp met 'De kwestie ironie'. Ironie is een permanent 'doen alsof niet', een alles 'tussen haakjes' zetten, daarmee 'echte' ervaringen onbeduidend maken en ontkennen. Gevolg is dat de ironische mens zich aan niets werkelijk over kan geven. De bundel bevat ook diverse stukken over Angelsaksische cultuur en een aanstekelijk verslag van deelname aan een re-enacting van de Slag bij Waterloo.
Zoals de traditie het wil bij de Gouden Uil, is er een outsider:Mark Schaevers'Orgelman over de kunstenaar Felix Nussbaum, die een deel van zijn leven in België doorbracht, dicht bij zijn vriend James Ensor. Het is een biografie buiten categorie, omdat ze zo nadrukkelijk ook de zoektocht van Schaevers zelf beschrijft naar snippers kennis over de eerst vergeten en dan herontdekte Duitse Joodse schilder. Aan de hand van brieven, archieven, maar vooral zijn schilderijen - het boek is prachtig geïllustreerd - vertelt Schaevers Nussbaums tragische verhaal.
De Gouden Boekenuil heeft een hybride smaak voor ook andere genres dan de roman, terwijl het bestuur van de Librisprijs voorschrijft dat alleen romans in aanmerking komen.
Net als de Librisjury is de Gouden Boekenuil-jury strategisch te werk gegaan, door naast twee non-fictietitels ook een verhalenbundel op de shortlist te zetten, van Rob van Essen.Hier wonen ook mensen bevat perfecte verhalen, licht absurdistisch en vervreemdend. Het verhaal 'Het huis aan de Amstel' steekt met kop en schouders boven de andere uit en levert een beeld op dat altijd in mijn hoofd zal blijven: twee fietsers langs de rivier die zich zo synchroon bewegen dat het spinnenweb tussen hun fietsen intact blijft. De intensieve training die daaraan voorafgegaan is, inclusief spirituele lading, levert een grandioos verhaal op.
Oude man/jonge vrouw
'Terwijl jonge vrouwen ooit traditioneel het favoriete onderwerp vormden van ouder wordende kunstenaars, lijkt de blijmoedige conclusie gerechtvaardigd dat de rollen vandaag de dag omgekeerd zijn.' Het lijkt wel alsof de Gouden Boekenuil-jury gehoor geeft aan dit citaat uit het juryrapport van de Librisprijs door twee romans te nomineren die elkaars tegenpolen zijn: Jeroen Brouwers'Het hout enNiña Weijers'De consequenties.
Brouwers' roman gaat niet over een vrouw, wel een favoriet onderwerp in zijn rijke oeuvre, maar over de jonge broeder Bonaventura. In een stilistisch verbluffend verhaal stelt Brouwers het stelselmatige misbruik van jongens in de katholieke kerk aan de orde. Misbruik is een pervers uitvloeisel van de autoritaire en onderdrukkende orde die er heerst in de kerk, en zeker binnen de klooster- en internaatsmuren, toont hij aan. Bonaventura ziet het gebeuren en kan niet anders, vanwege zijn eigen zwaktes, dan gepijnigd wegkijken. Met de keuze voor zijn hoofdpersoon maakt Brouwers alle lezers en de hele maatschappij verantwoordelijk voor het misbruik, of in ieder geval voor het niet stoppen van het misbruik. Deeasy way out die Bonaventura kiest - hij valt voor een vrouwelijke boekhandelaar uit het dorp die hem ontmaagdt - knaagt aan het geweten van de lezer.
De consequenties heeft niet de stilistische perfectie van Brouwers, maar ja: zij is pas 28 en dit is haar debuut. Bovendien wil ze iets heel anders dan Brouwers. Haar roman doet denken aan de debuten van Oek de Jong, Frans Kellendonk en Doeschka Meijsing: de grote ernst, de intensiteit van de zoektocht naar de zin van het leven en het voortdurend denken over schijn en wezen: wie ben ik, wat is mijn opdracht? Hoofdpersoon is de jonge succesvolle kunstenares Minnie, die haar leven ziet als een permanente performance. Ze vraagt een fotograaf haar te stalken en vervreemdt daardoor steeds meer van haar eigen leven. Langzaam komt de lezer erachter wat dat leven inhoudt, hoe Minnie eigenlijk 'bedoeld' was en hoe ze net als eerder haar ongehuwde moeder de man die ze liefheeft en zichzelf verliest aan de kunst.
Doorbreek de traditie
Wie van deze auteurs moet nu een prijs krijgen? Het gaat niet alleen om literaire kwaliteit bij de jaarlijkse prijzenregens. 'Literaire kwaliteit' is nu eenmaal geen objectief criterium, maar stoelt op de subjectieve ervaring, smaak en belezenheid van de lezer. Vaak werkt het zo: bij elk jurylid prijkt een ander boek op de eerste plaats. Zo ontstaat een grote variatie op de shortlist. De winnaar wordt meestal het boek dat bij alle juryleden op nummer 2 staat. Dat hoeft niet perfect te zijn, maar roept toch bij iedereen sympathie en bewondering op.
Als de jury van de Gouden Boekenuil het advies van de Librisjury volgt, dan wint Niña Weijers. De Gouden Boekenuil is nooit eerder naar een vrouw gegaan. Ook op de shortlists zijn vrouwen met een lantaarntje te zoeken. Dat toeval noemen, twintig jaar lang, zou bespottelijk zijn. Weijers is niet de enige jonge vrouw met groot talent; met Naomi Rebekka Boekwijt, Maartje Wortel, Bregje Hofstede, Shira Keller, Hanna Bervoets, Nina Polak, Franca Treur, allemaal rond de dertig, is een nieuwe generatie opgestaan die het 'glazen plafond' in de literatuur hopelijk voorgoed doorbreekt.
Als Weijers ieders tweede keus is, wordt ze democratisch gezien de nummer 1. En Jeroen Brouwers met zijn magnifieke Het hout dan? Brouwers schreef het beste boek, maar ik roep de jury op te doen wat niemand verwacht. Doorbreek de traditie, stel een daad en geef de prijs aan Niña Weijers.
Lees alles over de Libris Literatuurprijs en de Gouden Boekenuil op www.standaard.be/shortlist
Maria Vlaar ■
Maria Vlaar
em/ov/21 n
Zestien jaar is Adriaan van Dis als hij en zijn moeder als briesende paarden tegenover elkaar staan, elk trekkend aan een hengsel van de 'Indische' kist, waarin moeder haar geheime herinneringen verstopte aan Nederlands-Indië. Moeder en zoon sparen elkaar niet; ze gaan elkaar bijna met een bijl te lijf.
Maar nu is moeder oud: bijna 100, en der dagen zat. Ze woont in een zelfstandige unit in een bejaardentehuis, en hoewel de zoon jarenlang nauwelijks zijn neus liet zien, wordt hij toch opgetrommeld. Hij grijpt de periode van zorg die hij zijn moeder moet verlenen aan om eindelijk te weten te komen wat er in haar leven gebeurd is. Natuurlijk begint het gekibbel al zodra moeder bij haar zoon in de auto zit voor een nostalgisch ritje naar haar geboortehuis. Ze wil de veiligheidsriem niet om: 'Wat is dat voor een onzin, het lijkt wel een dwangbuis.' 'Het is de wet, mammie.' 'Ik leg het de agent wel uit.' Opnieuw krijgt de moeder de zoon in de tang. Ze wil dat hij haar helpt om uit het leven te stappen, in ruil voor haar levensverhaal. Hij verlangt ernaar alsnog moederliefde te ontvangen; zij wil dat hij pillen voor haar regelt. 'Ik kan je ook naar de IJssel rijden en van de brug kieperen.' 'Dan zwem ik naar de wal.'
Ik kom terug is een testament in romanvorm. Niet alleen het testament van de moeder, maar ook dat van de zoon. Met zijn eerdere boeken was Van Dis 'de schatbewaarder' van de trauma's van zijn ouders geworden. Nu moet de zoon terwijl hijzelf de 65 al gepasseerd is, het in beton gegoten beeld van zijn verschrikkelijke ouders alsnog bijstellen. Zijn vader was niet alleen de getraumatiseerde soldaat, slachtoffer van de gruwelijke Japanse kampen in Nederlands-Indië en dader van het geweld in het gezin ('oorlogje, oorlogje, elke dag'). Maar hij blijkt óók een goede minnaar te zijn geweest, tekent Van Dis met frisse tegenzin op uit zijn moeders mond. En zijn moeder was niet alleen 'een oprecht slecht mens' en een ijskast (en 'tegen zoveel ijs was ik niet opgewassen'), maar ook een dappere en eigenzinnige vrouw, die meeliep met de feministische 'Baas in eigen buik'-demonstraties, en politici naar hun geboorteuur vroeg zodat ze hun horoscoop kon trekken. En bovendien blijkt ze een geheime bewonderaar te hebben gehad, een Duitse dokter.
Aftakeling
Precies die kanteling maaktIk kom terug zo interessant. Het is een eerlijk, ontluisterend en ontroerend verslag geworden van een aftakelingsproces, maar tegelijk een monument voor een vrouw die alsnog weet op te rijzen uit haar zoons boeken. Een boerenmeisje uit Zeeland dat een halve koekenpan paling voor ontbijt kreeg, verliefd werd op een donkere Indische officier, en tot aan het jappenkamp een eenzaam leven leidde op steeds weer een andere buitenpost in de Indonesische archipel. Haar man sympathiseerde met de Indonesische vrijheidsstrijd en moest dat met zijn leven bekopen. Zij werd na drieëneenhalf jaar jappenkamp met haar drie donkere dochters bevrijd, totaal uitgemergeld, en vluchtte met haar nieuwe man naar Nederland, om vervolgens nooit meer ergens bij te horen.
Van Dis schrijft heerlijk en met de voor het onderwerp noodzakelijke humor. Zo hebben de dames in het rusthuis 'gebakken haren' en wordt de ouderdom beschreven als een 'bouillonblokje van onze eigen soep'. Zijn meanderende zoektocht is soms wat onevenwichtig; zo blinken de passages over zijn huidige leven, met een vriendin-op-afstand, uit in algemeenheden, terwijl het verhaal van de moeder juist zo goedgericht de diepte ingaat.
Maar de roman is uiteindelijk een innerlijke zoektocht naar de eigen identiteit van de zoon. Waarom houdt die zo van tuinieren, bijvoorbeeld? Toch omdat de moeder hartstochtelijk tuinierde. Zoals zij 'in de grond het moederschap vond', vindt hij zijn zoonschap. En waarom kan de zoon op zijn 65ste zijn driften niet bedwingen en stampt hij de net gekochte pakken koekjes tot gort omdat zijn moeder hem toebijt 'Ik eet geen fabrieksspul'? Of je je verzet of verzoent: je opvoeding tekent je leven. En 'woede is ook liefde'. Het is niet anders.
Als de Indische kist na moeders dood dan toch opengaat, blijkt de 100-jarige altijd het boerenmeisje te zijn gebleven, dat haar moeder veel te vroeg verloor. En zo zal ook de schrijver altijd het kind van zijn moeder blijven.
ADRIAAN VAN DIS
Ik kom terug.
Atlas Contact, 284 blz., 19,99 ? (e-boek 14,99 ?).
¨¨¨¨è
Maria Vlaar ■
Gerard Oevering
Het gevecht om een kist tussen moeder en zoon in de openingsscène is tekenend voor wat volgt. Deze kist is de metafoor voor wat de zoon wil weten en de moeder niet kwijt wil. De eerste en laatste zin van het boek tekent hun beider leven: ’We stonden tegenover elkaar, mijn moeder en ik’, culminerend in de kernzin: ’Jij een verhaal, ik een pil’ (76). Met het notitieblok in de hand reist Van Dis in de maanden voor haar overlijden met zijn moeder door Nederland naar bekende plekken en onbekende familieleden. Zo ontfutselt hij haar de verhalen over haar familie, haar echtgenoten, haar ervaringen in de beide wereldoorlogen, herinneringen die zij altijd voor hem verborgen heeft gehouden. Als reactie op haar ervaringen vlucht zij in de esoterie. Afstoten en aantrekken, maar ook afstand nemen en afstandelijkheid bepalen hun relatie. Verantwoordelijkheidsgevoel en respect winnen het uiteindelijk. Een sterke, afwerende, zwijgzame moeder tegenover een gevoelig en hunkerend kind dat zich altijd een buitenstaander voelde. Een mooie samensmelting van autobiografie en memoires. Won de Libris Literatuurprijs 2015. Normale druk.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.