De idioot en de tederheid : roman
Yannick Dangre
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
De Bezige Bij, 2014 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : POEZIE : DANG |
Luuk Gruwez
ua/an/23 j
Relaties staan centraal in de jongste bundel van Yannick Dangre. Verzonnen relaties. Tussen man en vrouw, moeder of vader en kind, en dit op variërende tijdniveaus. Vaak fingeert hij een toekomst waaruit wordt teruggeblikt op het verleden. Het verhaal dat dit oplevert, is niet altijd even idyllisch. Hier is iemand aan het woord met bijzonder veel oog voor ontluistering, getuige verzen als deze: 'we liggen er/ maar wat bij en kijken naar elkaar/ als naar nog door te slikken pillen.' Het mensbeeld dat wordt geschetst, is niet bepaald fraai: de mens blijkt op al zijn latere leeftijden medeplichtig aan een moord op de kindertijd. Elk ouderworden betekent noch min noch meer verraad. Daartoe eigent de dichter zich enerzijds het recht toe om fantaserenderwijs oudere generaties aan het woord te laten die terugkijken naar een idealer vroeger en anderzijds kinderen te laten reflecteren op de verre toekomst die hen misschien nog wacht.
Dat verzonnen toekomstperspectief maakt het de dichter mogelijk af te rekenen met wat er met jeugddromen doorgaans gebeurt. De hele bundel is een illustratie van het motto van Paul Verlaine: 'Qu'as-tu fait, ô toi que voilà/ Pleurant sans cesse,/ Dis, qu'as-tu-fait, toi que voilà,/ De ta jeunesse?' Deze verzen staan in de bundelSagesse, waaraan Dangre in drie intermezzi refereert. Hier worden mensen ten tonele gevoerd die de cipier van hun kinderlijke verlangens zijn, mensen die alleen zichzelf willen reproduceren en een ander geen kans op eigenheid toestaan.
Liefde als ongeluk
Je wordt er bij Dangre niet beter op met de jaren. Je excelleert alleen nog in zelfbeklag, omdat je niet geworden bent wat je je had voorgenomen. In het gedicht 'Artis' gaat een vader met zijn zoontje naar de dierentuin. Het jongetje van negen bruist van levensdrift en wil het liefst leeuw wil worden. De vader herkent zijn vroegere zelf in hem, maar de tegenstelling met de uitgebluste indruk die hij nu maakt, kan niet groter zijn: 'Het werd niets. Geen roem/ (...)/ of poen of Porsche. Alleen een loonstrook/ die met je hoogmoed spot en een zoon/ die maar geen koning wordt.' Met elk jaar dat iemand ouder wordt, wordt hij ook minder. De neergang begint al vroeg: 'dus vertel ik hem/ (...)/ dat meisjes, ze zijn dan ongeveer twaalf, hun moeders beginnen/ op te rapen. Steeds valt er een stukje van hen af/ (in de plaats komt een rimpel)'.
De liefde waarnaar iedereen op al zijn leeftijden snakt, blijkt uiteindelijk een soort ongeluk dat hooguit retrospectie toestaat: 'Ach, laat het zijn, denken wij/ en blijven dromerig zitten in jaren/ van traag verongelukken in elkaar.' Een man zoekt dan maar zijn toevlucht bij wat fake is. Alle liefde, lezen wij, moet in een zoekmachine eindigen. En daar probeert hij zijn gading te vinden. Op Lexa.nl, bijvoorbeeld, de grootste datingsite van Nederland, waar niemand op hem te wachten zit.
In de cyclus 'Advent' portretteert Dangre een vrouw die negen maanden lang met haar zwangerschap te koop loopt en iedereen tot luisteren dwingt. In de gitzwarte optiek van de dichter is daar weinig reden toe: niks blijde verwachting, geen kind wordt wat zijn ouders hadden gehoopt. Een reproductie van henzelf wordt het al helemaal niet. En het behang in de kinderkamer vormt niet alleen het decor van babydromen: evenzeer kun je er al de bejaarde gezichten in aflezen die ouders na verloop van tijd worden. De vader voelt zich bij het hele zwangerschapsproces overigens aan de kant geschoven. Hij is een soort kind op wie zijn vrouw haar moederschap kan uitproberen. En het kind is voor haar niet meer dan een instrument dat haar moet toestaan zelf niet te worden vergeten.
Alles is gedoemd
Met kinderen als dusdanig is minder mis. Maar één cyclus heet 'Kindergezichten' en bevat vanuit hun standpunt portretten van wie ouder zijn: ook dit is geen charmant beeld. De vader blijkt grotendeels een praatjesmaker, de grootvader is een afgeschreven man 'die terrein en speeksel verliest' en van leugens en verleden aan elkaar hangt, de moeder siddert van vrees wanneer zij erbij stilstaat dat niemand straks haar verleden verwezenlijkt en dat zij er niet in slagen zal zichzelf te reproduceren in haar kroost. En de grootmoeder? Misschien krijgt zij een minder genadeloos portret, maar net als alle anderen gebruikt ook zij haar medemens, in casu haar kleinkinderen, als 'de laatste bezem/ om haar jeugd bijeen te vegen'. Dangre voert kinderen ten tonele die over de generaties die hen voorafgaan een verdict vellen dat niet mals is.
De conclusie van de dichter is er dan ook naar. Zijn slotgedicht gaat over het Amsterdamse Centraal Station, een metafoor voor de plek waar mensen de balans opmaken. En die is nadelig. 'Het heeft geen zin', staat er. Alles is gedoemd verleden te worden.
YANNICK DANGRE
Met terugwerkende kracht.
De Bezige Bij, 64 blz., 18,90 ? (e-boek 14,99 ?).
De auteur: debuteerde in 2010 op zijn 22ste met de romanVulkaanvrucht. Een jaar later verscheen zijn eerste dichtbundel,Meisje dat ik nog moet.
Het boek: een dichtbundel die zich laat lezen als een familiesaga waarin de balans wordt opgemaakt van de relaties tussen man en vrouw, ouders en kinderen.
ONS OORDEEL: secuur gestructureerde bundel waarmee Dangre er met veel fantasie en empathie in slaagt te anticiperen op een wereld van mensen die zoveel ouder zijn dan hijzelf en die hij toestaat 'met terugwerkende kracht' terug te blikken op hun verleden.
¨¨¨¨è
Luuk Gruwez ■
T. van Deel
Yannick Dangre (1988) is een jonge schrijver en dichter die met zijn eerste bundel 'Meisje dat ik nog moet' (2011) werd bekroond met de Herman De Coninckprijs. Zijn tweede dichtbundel heeft de liefde tot onderwerp, in alle varianten, beginnend, sleets, opwindend, aflatend, oud en jong, vol verwachting en zonder uitzicht. Het is poëzie van een soort die naar de vorm op poëzie lijkt, maar inhoudelijk en wat taal betreft geen enkele dichterlijke verrassing in petto heeft. Neem dit: "Wij zaten in de tang / van het verlangen, graaiden / als corrupte cipiers de liefde / uit elkaars cellen. // Onophoudelijk deelden wij elkaar / als buit." Dit is groezelige, overduidelijke taal, quasi-poëzie. Dangre heeft geen stilistische pit, hij geeft niet de indruk dat het thema hem echt aangaat. En dan dat lelijke gebruik van 'je': "Je koopt al kasten, een wieg, / een dozijn dromen die hij / of zij zal aflezen van het behang / en dat noem je dan leven." zo moddert het vers maar voort. Nee, deze poëzie is wezenlijk krachteloos.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.