De idioot en de tederheid : roman
Yannick Dangre
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
De Bezige Bij, 2017 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : POEZIE : DANG |
Luuk Gruwez
em/ec/29 d
'Geef me jouw naam', luidt het slotvers van Nacht en navel, de derde bundel van Yannick Dangre. Met dat vers rondt de dichter een problematiek af die al vanaf 'Naamloos', zijn eerste gedicht, aan de orde is. Het toekennen van een naam aan de naamlozen is een hele bundel lang zijn drijfveer. Dangre heeft opvallend veel aandacht voor structuur. Tussen het eerste en het laatste gedicht ('Lolita') zitten vijf cycli van telkens zeven gedichten. Aan het eind wordt duidelijk wie het bindmiddel van deze poëzie is: de jonge geliefde die hij Lolita noemt. Het lijkt wel of de dichter pas door het verwerven van haar naam met haar kan versmelten, waarna er amper nog verschil tussen hem en zijn muze is. Een verademing misschien. Want op het vlak van de almaar spaak lopende liefde, gematerialiseerd in een mislukt huwelijk, is het in hoofdzaak kommer en kwel. Niet alleen in de liefde overigens. Het is uitgebreid nacht in deze verzen, op twee domeinen die een voortdurende kruisbestuiving met elkaar aangaan: dat van het persoonlijke en dat van het universele.
Dangre refereert met zijn titel uiteraard aan Nacht und Nebel, het genadeloze strafpeloton dat tijdens de Tweede Wereldoorlog in opdracht van Adolf Hitler werd opgericht om verzetsstrijders spoorloos te laten verdwijnen. Het is zijn ambitie schrijvenderwijs in te gaan tegen het verdwijnen en wel op twee fronten: dat van de wereld rond de eigen navel en dat van de hem omringende buitenwereld, zoals die in de media op hem afkomt. Het is een van de verdiensten van deze dichter dat hij in zijn bundel ook aandacht heeft voor de maatschappelijke realiteit. Veel dichters wagen zich niet op dit heikele terrein vanwege het besef dat nobel engagement zelden tot goede poëzie leidt.
Omran
Dangre dicht fraai, maar niet altijd even geslaagd zijn de gedichten uit 'Toi tu t'appelles Lolita', de eerste cyclus. Daarin neigt hij soms tot een flauwe woordspeling. Bovendien ontsnapt hij een enkele keer niet aan een potsierlijk beeld, bijvoorbeeld wanneer hij het over 'hinnikende tepels' heeft. Soms klinkt hij iets te ronkerig. Maar de toon is gezet: liefde is geen kwestie van rozengeur; zij roept associaties met moord op. De geliefde, met haar hekel aan poëzie, blijkt onontvankelijk voor de woorden waarmee zij wordt bezongen. Waarna de dichter concludeert: '(...) schrijf nooit/ een gedicht, want het woord is een doolhof (...).' De dichter en zijn lief zitten nog in zichzelf gevangen.
Dat wordt heel anders in 'Moi je m'appelle', de volgende cyclus: een portrettengalerij van mensen die de recente actualiteit hebben beheerst. Zij hebben overduidelijk wél een naam. Velen van hen kunnen aan terreur en oorlogsgruwel worden gelinkt. Omran Daqneesh, bijvoorbeeld, het vijfjarige jongetje dat van onder het puin van zijn huis in Aleppo werd gehaald en wereldberoemd werd vanwege de blik op zijn met vuil en bloed besmeurd gezicht. Of Salah Abdeslam. Of Bashar Al-Assad, in een gedicht waarin hij kapot gaat aan wat men van hem vindt. Of François Hollande, de president van de angst. Aan het eind van de cyclus komt Allah zijn zegje doen. Hij is zijn terroristen behoorlijk beu, neemt het niet dat zoveel misdaden in zijn naam worden gepleegd, voelt zich verkeerd begrepen.
Het blijft nacht. A fortiori in de cyclus 'Stairway to hell', een allusie op 'Stairway to heaven' van Led Zeppelin. 'Hoe kun je, vragen lezers mij wel eens/ met hun beide voeten in de aarde/ van aanslagen, inflatie en betogingen/ tegen elke illusie', lezen wij. En Dangre wankelt in zijn dichterschap: 'Soms denk ik zelfs dat ze gelijk hebben (...)'. Maar hij probeert te ontsnappen aan navelstaarderij en aan de erotische dwingelandij van zijn amourettes. Tegen het zoveel imposantere wereldgebeuren, beseft hij, is zijn persoonlijke wedervaren niet opgewassen. Hij neemt zich voor wie op zich misschien onbeduidend is, zijn lezer, groter te maken door hem een andere richting te laten uitkijken dan die van zijn navel, maar blijft sceptisch: '(...) ieder mens vergooit zijn leven óf zijn talent'. Schrijven en leven zijn niet altijd verzoenbaar.
God
Grote aandacht schenkt de dichter aan het ritueel. Net als in de andere cycli staan ook in 'Settimana Santa' precies zeven gedichten, één voor elke dag van de Goede Week. De vastentijd loopt op zijn eind, maar zelfs op Stille Zaterdag is de verlossing waarvoor een dag als Pasen staat, nog niet meteen in zicht, al wordt de steen voor Jezus' graf weggerold en blijkt dat leeg te zijn.
God maakt zijn opwachting pas in 'Cidade de Deus', de slotcyclus waarvan de titel aan de ijzingwekkende Braziliaanse film van Fernando Meirelles en Kátia Lund is ontleend. God is een soort burgemeester van Jeruzalem, Washington D.C., Molenbeek, Parijs, e.a. Het gedicht dat 'Aleppo' heet, eindigt nogal defaitistisch met deze regel: 'Je kunt niet wegkijken van jezelf.' En in het gedicht over de aanrandingen, handtastelijkheden en diefstallen op oudejaarsnacht in Keulen, dist Dangre de schuldige geilheid op, waaraan ook hij niet ontkomt: 'Elke oudejaarsavond nog krabbel ik stiekem overeind/ uit de pek en veren van mijn geilheid. Dan blink ik/ de schaamte op en veeg almaar trager de spons/ over mijn lendenen.' Nog maar eens wordt de problematiek van de wereld met die van de eigen navel verbonden.
De Bezige Bij, 62 blz., 17,99 €.
Drs. Yura Hollander
De auteur schreef eerder twee romans, waarvan ‘Maartse kamers'* op de tiplijst van de AKO Literatuurlijst belandde. Zijn eerste gedichtenbundel ‘Meisje dat ik nog moet'** werd bovendien genomineerd voor de C. Buddingh'-prijs. In deze bundel is sprake van vijf verschillende secties, waarin gedichten thematisch zijn ondergebracht. Zo staat de relatie tussen een ik en zijn geliefde centraal. Daarnaast zien lezers de internationale strijd tegen IS, de oorlogen en terroristische aanslagen door de ogen van sleutelfiguren, zoals Salah Abdeslam, François Hollande, en niet in de laatste plaats vanuit het perspectief van de vluchteling en Allah zelf. Deze bijzondere invalshoek zorgt voor intrigerende teksten. Ook het dichterschap en de dichter zelf, zijn poëtica, blijven niet onbenoemd. Al deze aspecten vloeien samen in een verfrissende bundel met eigentijdse gedichten waarin verwijzingen naar de actualiteit voortdurend een rol spelen, expliciet dan wel impliciet. De vloeiende schrijfstijl en het beeldende taalgebruik maken de gedichten voor de lezer zeer aanschouwelijk en doen een beroep op zijn voorstellingsvermogen.
Janita Monna
ob/kt/21 o
De Vlaamse dichter Yannick Dangre heeft een missie. Die staat onomwonden ergens halverwege zijn nieuwe bundel:
(...) ik zal blijven zingen
als dankzij mij ook maar één jonge kerel
de nuances van zijn navel leert lezen.
Die uitspraak doet vermoeden dat Dangre (1987) een pleidooi voor navelstaren houdt. Toch is dat slechts zeer ten dele waar. Zeker, hij dicht over het schrijven, en hoe hij wat afzijdig van de maatschappij, zit te 'spelen in de hoeken van de taal'. Maar dat levert meer op dan melancholische mijmerij. Als het aan Dangre ligt, is elk gedicht zoveel als een 'bommelding'.
'Nacht en navel' heet zijn nieuwe bundel - de titel roept associaties op met 'Nacht und Nebel', de speciale kampen voor verzetsstrijders in Nazi-Duitsland.
Het is zijn derde. En daarin slaat hij een net weer iets andere weg in dan zijn vorige werk, waarin vooral de liefde en het huwelijkse leven bezongen werd. Ongrijpbare erotiek is er ook in 'Nacht en navel'. Maar dat nachtelijke schrijven is behalve een zoektocht naar het eigen ik en de 'punten en komma's / van het mense- lijk karakter', evengoed een poging om zich te verhouden tot de donkere kanten van de wereld anno nu.
Dangre geeft het woord aan slachtoffers en daders van recente terroristische aanslagen en oorlogen. Salah Abdeslam spreekt, evenals Mohamed Bouhlel, de vrachtwagenterrorist uit Nice. Dangre poogt iets van zijn beweegreden bloot te leggen, portretteert hem als een gefrustreerde, gewelddadige echtgenoot, die zich niet begrepen voelde door de Koran, en uiteindelijk toch in naam van Allah de Franse boulevard over scheurde.
Ook de 5-jarige Omran, onbedoeld bekend van de foto waarop hij - gezicht bedekt door een masker van bloed en gruis - na een bomaanslag op Aleppo beduusd de wereld in kijkt, krijgt een stem: "Daar zit ik dan, vijf jaar / aan verschrikking in mijn ribben geschroefd, / maar ik kijk er niet meer van op, / het zijn anderen die staren naar mijn spijt / omdat ik na drie dagen uit hun hersens verdwijn."
Dangres monologen doen in de verte denken aan Ester Naomi Perquins 'Celinspecties', al missen ze de ingehouden spanning van Perquins gevangenisverhalen. Dat kan komen omdat de geschiedenissen van Abdeslam of El Bakraoui op allerlei plaatsen al breed zijn uitgemeten. Daarbij mist Dangre scherpte, mooie vondsten zou hij meer lucht mogen geven.
De waarde van deze gedichten is dat ze opnieuw confronteren met gebeurtenissen die alweer naar de randen van het geheugen gescho- ven waren. Al vraagt ook de dichter zich soms af of het eigenlijk zin heeft, om te blijven schrijven.
Hoe kun je, vragen lezers mij wel eens
met hun beide voeten in de aarde
van aanslagen, inflatie en betogingen
tegen elke illusie.
Ik weet het niet.
De Bezige Bij; 80 blz. € 17,99.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.