Patricia
Peter Terrin
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Uitgeleend
|
De Bezige Bij, 2014 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : TERR |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
De Bezige Bij, 2014 |
VOLWASSENEN : ROMANS : TERR |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
De Bezige Bij, 2014 |
VOLWASSENEN : ROMANS : TERR |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
De Bezige Bij, 2014 |
VOLWASSENEN : ROMANS : TERR |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
De Bezige Bij, 2014 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : MAG F 11071 |
Dirk Leyman
2/ei/06 m
Adriaan van Dis, Ik kom terug (Atlas/Contact)
Eerlijk moederboek
Het is vergeefs zoeken op de Libris-shortlist naar Jeroen Brouwers en Het hout, zowat het meest bejubelde boek van het voorbije jaar. Een pijnlijke en ongeloofwaardige omissie van de jury. Daarmee is Adriaan van Dis (68) de pater familias van deze shortlist met Ik kom terug. Zal hij zijn medegenomineerden allemaal in zijn immer gladgestreken zak steken?
Zijn roman over de geaccidenteerde relatie met zijn moeder werd uitbundig onthaald in de Nederlandse pers. De laatste vijftien jaar van haar leven kreeg Van Dis 'een geweldige hekel' aan zijn verwekster. Ook omdat ze zich verloor in esoterie en haar geheimen behendig op de knip hield. Toch pelde hij haar stugheid af. Pas wanneer ze over haar traumatiserende detentiejaren in een Jappenkamp praat, breekt de dijk.
Op basis van bijna journalistieke gesprekken maakt Van Dis een volwaardige roman van Ik kom terug. "Het is precies de precieuze beschrijving van deze pijnlijkheid, zowel voor hem als voor zijn moeder, die deze roman zo uitzonderlijk maakt", noteert de jury.
Adriaan van Dis mag beschouwd worden als de te kloppen man, in een boek dat het gevolg is van een afspraak tussen hem en zijn moeder: "Zij vertelt hem haar verhaal en in ruil bezorgt hij haar de pillen die een zachte, vredevolle dood garanderen." Maar misschien oordeelt de jury - met als Vlaamse vertegenwoordiger Marnix Verplancke - dat dit boek vanzelf al zijn weg naar de lezer vond? Toch past een buiging voor de geciseleerde stijl van Van Dis, die nergens ontaardt in gratuite mooischrijverij. Kan men daar ongevoelig voor blijven?
Esther Gerritsen, Roxy (De Geus)
Met gemengde gevoelens
Vanaf de literaire wachttorens en uitkijkposten zien velen een glorieuze toekomst voor Esther Gerritsen (43). Tweemaal eerder was ze genomineerd voor de Libris, maar telkens vertrok ze met lege handen. De in 2000 gedebuteerde Gerritsen heeft ook een serieuze renommee als theaterauteur, maar haar kale schrijven - denk aan Superduif en Dorst - verleidt vooral Nederland. In Vlaanderen krijgt haar werk nauwelijks een poot aan de grond. Nu ze het volgende Boekenweekgeschenk mag schrijven, kan daar verandering in komen.
In haar oeuvre wemelt het van personages die als een bezetene hun eigen gedachtegangen fileren, alsof ze minutieus een moot vis van zijn graten ontdoen. In Roxy pikt Gerritsen het thema van de rouw op. We volgen een 27-jarige vrouw die verneemt dat haar man bij een auto-ongeluk is omgekomen. Een paar dagen later blijkt dat hij vergezeld was van een vrouw, wellicht zijn minnares. Allebei waren ze naakt. Roxy schuift al haar verantwoordelijkheden af, slaat op de vlucht en verliest zich in gratuite seks.
Gerritsen kan goed overweg met gedesoriënteerde personages én dialogen, maar in veel recensies was ook sprake van irritatie. 8weekly las "een verkapt neurotisch dagboek". En ook de jury lijkt enigszins te worstelen met deze roman met zijn breed uitgesmeerde banaliteiten. "Roxy is een uiterst knappe roman die de lezer in de goede betekenis van het woord met gemengde gevoelens achterlaat." Het juryverslag weerspiegelt enige twijfel. Op één lijn raken over deze roman met vreemde soapallures is vast een berenklus. Toch heeft haar kale stijl fervente aanhangers.
Gustaaf Peek, Godin, held (Querido)
Tussen erotiek en melancholie
Vrijmoedige en uitstekend getoonzette erotische scènes: het was voldoende om de dandyesk ogende Gustaaf Peek (40) met zijn roman Godin, held te typecasten als de nieuwe Jan Wolkers. Hoewel Peek al aan zijn vierde roman toe is, beleeft hij met dit boek zijn finest hour. In omgekeerde chronologische volgorde vertelt Peek de zinnelijke relatie tussen de schrijfster Tessa en journalist Marius, die elkaar al sinds de middelbare school kennen.
Vier- en vijfsterrenrecensies waren Peeks deel. Toen Godin, held vervolgens werd uitverkoren tot boek van de maand in De wereld draait door was het hek helemaal van de dam. "We zien Tessa en Marius jonger worden, maar we weten hoe het met ze zal aflopen, en die wetenschap voorziet de met verve beschreven erotische passages van een melancholische ondertoon - en juist die combinatie maakt van Godin, held een rijke, gelaagde roman", luidt het in het juryverslag. Peek leende het principe enigszins bij de Franse regisseur François Ozon, die het procedé al beproefde in zijn film 5 X 2, over een verkruimelend huwelijk.
"Het moet toch wel heel raar lopen als Godin, held, een roman die pijnlijk en ontroerend toont dat er verschillende vormen van bezit bestaan, in 2015 geen grote literaire prijs zal winnen", schreef Sebastiaan Kort in Ons Erfdeel. En inderdaad, dit is het soort boek waarmee een jury een statement kan maken. Ja, dit is een boek over de liefde. Maar ook over eenzaamheid. De beroezende samensmelting van huid op huid is geen garantie voor een geestelijke alliantie. Bovendien is Peek de gedroomde exponent van de zo vaak gepredikte aflossing van de wacht in de Nederlandse letteren.
Peter Terrin, Monte Carlo (De Bezige Bij)
Scherpzinnig kleinood
Met zijn loepzuivere formule 1-roman Monte Carlo blijkt Peter Terrin (46) de enige overblijvende Vlaamse auteur op de shortlist. Oké, literatuur is geen paardenwedrace tussen Vlaanderen en Nederland. Maar toch is dit een schamele balans. Ook op de longlist was de Vlaamse literatuur opvallend bescheiden aanwezig. Enkel Ivo Victoria verzilverde er met Dieven van vuur een plek.
Monte Carlo heeft niet de envergure van Post mortem, waarmee Terrin in 2012 de AKO Literatuurprijs op zijn conto schreef. Toch is deze shortlistnominatie meer dan gerechtvaardigd. Centraal in Monte Carlo staat Lotus-automonteur Jack Preston. Bij de start van de formule 1-race in Monaco, in mei 1968, redt hij de Amerikaanse filmster Deedee van een gewisse dood. Maar het is niet hij die de honneurs opstrijkt, wel Deedees lijfwacht.
Prestons hevige verlangen naar erkenning brengt hem in een soort waanwereld. "Monte Carlo is een scherpzinnige studie geworden van wat beroemdheid en teleurstelling met een mens doen, en dit geformuleerd in een strakke, melodieuze stijl waarbij over ieder woord nagedacht lijkt te zijn", meldt de jury.
Terrins kansen zijn ditmaal niet huizenhoog. Temeer omdat deze fijnzinnig gecomponeerde roman veeleer oogt als een stevige novelle. En het bijna elegische slotakkoord - met de maanlanding, de blik naar de hemel en de stap naar onsterfelijkheid - kan de jury enigszins in verwarring brengen. Het is een allusie op Terrins eigen tocht naar zijn geloof, nadat zijn dochtertje een herseninfarct had overleefd.
Kees 't Hart, Teatro Olimpico (Querido)
Onvervalste satire
Slapstick op de Libris-shortlist? Een courant verschijnsel is het niet. Maar met Teatro Olimpico vallen vrolijke leesuren te beleven. Niet voor wie gebrand is op de bulderlach. Wél voor wie houdt van spitsvondige situatiehumor over een paar onhandige jongens die voortdurend in de luren worden gelegd.
't Hart vertelt de calamiteiten van een theatergezelschap. Met hun voorstelling Rousseau beproeven ze tevergeefs hun geluk in Italië. Hun droom om in het beroemde Teatro Olimpico in Vicenza te spelen wordt op allerlei manieren gedwarsboomd. "Alles gaat mis en de lezer ziet het aankomen, maar dat verhindert niet dat het boek een meeslepende pageturner is. Teatro Olimpico kan gelezen worden als een geslaagde satire over de bureaucratie van het hedendaags subsidiestelsel", meldt de jury.
Kees 't Hart (69) - ook actief als criticus bij De Groene Amsterdammer - is een van die bijzondere Nederlandse auteurs die bij ons amper potten breken. Ondanks een verrassend en intrigerend oeuvre, denk maar aan De revue en Hotel Vertigo. Toch is deze roman wellicht te luchtig om een Libris te verantwoorden. 't Hart is de absolute outsider. Maar is een outsider soms niet even kansrijk als een favoriet? Er bestaan geen zekerheden in het literaire prijzencircus.
Nin~a Weijers, De consequenties (Atlas/Contact)
Debuut met body
Met een Anton Wachterprijs en de Lezersprijs van de Gouden Boekenuil in portefeuille kan het voor de Nederlandse debutante Niña Weijers (27) eigenlijk al niet meer stuk. Om maar te zwijgen van de warmhartige ontvangst van De consequenties door de verzamelde literaire kritiek en de 10.000 verkochte exemplaren.
Haar fascinerende hoofdpersonage, de performancekunstenares Minnie Panis, maakt van de werkelijkheid een gevaarlijk laboratorium, enigszins verwant aan de exploten van de Franse Sophie Calle. Ook zij tast de grenzen af tussen leven en kunst, privacy en openbaarheid. "De roman is doorspekt met discussies over moderne kunst die goed te verteren zijn door de ironiserende en kritische toon", meldt het juryverslag droogweg. Belangrijker is volgende opmerking: "Het viel de jury op hoeveel jonge, vrouwelijke debutanten het voorbije jaar heeft opgeleverd die niet alleen qua kwantiteit, maar ook qua literaire kwaliteit menig mannelijke vakgenoot ver achter zich lieten."
De Libris onder voorzitterschap van Rijksmuseum-directeur Wim Pijbes maakt er dit jaar een literaire strijd der seksen van. Op de longlist stonden opvallend veel aanstormende vrouwelijke auteurs: Bregje Hofstede, Naomi Rebekka Boekwijt, Caroline Trujillo, Maartje Wortel en Hanna Bervoets. En Esther Gerritsen haalde de shortlist. Als de jury consequent is met haar eigen bevindingen, gunt ze dus wellicht een schrijfster de 50.000 euro.
Dan komt Niña Weijers uitdrukkelijk in beeld, zeker omdat haar roman veel meer body heeft dan Roxy van Esther Gerritsen. Zo zou Weijers de eerste vrouwelijke winnaar sinds 2008 zijn. Maar wie het palmares van de Libris overschouwt, merkt dat een debutant zelden lauwerkransen omhangen krijgt. Piepkuiken Weijers houdt in het Amstel Hotel maar beter de voeten op de grond.
DIRK LEYMAN ■
Christophe Vekeman
2/ei/07 m
In Monte Carlo doet Peter Terrin het wedervaren uit de doeken van Jack Preston, monteur bij het Lotus formule 1-team, die bij een spectaculair ongeval net voor de start van de Grand Prix van Monaco in mei 1968 leven en carrière redt van het wereldbefaamde Franse filmsterretje Deedee. Ze komt er zonder schram van af, in tegenstelling tot de levenslang door het vuur verminkte Preston, die na een herstelperiode in een ziekenhuis in Nice terugkeert naar zijn vrouw in Aldstead, klaar voor een teken van Deedees dankbaarheid en de bekendheid die zijn deel zal worden.
In korte hoofdstukken, soms minder dan een bladzijde lang, voert Terrin de lezer mee naar het Monte Carlo én het Engelse platteland van de late jaren zestig van de twintigste eeuw, maar weet hij bovenal ten diepste door te dringen in de geest van een eenvoudig man die bij toeval een heldendaad verricht en droomt van een nieuw leven.
Monte Carlo is een voor jouw doen erg veelkleurig boek geworden, geschreven in een stijl die je minder afgemeten dan gewoonlijk en zelfs joyeus zou kunnen noemen.
"Dat kan ik zeker beamen, al moet ik er onmiddellijk aan toevoegen dat er voor mijzelf niet zoiets bestaat of ooit bestaan heeft als een typische Terrinstijl, een stijl die, zoals jij die wel hebt, altijd en overal meteen herkenbaar is. Wel is waar dat het met Monte Carlo mijn bedoeling was een heel andere roman te schrijven, in die zin dat ik ditmaal echt een vertelling wilde brengen.
"Mijn vorige boeken waren heel sterk vanuit het enge, vaak enigszins claustrofobische perspectief van de hoofdfiguur geschreven, wat natuurlijk zijn gevolgen had op het vlak van de taal. In Monte Carlo, daarentegen, schenk ik aandacht aan de belevingswereld van veel meer mensen dan alleen maar Jack Preston. En ik moet zeggen: ik heb er groot plezier aan beleefd om eens de teugels te kunnen vieren - zonder natuurlijk de compositie van het boek uit het oog te verliezen.
"In wezen was mijn ambitie bij het schrijven van dit boek, in vergelijking met mijn vorige roman Post mortem, bescheiden: ik wilde simpelweg een mooi, elegant, spannend verhaal vertellen. Een beetje een mythisch, sprookjesachtig verhaal ook. Misschien is 'betoverend' een nog beter woord. En het feit dat het een prinsdom is, maakte in die zin van Monaco natuurlijk een perfecte locatie. Daarnaast liep ik al een hele tijd rond met het idee om een roman te schrijven tegen het decor van de formule 1.
"Maar de eigenlijke ontkieming vond toch plaats, geheel onverwacht, toen ik mij op ongeveer een kwart van het einde van Post mortem bevond en plots, alsof ik in een bootje op de Middellandse Zee zat, een polaroidachtig beeld voor mij zag van een late namiddagzon die Monte Carlo bescheen. Een prachtig beeld - een beeld om vast te willen houden."
Een beeld dat merkbaar dateerde van eind jaren zestig?
"Voor dat tijdsgewricht heb ik deels gekozen omdat er toen zeer ingrijpende veranderingen plaatsvonden, uiteraard op alle mogelijke vlakken, maar ook in de autosport, waar men de wagens plots ging tooien met reclame voor bijvoorbeeld sigaretten, wat voordien ondenkbaar was. Maar belangrijker is misschien nog wel dat ik Jack Preston - die vijfendertig jaar is, en met zijn brillantinekapsel duidelijk een product van de voorbije jaren vijftig - wilde neerzetten op die grens tussen twee tijdvakken: net als ik heeft hij niet het gevoel deel uit te maken van de tijd waarin hij leeft. Zo heb ik zelf weinig of geen voeling met de drastische digitalisering. En wat mijn muzikale voorkeuren betreft: tachtig was prachtig! (lacht) Anderzijds, al op mijn twintigste had ik het gevoel dat ik te oud was voor de tijd waarin ik leefde. Nu goed, op dit ogenblik deel ik deze gevoelens dan weer met veel van mijn tijdgenoten."
Jack Preston, zou je kunnen zeggen, lijdt aan een vorm van omgekeerde paranoia: als Deedee vóór de explosie op weg naar de prins van Monaco is en zodoende toevallig ook Prestons richting uitloopt, 'weet hij zeker' dat ze naar hem kijkt, en later, na de gruwelijke feiten, is hij er zelfs van overtuigd dat ze zich tot hem richt via het televisiescherm.
"Ja, dat is heel goed uitgedrukt: misschien is het vooral een ander boek geworden dan de voorgaande omdat de paranoia hier een omgekeerde, positieve vorm heeft aangenomen en zich nu openbaart als zelfverzekerdheid. Het heeft er natuurlijk alles mee te maken dat zowel Jack als zijn vrouw Maureen heel religieus zijn en geloven in een God die het evenwicht bewaart door te slaan en te zalven, te geven en te nemen. Ze vertrouwen op gerechtigheid.
"Jack meent bijvoorbeeld dat de vroege dood van zijn beide ouders, toen hij nog een kind was, zijn compensatie heeft gevonden in het feit dat het hem later vergund is geweest om carrière te maken in de autosport. Nu goed, het is ook niet zo gek van Preston om te verwachten dat Deedee de fout die de media maken - namelijk dat zij haar leven heeft te danken aan haar lijfwacht en dus niet aan hem - naderhand recht zal trachten te zetten. Hoe zou je zelf zijn?"
Ik denk toch niet dat ik zo ver zou gaan als hij in mijn foutieve interpretaties van de werkelijkheid, wanneer ik dus bijvoorbeeld voor de televisie zou zitten, al sluit ik niet uit dat Preston op zijn manier inderdaad 'net als u en ik' is. Zou je kunnen zeggen dat elke mens leeft bij de gratie van het zelfbedrog?
"Ik zou het niet beter kunnen formuleren."
En wat bedoel ik daarmee juist?
"(lacht) Kijk, ik vind dit heel erg interessant. Ik wilde een min of meer tijdloze vertelling schrijven over geloof en schoonheid, maar ik maak zo'n boek uiteraard niet met de intentie om bepaalde filosofische stellingen of psychologische inzichten te gaan illustreren. Ik kan nu wel samen met jou vaststellen dat de roman ook over het belang van zelfbedrog in een mensenleven handelt - ik ga dus uitdrukkelijk met je akkoord -, maar dat is iets wat ik nu pas, achteraf, besef."
En dus zal ook de link tussen het feit dat Jack een roker is, na zijn indiensttreding bij Lotus in de kerk een kaars heeft gebrand en vlak voor de ontploffing - als het 'vuur nog geen vuur' is - de sigarettenreclame op zijn wagen onder repen plakband verbergt wel uitsluitend op rekening van mijn eigen arme, moede geest te schrijven zijn?
"Ja, maar dat is toch juist fantastisch? Als een verhaal goed is, als het goed verteld is, dan komen er altijd dingen aangewaaid die er naadloos in passen en waar mensen een betekenis aan ophangen: mensen treden een verhaal tegemoet en brengen zichzelf, dat wat in hen leeft, met zich mee. Juist daarom is het zo belangrijk dat er op de een of andere manier ruimte in een boek wordt vrijgehouden, dat de hele zaak niet compleet is dichtgetimmerd.
"Wat de religieuze laag in Monte Carlo betreft, ben jij trouwens van aanzienlijk belang geweest. Lang geleden, namelijk, heb je mij ooit getypeerd als 'een atheïst' - een van de ergste beledigingen die je mij ooit in het gezicht geslingerd hebt. (lacht) Nu is het inderdaad zo dat ik mij ná mijn katholieke opvoeding onder druk van de groep, weet je wel, de zogenaamde peer pressure, een hele tijd lang afgezet heb tegen het geloof. Ik was niet sterk genoeg om voor mezelf te denken, en dat komt omdat ik een enorme twijfelaar ben. Sommige mensen klóppen gewoonweg, ze spelen niet, laten zich niet door anderen beïnvloeden. Ik ben anders, waardoor ik mij intellectueel op sleeptouw heb laten nemen door de tijdsgeest en mensen om me heen die niet geloofden.
"Maar zeker sinds het herseninfarct van mijn dochtertje Renée een paar jaar geleden heb ik geleerd hoeveel krácht er in geloven schuilt, en hoeveel kracht het geloof kan losmaken. Ik durf nu te zeggen dat ik een gelovig mens ben. Niet dat ik een bepaalde God dien - ik denk dat je het geloven zélf God zou kunnen noemen. En daarom ook zie ik het als een ongelooflijk feilen van de wetenschap dat ze het geloof van zo ontzettend veel mensen op deze wereld, in al zijn gradaties, en al het positieve wat dat teweegbrengt, klasseert als iets wat 'niet bestaat'. Overigens, zijn alle fictieschrijvers én -lezers niet per definitie gelovig?
"In die optiek is in Monte Carlo een belangrijke rol weggelegd voor Ronny, een mentaal beperkte jongen die door iedereen in het Engelse dorpje waar Preston en zijn vrouw wonen in de armen wordt gesloten, een jongen die op het eind van het verhaal onder protectie van God lijkt te staan. Hij daagt God niet uit en brengt geluk naar de mensen. Je zou Ronny kunnen beschouwen als een heus godsgeschenk."
Misschien is hij dus wel, hoewel hij minder aandacht van de schrijver krijgt dan Preston, het eigenlijke hoofdpersonage? Ik moet er nu ook aan denken dat het boek is opgedragen aan je 'zoon Willem'.
"Ten tijde van zijn geboorte schreef ik op Facebook zoiets als: 'De verlosser is geboren. Willem zal de mensheid redden.' Een grap, natuurlijk, maar dat is wel een beetje het gevoel dat je als vader hebt bij het krijgen van een zoon: die man gaat iets doen waar ik niet toe in staat ben. Ondertussen is hij vier jaar oud, en ik kan zeggen dat ik nooit zo in de wereld heb gestaan als hij. Ik was op zijn leeftijd veel angstiger en teruggetrokkener. Hij kent geen enkele zorg en straalt een ongelooflijke, jaloersmakende vitaliteit uit. Volgens mij moet hij in staat zijn, later, op de een of andere manier zijn stempel op de wereld te drukken. Het is iemand, dat kun je nu al zien, net zoals je na twee hoofdstukken al weet wat voor een boek je nieuwe roman wordt, die zich niet zal laten leiden. Iemand die klópt.
"Ik denk niet dat hij schrijver zal worden. Daarvoor zal hij te veel in het leven willen staan."
Over seks gesproken: op een bepaald moment 'vaart er iets' in Jack Prestons echtgenote Maureen...
"Iedereen die On Chesil Beach van Ian McEwan heeft gelezen, weet dat seksualiteit in het Engeland van de jaren zestig een behoorlijk problematische zaak was, en de ironie bestaat erin dat Maureen, een plattelandsvrouw, geen schoonheid maar zeer liefdevol, wél bereikt wat Preston zelf tevergeefs verlangt, namelijk het in praktijk brengen van de nieuwe zeden. Niet hij maar zíj maakt een seksuele ontbolstering mee. Dankzij zijn littekens, zijn 'naakte harnas' zoals ze het noemt, ziet ze in hem een soort van krijger - een echte, opwindende man, die plots van alles in haar losmaakt. Hij op zijn beurt interpreteert haar opvlammende lustgevoelens helaas verkeerdelijk als een vorm van verfoeilijk medelijden."
Hij ervaart een en ander ook als bedreigend.
"Ik denk dat het zo is dat vrouwen meer talent hebben voor overgave dan mannen. Seksueel, maar ook anderszins. Mijn eigen vrouw, bijvoorbeeld, bezit in tegenstelling tot mij een soort van intuïtieve wijsheid die maakt dat zij altijd en overal juist weet te handelen. Nu, dat is misschien minder vrouwelijk dan dat het iets is wat haar als specifiek individu kenmerkt. Daarom ben ik ook bij haar, natuurlijk, en niet bij iemand anders. Ik overdrijf niet als ik zeg dat ik mij laaf aan haar kracht en weet wel zeker dat ik zonder haar niet de man - en misschien zelfs niet de schrijver - zou zijn die ik nu ben. Ik prijs me dus zéér gelukkig dat ik (op 1 mei, CV) met haar in het huwelijk ben mogen treden."
Peter Terrin,Monte Carlo, De Bezige Bij, 144 p., 16,90 euro.
CHRISTOPHE VEKEMAN ■
Christophe Vekeman
2/ei/07 m
In Monte Carlo doet Peter Terrin het wedervaren uit de doeken van Jack Preston, monteur bij het Lotus formule 1-team, die bij een spectaculair ongeval net voor de start van de Grand Prix van Monaco in mei 1968 leven en carrière redt van het wereldbefaamde Franse filmsterretje Deedee. Ze komt er zonder schram van af, in tegenstelling tot de levenslang door het vuur verminkte Preston, die na een herstelperiode in een ziekenhuis in Nice terugkeert naar zijn vrouw in Aldstead, klaar voor een teken van Deedees dankbaarheid en de bekendheid die zijn deel zal worden.
In korte hoofdstukken, soms minder dan een bladzijde lang, voert Terrin de lezer mee naar het Monte Carlo én het Engelse platteland van de late jaren zestig van de twintigste eeuw, maar weet hij bovenal ten diepste door te dringen in de geest van een eenvoudig man die bij toeval een heldendaad verricht en droomt van een nieuw leven.
Monte Carlo is een voor jouw doen erg veelkleurig boek geworden, geschreven in een stijl die je minder afgemeten dan gewoonlijk en zelfs joyeus zou kunnen noemen.
"Dat kan ik zeker beamen, al moet ik er onmiddellijk aan toevoegen dat er voor mijzelf niet zoiets bestaat of ooit bestaan heeft als een typische Terrinstijl, een stijl die, zoals jij die wel hebt, altijd en overal meteen herkenbaar is. Wel is waar dat het met Monte Carlo mijn bedoeling was een heel andere roman te schrijven, in die zin dat ik ditmaal echt een vertelling wilde brengen.
"Mijn vorige boeken waren heel sterk vanuit het enge, vaak enigszins claustrofobische perspectief van de hoofdfiguur geschreven, wat natuurlijk zijn gevolgen had op het vlak van de taal. In Monte Carlo, daarentegen, schenk ik aandacht aan de belevingswereld van veel meer mensen dan alleen maar Jack Preston. En ik moet zeggen: ik heb er groot plezier aan beleefd om eens de teugels te kunnen vieren - zonder natuurlijk de compositie van het boek uit het oog te verliezen.
"In wezen was mijn ambitie bij het schrijven van dit boek, in vergelijking met mijn vorige roman Post mortem, bescheiden: ik wilde simpelweg een mooi, elegant, spannend verhaal vertellen. Een beetje een mythisch, sprookjesachtig verhaal ook. Misschien is 'betoverend' een nog beter woord. En het feit dat het een prinsdom is, maakte in die zin van Monaco natuurlijk een perfecte locatie. Daarnaast liep ik al een hele tijd rond met het idee om een roman te schrijven tegen het decor van de formule 1.
"Maar de eigenlijke ontkieming vond toch plaats, geheel onverwacht, toen ik mij op ongeveer een kwart van het einde van Post mortem bevond en plots, alsof ik in een bootje op de Middellandse Zee zat, een polaroidachtig beeld voor mij zag van een late namiddagzon die Monte Carlo bescheen. Een prachtig beeld - een beeld om vast te willen houden."
Een beeld dat merkbaar dateerde van eind jaren zestig?
"Voor dat tijdsgewricht heb ik deels gekozen omdat er toen zeer ingrijpende veranderingen plaatsvonden, uiteraard op alle mogelijke vlakken, maar ook in de autosport, waar men de wagens plots ging tooien met reclame voor bijvoorbeeld sigaretten, wat voordien ondenkbaar was. Maar belangrijker is misschien nog wel dat ik Jack Preston - die vijfendertig jaar is, en met zijn brillantinekapsel duidelijk een product van de voorbije jaren vijftig - wilde neerzetten op die grens tussen twee tijdvakken: net als ik heeft hij niet het gevoel deel uit te maken van de tijd waarin hij leeft. Zo heb ik zelf weinig of geen voeling met de drastische digitalisering. En wat mijn muzikale voorkeuren betreft: tachtig was prachtig! (lacht) Anderzijds, al op mijn twintigste had ik het gevoel dat ik te oud was voor de tijd waarin ik leefde. Nu goed, op dit ogenblik deel ik deze gevoelens dan weer met veel van mijn tijdgenoten."
Jack Preston, zou je kunnen zeggen, lijdt aan een vorm van omgekeerde paranoia: als Deedee vóór de explosie op weg naar de prins van Monaco is en zodoende toevallig ook Prestons richting uitloopt, 'weet hij zeker' dat ze naar hem kijkt, en later, na de gruwelijke feiten, is hij er zelfs van overtuigd dat ze zich tot hem richt via het televisiescherm.
"Ja, dat is heel goed uitgedrukt: misschien is het vooral een ander boek geworden dan de voorgaande omdat de paranoia hier een omgekeerde, positieve vorm heeft aangenomen en zich nu openbaart als zelfverzekerdheid. Het heeft er natuurlijk alles mee te maken dat zowel Jack als zijn vrouw Maureen heel religieus zijn en geloven in een God die het evenwicht bewaart door te slaan en te zalven, te geven en te nemen. Ze vertrouwen op gerechtigheid.
"Jack meent bijvoorbeeld dat de vroege dood van zijn beide ouders, toen hij nog een kind was, zijn compensatie heeft gevonden in het feit dat het hem later vergund is geweest om carrière te maken in de autosport. Nu goed, het is ook niet zo gek van Preston om te verwachten dat Deedee de fout die de media maken - namelijk dat zij haar leven heeft te danken aan haar lijfwacht en dus niet aan hem - naderhand recht zal trachten te zetten. Hoe zou je zelf zijn?"
Ik denk toch niet dat ik zo ver zou gaan als hij in mijn foutieve interpretaties van de werkelijkheid, wanneer ik dus bijvoorbeeld voor de televisie zou zitten, al sluit ik niet uit dat Preston op zijn manier inderdaad 'net als u en ik' is. Zou je kunnen zeggen dat elke mens leeft bij de gratie van het zelfbedrog?
"Ik zou het niet beter kunnen formuleren."
En wat bedoel ik daarmee juist?
"(lacht) Kijk, ik vind dit heel erg interessant. Ik wilde een min of meer tijdloze vertelling schrijven over geloof en schoonheid, maar ik maak zo'n boek uiteraard niet met de intentie om bepaalde filosofische stellingen of psychologische inzichten te gaan illustreren. Ik kan nu wel samen met jou vaststellen dat de roman ook over het belang van zelfbedrog in een mensenleven handelt - ik ga dus uitdrukkelijk met je akkoord -, maar dat is iets wat ik nu pas, achteraf, besef."
En dus zal ook de link tussen het feit dat Jack een roker is, na zijn indiensttreding bij Lotus in de kerk een kaars heeft gebrand en vlak voor de ontploffing - als het 'vuur nog geen vuur' is - de sigarettenreclame op zijn wagen onder repen plakband verbergt wel uitsluitend op rekening van mijn eigen arme, moede geest te schrijven zijn?
"Ja, maar dat is toch juist fantastisch? Als een verhaal goed is, als het goed verteld is, dan komen er altijd dingen aangewaaid die er naadloos in passen en waar mensen een betekenis aan ophangen: mensen treden een verhaal tegemoet en brengen zichzelf, dat wat in hen leeft, met zich mee. Juist daarom is het zo belangrijk dat er op de een of andere manier ruimte in een boek wordt vrijgehouden, dat de hele zaak niet compleet is dichtgetimmerd.
"Wat de religieuze laag in Monte Carlo betreft, ben jij trouwens van aanzienlijk belang geweest. Lang geleden, namelijk, heb je mij ooit getypeerd als 'een atheïst' - een van de ergste beledigingen die je mij ooit in het gezicht geslingerd hebt. (lacht) Nu is het inderdaad zo dat ik mij ná mijn katholieke opvoeding onder druk van de groep, weet je wel, de zogenaamde peer pressure, een hele tijd lang afgezet heb tegen het geloof. Ik was niet sterk genoeg om voor mezelf te denken, en dat komt omdat ik een enorme twijfelaar ben. Sommige mensen klóppen gewoonweg, ze spelen niet, laten zich niet door anderen beïnvloeden. Ik ben anders, waardoor ik mij intellectueel op sleeptouw heb laten nemen door de tijdsgeest en mensen om me heen die niet geloofden.
"Maar zeker sinds het herseninfarct van mijn dochtertje Renée een paar jaar geleden heb ik geleerd hoeveel krácht er in geloven schuilt, en hoeveel kracht het geloof kan losmaken. Ik durf nu te zeggen dat ik een gelovig mens ben. Niet dat ik een bepaalde God dien - ik denk dat je het geloven zélf God zou kunnen noemen. En daarom ook zie ik het als een ongelooflijk feilen van de wetenschap dat ze het geloof van zo ontzettend veel mensen op deze wereld, in al zijn gradaties, en al het positieve wat dat teweegbrengt, klasseert als iets wat 'niet bestaat'. Overigens, zijn alle fictieschrijvers én -lezers niet per definitie gelovig?
"In die optiek is in Monte Carlo een belangrijke rol weggelegd voor Ronny, een mentaal beperkte jongen die door iedereen in het Engelse dorpje waar Preston en zijn vrouw wonen in de armen wordt gesloten, een jongen die op het eind van het verhaal onder protectie van God lijkt te staan. Hij daagt God niet uit en brengt geluk naar de mensen. Je zou Ronny kunnen beschouwen als een heus godsgeschenk."
Misschien is hij dus wel, hoewel hij minder aandacht van de schrijver krijgt dan Preston, het eigenlijke hoofdpersonage? Ik moet er nu ook aan denken dat het boek is opgedragen aan je 'zoon Willem'.
"Ten tijde van zijn geboorte schreef ik op Facebook zoiets als: 'De verlosser is geboren. Willem zal de mensheid redden.' Een grap, natuurlijk, maar dat is wel een beetje het gevoel dat je als vader hebt bij het krijgen van een zoon: die man gaat iets doen waar ik niet toe in staat ben. Ondertussen is hij vier jaar oud, en ik kan zeggen dat ik nooit zo in de wereld heb gestaan als hij. Ik was op zijn leeftijd veel angstiger en teruggetrokkener. Hij kent geen enkele zorg en straalt een ongelooflijke, jaloersmakende vitaliteit uit. Volgens mij moet hij in staat zijn, later, op de een of andere manier zijn stempel op de wereld te drukken. Het is iemand, dat kun je nu al zien, net zoals je na twee hoofdstukken al weet wat voor een boek je nieuwe roman wordt, die zich niet zal laten leiden. Iemand die klópt.
"Ik denk niet dat hij schrijver zal worden. Daarvoor zal hij te veel in het leven willen staan."
Over seks gesproken: op een bepaald moment 'vaart er iets' in Jack Prestons echtgenote Maureen...
"Iedereen die On Chesil Beach van Ian McEwan heeft gelezen, weet dat seksualiteit in het Engeland van de jaren zestig een behoorlijk problematische zaak was, en de ironie bestaat erin dat Maureen, een plattelandsvrouw, geen schoonheid maar zeer liefdevol, wél bereikt wat Preston zelf tevergeefs verlangt, namelijk het in praktijk brengen van de nieuwe zeden. Niet hij maar zíj maakt een seksuele ontbolstering mee. Dankzij zijn littekens, zijn 'naakte harnas' zoals ze het noemt, ziet ze in hem een soort van krijger - een echte, opwindende man, die plots van alles in haar losmaakt. Hij op zijn beurt interpreteert haar opvlammende lustgevoelens helaas verkeerdelijk als een vorm van verfoeilijk medelijden."
Hij ervaart een en ander ook als bedreigend.
"Ik denk dat het zo is dat vrouwen meer talent hebben voor overgave dan mannen. Seksueel, maar ook anderszins. Mijn eigen vrouw, bijvoorbeeld, bezit in tegenstelling tot mij een soort van intuïtieve wijsheid die maakt dat zij altijd en overal juist weet te handelen. Nu, dat is misschien minder vrouwelijk dan dat het iets is wat haar als specifiek individu kenmerkt. Daarom ben ik ook bij haar, natuurlijk, en niet bij iemand anders. Ik overdrijf niet als ik zeg dat ik mij laaf aan haar kracht en weet wel zeker dat ik zonder haar niet de man - en misschien zelfs niet de schrijver - zou zijn die ik nu ben. Ik prijs me dus zéér gelukkig dat ik (op 1 mei, CV) met haar in het huwelijk ben mogen treden."
Peter Terrin, Monte Carlo, De Bezige Bij, 144 p., 16,90 euro.
Maria Vlaar
il/pr/24 a
De jury van de Librisprijs 2015 heeft haar rapport aangegrepen om een State of the Union over het boekenvak te maken. De val van boekhandelketen Polare, de 'ontlezing' en de digitalisering worden aan de debetkant gezet; aan de creditkant zorgen meer mediabelangstelling, stabilisering van de boekhandel en een hernieuwde belangstelling voor het papieren boek voor het broodnodige evenwicht, aldus de jury. Misschien omdat een juryrapport toch eigenlijk over de stand van zaken in de literatuur moet gaan eindigt het met het inzicht dat de literaire oogst van 2014 wemelt van de 'jonge vrouwen die alle ramen en deuren opengooien en de wereld onverschrokken tegemoet treden'. De 'literaire toekomst van Nederland'(sic, hoewel ook Vlaamse auteurs naar de prijs meedingen, red.) zal 'vrouwelijk' zijn, meent de jury.
Een opmerkelijke conclusie die opzettelijk afstand neemt van de traditie van de Librisprijs. Want de prijs die dit jaar voor de 22ste keer wordt uitgereikt ging slechts twee keer naar een vrouw, niet bepaald jonge vrouwen die de ramen opengooien: in 1994 naar Frida Vogels (1930), en in 2008 naar D. Hooijer (1939). Beide auteurs zijn voor de fijnproevers - schitterend door hun eigenaardigheid. Dat juist zij de prijs wonnen, benadrukt alleen maar de grote vraag waarom publieksboeken van Harry Mulisch en A.F.Th. van der Heijden, Arnon Grunberg en Tommy Wieringa de Librisprijs wonnen, maar nooit de net zo graag gelezen Doeschka Meijsing, Connie Palmen, Mensje van Keulen, Anna Enquist of Margriet de Moor.
Het is geen toeval hoor. Want als je naar de shortlists over de jaren heen kijkt, is het schrikken. Slechts 33 van de 132 genomineerde titels zijn geschreven door vrouwen. Dat is een ruime voorsprong voor de mannen, nog voordat de wedstrijd begonnen is. Margriet de Moor is de vaakst genomineerde vrouw (drie keer), gevolgd door Wanda Reisel en Marie Kessels (twee keer). Maar ook Esther Gerritsen, nu genomineerd met Roxy, stond al twee keer eerder op de shortlist. Alleen al om hun eigen juryrapport geloofwaardig te laten zijn, zou de jury dus moeten besluiten om haar dit jaar de Librisprijs te gunnen.Roxy is bovendien een ijzersterke roman vol verrassingen.Roxy is de naam van de kersverse weduwe van een succesvol tv-producer; een onalledaagse hoofdpersoon, alleen al omdat ze een ordinaire nouveau riche lijkt. Toen haar man werd aangereden bleek hij naakt te zijn, en in verstrengeling met zijn tevens naakte assistente. Roxy's wereld stort in: terwijl het verdriet toeslaat moet ze ook het beeld van haar huwelijk krachtig bijstellen. Haar intense rouw drijft haar tot bizarre acties - rouw blijkt een zeer krachtige life changer.
In omgekeerde volgorde
Ook in het stilistisch vernuftige Monte Carlo van Peter Terrin dat genomineerd is voor de Librisprijs, draait het om een trauma. In een dromerige en ongrijpbare sfeer vertelt Terrin in zijn novelle over Jack Preston, monteur bij de Formule 1 in Monte Carlo. Hij gooit zich tussen een ontploffende raceauto en filmster Deedee in, waardoor hij haar gezicht redt en zelf zijn rug, nek en achterhoofd verbrandt. Weer thuis wacht hij tevergeefs op haar dank. Terwijl Deedee publiekelijk aankondigt de rol van Emma Peel inDe wrekers te krijgen - het verhaal speelt zich af in de jaren 60 - en haar bodyguard de eer toegespeeld krijgt die Preston verdient, zien we de monteur zich tot een verbitterde stalker ontpoppen. Zijnmoment of fame is hem fataal geworden.
Gustaaf Peek is met Godin, held wat mij betreft de beste uitdager van Esther Gerritsen. Het is al bijzonder dat een man zo goed kan schrijven hoe een vrouw seksualiteit beleeft. Maar Peek heeft ook een geweldige literaire vondst gedaan door zijn verhaal, over een onstuitbare en levenslange aantrekkingskracht tussen twee mensen die daarnaast een 'gewoon' leven met echtgenoten en gezinnen leiden, in omgekeerde volgorde te vertellen. Per hoofdstuk worden Tessa en Marius jonger en wordt de hunkering naar elkaar geloofwaardiger en van meer context voorzien. Tegelijk gaat het boek ook over verlies - aan toekomst, aan dromen, aan idealen - dat hoort bij ouder worden, en over de liefde als wanhoopsdaad tegen de dood.
Bloedserieus is Peek en zijn taal is poëtisch en gedragen, waar Gerritsen humoristischer is en in korte droge dialoogzinnen schrijft. Beiden hebben een vrouw van vlees en bloed geschapen die mij bij zal blijven.
Generatieverschil
Gerritsen (1972), Terrin (1968) en Peek (1975) zijn generatiegenoten, hebben al een mooi oeuvre op hun naam staan, en representeren de nieuwe generatie, die nu het literaire landschap vormgeeft. Ze torenen uit boven de twee éminences grises op de shortlist van de Librisprijs:Adriaan van Dis (1946) en Kees 't Hart (1944). Beiden werden eerder genomineerd en daarmee rekenen de uitgevers en boekhandelaren ze ongetwijfeld tot de favorieten. Van Dis 'Ik kom terug is een heerlijk en humoristisch geschreven portret van zijn moeder en een zelfportret, een ontluisterend en ontroerend verslag van een aftakelingsproces, en tegelijk een monument voor een tragische vrouw. Kees 't Hart schrijft ook al zo lekker - het voordeel van de ervaring. Zijn Teatro Olimpico is een hilarisch verslag van een reis die twee Nederlandse theatermakers ondernemen naar Italië, waar ze zijn uitgenodigd hun toneelstuk over Rousseau te vertonen. Ze stuiten op probleem na probleem en blijven met de torenhoge rekening zitten. Het is een virtuoze satire op de kunstwereld - alleen al het voortdurende gevit op Beckett en alle theatermakers die zich hebben laten inspireren door Beckett is geestig, in al zijn kleinheid.
Des te grappiger is het dat de jongste genomineerde Niña Weijers (1987) achteraan in haar roman De consequenties nu juist Beckett dankt, 'voor de weerklank'. Ook haar boek speelt zich af in de kunstwereld, maar van ironie en satire is geen sprake. Dat is wellicht het grootste generatieverschil, goed te zien in beide shortlists: de jongste generatie schrijvers heeft de ironie afgeschud en het postmodernisme voorgoed uitgewuifd.
De outsider
Juist over ironie gaat een van de essays in Vechtmemoires, de essaybundel van Joost de Vries die genomineerd is voor de Gouden Boekenuil. Niet alle stukken in het boek ontstijgen hun oorspronkelijke aard van recensie of krantenstuk, maar het boek opent scherp met 'De kwestie ironie'. Ironie is een permanent 'doen alsof niet', een alles 'tussen haakjes' zetten, daarmee 'echte' ervaringen onbeduidend maken en ontkennen. Gevolg is dat de ironische mens zich aan niets werkelijk over kan geven. De bundel bevat ook diverse stukken over Angelsaksische cultuur en een aanstekelijk verslag van deelname aan een re-enacting van de Slag bij Waterloo.
Zoals de traditie het wil bij de Gouden Uil, is er een outsider:Mark Schaevers' Orgelman over de kunstenaar Felix Nussbaum, die een deel van zijn leven in België doorbracht, dicht bij zijn vriend James Ensor. Het is een biografie buiten categorie, omdat ze zo nadrukkelijk ook de zoektocht van Schaevers zelf beschrijft naar snippers kennis over de eerst vergeten en dan herontdekte Duitse Joodse schilder. Aan de hand van brieven, archieven, maar vooral zijn schilderijen - het boek is prachtig geïllustreerd - vertelt Schaevers Nussbaums tragische verhaal.
De Gouden Boekenuil heeft een hybride smaak voor ook andere genres dan de roman, terwijl het bestuur van de Librisprijs voorschrijft dat alleen romans in aanmerking komen.
Net als de Librisjury is de Gouden Boekenuil-jury strategisch te werk gegaan, door naast twee non-fictietitels ook een verhalenbundel op de shortlist te zetten, van Rob van Essen.Hier wonen ook mensen bevat perfecte verhalen, licht absurdistisch en vervreemdend. Het verhaal 'Het huis aan de Amstel' steekt met kop en schouders boven de andere uit en levert een beeld op dat altijd in mijn hoofd zal blijven: twee fietsers langs de rivier die zich zo synchroon bewegen dat het spinnenweb tussen hun fietsen intact blijft. De intensieve training die daaraan voorafgegaan is, inclusief spirituele lading, levert een grandioos verhaal op.
Oude man/jonge vrouw
'Terwijl jonge vrouwen ooit traditioneel het favoriete onderwerp vormden van ouder wordende kunstenaars, lijkt de blijmoedige conclusie gerechtvaardigd dat de rollen vandaag de dag omgekeerd zijn.' Het lijkt wel alsof de Gouden Boekenuil-jury gehoor geeft aan dit citaat uit het juryrapport van de Librisprijs door twee romans te nomineren die elkaars tegenpolen zijn: Jeroen Brouwers' Het hout en Niña Weijers' De consequenties.
Brouwers' roman gaat niet over een vrouw, wel een favoriet onderwerp in zijn rijke oeuvre, maar over de jonge broeder Bonaventura. In een stilistisch verbluffend verhaal stelt Brouwers het stelselmatige misbruik van jongens in de katholieke kerk aan de orde. Misbruik is een pervers uitvloeisel van de autoritaire en onderdrukkende orde die er heerst in de kerk, en zeker binnen de klooster- en internaatsmuren, toont hij aan. Bonaventura ziet het gebeuren en kan niet anders, vanwege zijn eigen zwaktes, dan gepijnigd wegkijken. Met de keuze voor zijn hoofdpersoon maakt Brouwers alle lezers en de hele maatschappij verantwoordelijk voor het misbruik, of in ieder geval voor het niet stoppen van het misbruik. Deeasy way out die Bonaventura kiest - hij valt voor een vrouwelijke boekhandelaar uit het dorp die hem ontmaagdt - knaagt aan het geweten van de lezer.
De consequenties heeft niet de stilistische perfectie van Brouwers, maar ja: zij is pas 28 en dit is haar debuut. Bovendien wil ze iets heel anders dan Brouwers. Haar roman doet denken aan de debuten van Oek de Jong, Frans Kellendonk en Doeschka Meijsing: de grote ernst, de intensiteit van de zoektocht naar de zin van het leven en het voortdurend denken over schijn en wezen: wie ben ik, wat is mijn opdracht? Hoofdpersoon is de jonge succesvolle kunstenares Minnie, die haar leven ziet als een permanente performance. Ze vraagt een fotograaf haar te stalken en vervreemdt daardoor steeds meer van haar eigen leven. Langzaam komt de lezer erachter wat dat leven inhoudt, hoe Minnie eigenlijk 'bedoeld' was en hoe ze net als eerder haar ongehuwde moeder de man die ze liefheeft en zichzelf verliest aan de kunst.
Doorbreek de traditie
Wie van deze auteurs moet nu een prijs krijgen? Het gaat niet alleen om literaire kwaliteit bij de jaarlijkse prijzenregens. 'Literaire kwaliteit' is nu eenmaal geen objectief criterium, maar stoelt op de subjectieve ervaring, smaak en belezenheid van de lezer. Vaak werkt het zo: bij elk jurylid prijkt een ander boek op de eerste plaats. Zo ontstaat een grote variatie op de shortlist. De winnaar wordt meestal het boek dat bij alle juryleden op nummer 2 staat. Dat hoeft niet perfect te zijn, maar roept toch bij iedereen sympathie en bewondering op.
Als de jury van de Gouden Boekenuil het advies van de Librisjury volgt, dan wint Niña Weijers. De Gouden Boekenuil is nooit eerder naar een vrouw gegaan. Ook op de shortlists zijn vrouwen met een lantaarntje te zoeken. Dat toeval noemen, twintig jaar lang, zou bespottelijk zijn. Weijers is niet de enige jonge vrouw met groot talent; met Naomi Rebekka Boekwijt, Maartje Wortel, Bregje Hofstede, Shira Keller, Hanna Bervoets, Nina Polak, Franca Treur, allemaal rond de dertig, is een nieuwe generatie opgestaan die het 'glazen plafond' in de literatuur hopelijk voorgoed doorbreekt.
Als Weijers ieders tweede keus is, wordt ze democratisch gezien de nummer 1. En Jeroen Brouwers met zijn magnifieke Het hout dan? Brouwers schreef het beste boek, maar ik roep de jury op te doen wat niemand verwacht. Doorbreek de traditie, stel een daad en geef de prijs aan Niña Weijers.
Lees alles over de Libris Literatuurprijs en de Gouden Boekenuil op www.standaard.be/shortlist
Maria Vlaar ■
Toon Horsten
2/ei/02 m
Foto's Jimmy Kets
Meer dan een halve eeuw is het geleden dat het circuit van Zolder officieel werd geopend, op 19 juni 1963 om precies te zijn. Verschillende formule 1-teams vonden in de jaren daarna de weg naar het circuit voor testritten. Mijnwerkerskinderen uit de buurt die de motoren van de bolides hoorden grommen, kwamen toegesneld om zich te vergapen aan Jim Clark en de andere piloten van het legendarische Britse Team Lotus. De helden van hun tijd die rondjes draaiden midden in de Limburgse bossen. Veiligheidsmaatregelen of afsluitingen waren er amper: wie dat wilde, kon en mocht komen kijken.
In de jaren 70 en 80 werden zelfs tien grote prijzen gereden in Zolder, met winnaars als Niki Lauda, Jackie Stewart, Mario Andretti, Didier Pironi en Michele Alboreto.
Als we bij het circuit aankomen, scheuren sportwagens nog met piepende banden door de zeurende regen. Van brullende motoren is geen sprake. Elektrische auto's zijn het, die wel veel snelheid maken, maar dat doen zonder noemenswaardige geluidsoverlast voor de buurt. Wanneer we even later samen door de pits lopen, staan ze al netjes gestald in de paddock - ze hangen aan het stopcontact, klaar voor nieuwe avonturen. De geur van olie en verbrand rubber is ver te zoeken.
Monte Carlo heet het nieuwe boek van Peter Terrin, de winnaar van de Ako Literatuurprijs 2012 met Post Mortem, en het hoofdpersonage werkt als mecanicien voor Team Lotus. De titel verwijst naar de grote prijs van Monaco, die elk jaar in mei plaatsvindt. Het eerste deel van zijn boek situeert Terrin in de aanloop naar die grote prijs, editie 1968. 'Dit hele boek is begonnen met één beeld', vertelt de schrijver. 'Toen Post Mortem bijna klaar was, zag ik het op een avond ineens heel helder voor me: Monte Carlo tegen de berg aan, badend in laat zonlicht, gezien vanaf de zee. Ik speelde al langer met het idee een boek te schrijven over de formule 1, en toen kwamen die twee elementen samen.'
Sigaretten en racewagens
Terrin is een groot liefhebber van formule 1, veeleer een zeldzaamheid in literaire kringen. 'Mensen kijken ervan op', stelt hij vast. 'Wat ik niet begrijp. Het is een fascinerende wereld. In 1982, het jaar dat Gilles Villeneuve hier op dit circuit verongelukte, ben ik de races beginnen volgen, en ze zijn me altijd mateloos blijven boeien. Verschillende dingen komen erin samen. Om te beginnen het sportieve: de piloten leveren ongelooflijke prestaties, ze doen haast even goed als triatleten. Tijdens een race van twee uur verliezen ze soms drie tot vier kilo lichaamsgewicht. Daarnaast doet de formule 1 me altijd denken aan het oude Rome: de decadentie die onvermijdelijk gepaard gaat met een beschaving op haar hoogtepunt. Gigantische budgetten, topingenieurs, hightech materiaal, een subliem spelletje enkel en alleen om tien honderdsten van een seconde sneller te zijn dan de concurrentie. Dat vind ik geweldig. Alleen de mens kan zoiets verzinnen. En doet het ook, omdat het kan.'
Op 1 mei was het precies twintig jaar geleden dat Ayrton Senna overleed. Sindsdien is de sport veel veiliger geworden. Waarom kiest Terrin als historische setting van zijn boek voor het jaar 1968, toen de formule 1 zo ongeveer de gevaarlijkste sport ter wereld was? Vanwege de heroïek? 'Niet zozeer dat. Ik heb die periode vooral gekozen omdat ze zo interessant is. Als je het over mei 68 hebt, denkt iedereen aan Parijs, Praag of desnoods Leuven. Maar er zijn in die periode ontzettend veel dingen veranderd. Het leek me erg interessant om mijn hoofdpersonage, de technicus Jack Preston, net in dat tijdsgewricht te plaatsen. Ook in de F1 werd volop geëxperimenteerd, onder meer met aerodynamica. Er werden vleugels op de auto's aangebracht om ze tegen de grond te drukken en ze sneller de bochten te laten nemen. Ook de commercie deed op een nieuwe manier haar intrede. Op de auto's kwam plotseling reclame te staan voor producten die niets met autosport te maken hadden. Dat was ongehoord. Hoe kun je nu reclame voor sigaretten op racewagens zetten? De intrede van de kleurentelevisie, de verkenning van de ruimte. Het zijn allemaal dingen die ik interessant vond voor mijn hoofdpersonage. Hij is een man uit de jaren 50 die de wereld ziet veranderen. Hij bekijkt het met verbazing, maar wil ook deelnemen aan die nieuwe wereld.'
Helden en talkshows
Jack Preston is van nature bescheiden, maar hij koestert ook bepaalde verlangens. 'Voor een eenvoudig mecanicien uit een klein Engels dorpje betekent het heel wat dat hij voor Team Lotus mag werken. Eerzucht is hem niet vreemd, en het verlangen wordt aangewakkerd door wat hij ziet in dat formule 1-circuit: hoe het leven geleefd wordt door de beau monde. Monte Carlo verzinnebeeldt die wereld. Iedereen spreidt een zorgeloos savoir-vivre tentoon. Preston droomt van zo'n mondain leven, hij verlangt ernaar en tegelijk beangstigt het hem. Hij denkt het op een gegeven ogenblik bijna te kunnen grijpen, maar die wereld is en blijft een illusie, voor iedereen.'
'Wanneer er net voor de start van de grand prix van Monaco een spectaculair ongeval gebeurt, redt Jack Preston het leven van Deedee, een jonge Franse starlet die furore maakt. Een ontwapenende, innemende, prachtige jonge vrouw, het beroemdste gezicht van de wereld op dat moment. Hij verwacht dat zijn heldendaad wel eens zijn leven zou kunnen veranderen, stelt zich voor dat hij in dezelfde talkshows zal mogen optreden als Deedee. Hij heeft er recht op. Maar geen van de persfotografen heeft een foto genomen van het voorval, en in de pers wordt geschreven dat een lijfwacht van Deedee haar gered zou hebben. Je kunt jezelf een held wanen, maar voor zijn dorpsgenoten brokkelt zijn geloofwaardigheid af.'
'Vandaag bekijken we beroemdheden met veel meer afstand, met een zekere ironie zelfs, maar in die tijd was dat anders. Kijk maar naar de blinde adoratie voor The Beatles, die meisjes die bij bosjes flauwvielen. Beroemdheden werden aanbeden. Jack doet dat veeleer op een religieuze dan een erotische manier, hij is een heel gelovig man. Deedee blijft ook tamelijk onschuldig, een meisje van eenvoudige komaf. De nieuwe zeden die zij symboliseert, worden vooral op haar geprojecteerd. Het is geen toeval dat ze wordt uitgenodigd om de rol van Emma Peel te spelen in de televisieserieThe Avengers, de natte droom van een hoop mannen in die tijd.' Door zijn verlangen naar Deedee lijkt Jack te vergeten dat hij op het thuisfront aanbeden wordt. 'Maureen, zijn vrouw, en Ronny, een mentaal beperkte jongen die elke dag door het dorp zwerft en hem opzoekt in zijn werkplaats, kijken naar hem op, zien in hem de held die hij is. Schrijnend is het wel, dat mensen de liefde zoeken waar ze niet te vinden is.'
Vonken en vuur
Dankzij de bekroning met de Ako Literatuurprijs is Peter Terrin ook een schrijver met een breed publiek geworden. Een publiek dat verwachtingen koestert. 'Toen Post Mortem genomineerd werd, was Monte Carlo gelukkig al ver gevorderd in mijn hoofd. Als er al druk is, is het druk waar ik blij mee ben. Ik ga er zeker niet onder gebukt. Als schrijver droom je ervan dat er naar je boeken wordt uitgekeken.'
Toch is Monte Carlo een heel ander boek dan Post Mortem of de romans die Terrin daarvoor schreef. 'Ik wilde dit keer een klein, simpel en elegant verhaal vertellen, als een goede langspeelfilm. Een verhaal dat leest als een mythe of een sprookje, alsof het er altijd al is geweest. Een boek dat de lezer 's avonds twee, drie uur lang in een andere wereld brengt, waarna hij het boek dichtklapt en het verhaal meeneemt naar zijn dromen. Dat lijkt misschien miniem, maar het is uiteindelijk een heel ambitieus streven.'
Monte Carlo is een compact boek waarin Terrin verschillende personages volgt, en waarin alles met alles te maken blijkt te hebben. 'Ik had me voorgenomen in dit boek meer de verteller in mij aan bod te laten komen. In het boek zit, zonder dat het opvalt, een alwetende verteller die van het ene personage naar het andere springt, en ook sprongen in tijd en ruimte maakt. Ik vond het heerlijk om te doen, ik moest me niet beperken tot de gedachtewereld van één personage.'
We zitten ondertussen in een brasserie boven het circuit, vanwaaruit we een panoramisch uitzicht hebben over de omgeving. Het circuit van Zolder kronkelt zich onder ons heen. 'Ik heb geen boek over de formule 1 geschreven', herhaalt Terrin een paar keer met nadruk. 'Wel een boek met de wereld van de formule 1 als decor.' Al stelt hij niet veel later tot zijn eigen verbazing vast dat het boek ook in zijn vorm aan een grote prijs doet denken. 'In het eerste, korte deel van het boek anticipeer ik op het ongeval dat nog niet gebeurd is; ik zet de tijd stil. Het vuur is nog geen vuur, is niet toevallig de beginzin van het boek. Vanuit dat ene moment kijk ik rond en beschrijf ik wat er allemaal aan de hand is - het is de spanning net voor de start. Vanaf het tweede deel krijg je korte hoofdstukken, die in wezen de rondjes zijn van een race, en in elke ronde gebeurt er iets wat de uitkomst van de race zal beïnvloeden.'
En zoals elke grote prijs dendert ook het boek met bekwame spoed op zijn ontknoping af. Een ontknoping die gelukkig nog wel naar olie en verbrand rubber ruikt.
Met dank aan directie en personeel van het circuit van Zolder.
Toon Horsten
2/ei/02 m
Toon Horsten
Foto's Jimmy Kets
Meer dan een halve eeuw is het geleden dat het circuit van Zolder officieel werd geopend, op 19 juni 1963 om precies te zijn. Verschillende formule 1-teams vonden in de jaren daarna de weg naar het circuit voor testritten. Mijnwerkerskinderen uit de buurt die de motoren van de bolides hoorden grommen, kwamen toegesneld om zich te vergapen aan Jim Clark en de andere piloten van het legendarische Britse Team Lotus. De helden van hun tijd die rondjes draaiden midden in de Limburgse bossen. Veiligheidsmaatregelen of afsluitingen waren er amper: wie dat wilde, kon en mocht komen kijken.
In de jaren 70 en 80 werden zelfs tien grote prijzen gereden in Zolder, met winnaars als Niki Lauda, Jackie Stewart, Mario Andretti, Didier Pironi en Michele Alboreto.
Als we bij het circuit aankomen, scheuren sportwagens nog met piepende banden door de zeurende regen. Van brullende motoren is geen sprake. Elektrische auto's zijn het, die wel veel snelheid maken, maar dat doen zonder noemenswaardige geluidsoverlast voor de buurt. Wanneer we even later samen door de pits lopen, staan ze al netjes gestald in de paddock - ze hangen aan het stopcontact, klaar voor nieuwe avonturen. De geur van olie en verbrand rubber is ver te zoeken.
Monte Carlo heet het nieuwe boek van Peter Terrin, de winnaar van de Ako Literatuurprijs 2012 metPost Mortem, en het hoofdpersonage werkt als mecanicien voor Team Lotus. De titel verwijst naar de grote prijs van Monaco, die elk jaar in mei plaatsvindt. Het eerste deel van zijn boek situeert Terrin in de aanloop naar die grote prijs, editie 1968. 'Dit hele boek is begonnen met één beeld', vertelt de schrijver. 'ToenPost Mortem bijna klaar was, zag ik het op een avond ineens heel helder voor me: Monte Carlo tegen de berg aan, badend in laat zonlicht, gezien vanaf de zee. Ik speelde al langer met het idee een boek te schrijven over de formule 1, en toen kwamen die twee elementen samen.'
Sigaretten en racewagens
Terrin is een groot liefhebber van formule 1, veeleer een zeldzaamheid in literaire kringen. 'Mensen kijken ervan op', stelt hij vast. 'Wat ik niet begrijp. Het is een fascinerende wereld. In 1982, het jaar dat Gilles Villeneuve hier op dit circuit verongelukte, ben ik de races beginnen volgen, en ze zijn me altijd mateloos blijven boeien. Verschillende dingen komen erin samen. Om te beginnen het sportieve: de piloten leveren ongelooflijke prestaties, ze doen haast even goed als triatleten. Tijdens een race van twee uur verliezen ze soms drie tot vier kilo lichaamsgewicht. Daarnaast doet de formule 1 me altijd denken aan het oude Rome: de decadentie die onvermijdelijk gepaard gaat met een beschaving op haar hoogtepunt. Gigantische budgetten, topingenieurs, hightech materiaal, een subliem spelletje enkel en alleen om tien honderdsten van een seconde sneller te zijn dan de concurrentie. Dat vind ik geweldig. Alleen de mens kan zoiets verzinnen. En doet het ook, omdat het kan.'
Op 1 mei was het precies twintig jaar geleden dat Ayrton Senna overleed. Sindsdien is de sport veel veiliger geworden. Waarom kiest Terrin als historische setting van zijn boek voor het jaar 1968, toen de formule 1 zo ongeveer de gevaarlijkste sport ter wereld was? Vanwege de heroïek? 'Niet zozeer dat. Ik heb die periode vooral gekozen omdat ze zo interessant is. Als je het over mei 68 hebt, denkt iedereen aan Parijs, Praag of desnoods Leuven. Maar er zijn in die periode ontzettend veel dingen veranderd. Het leek me erg interessant om mijn hoofdpersonage, de technicus Jack Preston, net in dat tijdsgewricht te plaatsen. Ook in de F1 werd volop geëxperimenteerd, onder meer met aerodynamica. Er werden vleugels op de auto's aangebracht om ze tegen de grond te drukken en ze sneller de bochten te laten nemen. Ook de commercie deed op een nieuwe manier haar intrede. Op de auto's kwam plotseling reclame te staan voor producten die niets met autosport te maken hadden. Dat was ongehoord. Hoe kun je nu reclame voor sigaretten op racewagens zetten? De intrede van de kleurentelevisie, de verkenning van de ruimte. Het zijn allemaal dingen die ik interessant vond voor mijn hoofdpersonage. Hij is een man uit de jaren 50 die de wereld ziet veranderen. Hij bekijkt het met verbazing, maar wil ook deelnemen aan die nieuwe wereld.'
Helden en talkshows
Jack Preston is van nature bescheiden, maar hij koestert ook bepaalde verlangens. 'Voor een eenvoudig mecanicien uit een klein Engels dorpje betekent het heel wat dat hij voor Team Lotus mag werken. Eerzucht is hem niet vreemd, en het verlangen wordt aangewakkerd door wat hij ziet in dat formule 1-circuit: hoe het leven geleefd wordt door de beau monde. Monte Carlo verzinnebeeldt die wereld. Iedereen spreidt een zorgeloos savoir-vivre tentoon. Preston droomt van zo'n mondain leven, hij verlangt ernaar en tegelijk beangstigt het hem. Hij denkt het op een gegeven ogenblik bijna te kunnen grijpen, maar die wereld is en blijft een illusie, voor iedereen.'
'Wanneer er net voor de start van de grand prix van Monaco een spectaculair ongeval gebeurt, redt Jack Preston het leven van Deedee, een jonge Franse starlet die furore maakt. Een ontwapenende, innemende, prachtige jonge vrouw, het beroemdste gezicht van de wereld op dat moment. Hij verwacht dat zijn heldendaad wel eens zijn leven zou kunnen veranderen, stelt zich voor dat hij in dezelfde talkshows zal mogen optreden als Deedee. Hij heeft er recht op. Maar geen van de persfotografen heeft een foto genomen van het voorval, en in de pers wordt geschreven dat een lijfwacht van Deedee haar gered zou hebben. Je kunt jezelf een held wanen, maar voor zijn dorpsgenoten brokkelt zijn geloofwaardigheid af.'
'Vandaag bekijken we beroemdheden met veel meer afstand, met een zekere ironie zelfs, maar in die tijd was dat anders. Kijk maar naar de blinde adoratie voor The Beatles, die meisjes die bij bosjes flauwvielen. Beroemdheden werden aanbeden. Jack doet dat veeleer op een religieuze dan een erotische manier, hij is een heel gelovig man. Deedee blijft ook tamelijk onschuldig, een meisje van eenvoudige komaf. De nieuwe zeden die zij symboliseert, worden vooral op haar geprojecteerd. Het is geen toeval dat ze wordt uitgenodigd om de rol van Emma Peel te spelen in de televisieserieThe Avengers, de natte droom van een hoop mannen in die tijd.' Door zijn verlangen naar Deedee lijkt Jack te vergeten dat hij op het thuisfront aanbeden wordt. 'Maureen, zijn vrouw, en Ronny, een mentaal beperkte jongen die elke dag door het dorp zwerft en hem opzoekt in zijn werkplaats, kijken naar hem op, zien in hem de held die hij is. Schrijnend is het wel, dat mensen de liefde zoeken waar ze niet te vinden is.'
Vonken en vuur
Dankzij de bekroning met de Ako Literatuurprijs is Peter Terrin ook een schrijver met een breed publiek geworden. Een publiek dat verwachtingen koestert. 'ToenPost Mortem genomineerd werd, wasMonte Carlo gelukkig al ver gevorderd in mijn hoofd. Als er al druk is, is het druk waar ik blij mee ben. Ik ga er zeker niet onder gebukt. Als schrijver droom je ervan dat er naar je boeken wordt uitgekeken.'
Toch isMonte Carlo een heel ander boek danPost Mortem of de romans die Terrin daarvoor schreef. 'Ik wilde dit keer een klein, simpel en elegant verhaal vertellen, als een goede langspeelfilm. Een verhaal dat leest als een mythe of een sprookje, alsof het er altijd al is geweest. Een boek dat de lezer 's avonds twee, drie uur lang in een andere wereld brengt, waarna hij het boek dichtklapt en het verhaal meeneemt naar zijn dromen. Dat lijkt misschien miniem, maar het is uiteindelijk een heel ambitieus streven.'
Monte Carlo is een compact boek waarin Terrin verschillende personages volgt, en waarin alles met alles te maken blijkt te hebben. 'Ik had me voorgenomen in dit boek meer de verteller in mij aan bod te laten komen. In het boek zit, zonder dat het opvalt, een alwetende verteller die van het ene personage naar het andere springt, en ook sprongen in tijd en ruimte maakt. Ik vond het heerlijk om te doen, ik moest me niet beperken tot de gedachtewereld van één personage.'
We zitten ondertussen in een brasserie boven het circuit, vanwaaruit we een panoramisch uitzicht hebben over de omgeving. Het circuit van Zolder kronkelt zich onder ons heen. 'Ik heb geen boek over de formule 1 geschreven', herhaalt Terrin een paar keer met nadruk. 'Wel een boek met de wereld van de formule 1 als decor.' Al stelt hij niet veel later tot zijn eigen verbazing vast dat het boek ook in zijn vorm aan een grote prijs doet denken. 'In het eerste, korte deel van het boek anticipeer ik op het ongeval dat nog niet gebeurd is; ik zet de tijd stil. Het vuur is nog geen vuur, is niet toevallig de beginzin van het boek. Vanuit dat ene moment kijk ik rond en beschrijf ik wat er allemaal aan de hand is - het is de spanning net voor de start. Vanaf het tweede deel krijg je korte hoofdstukken, die in wezen de rondjes zijn van een race, en in elke ronde gebeurt er iets wat de uitkomst van de race zal beïnvloeden.'
En zoals elke grote prijs dendert ook het boek met bekwame spoed op zijn ontknoping af. Een ontknoping die gelukkig nog wel naar olie en verbrand rubber ruikt.
Met dank aan directie en personeel van het circuit van Zolder.
Toon Horsten ■
2/ei/10 m
'Het vuur is nog geen vuur. Niet echt. Maar de hoogwaardige brandstof die net uit de Lotus is gelekt, is geen vloeistof meer. Deze verandert van gedaante, op dit ogenblik, een brute ommekeer die gepaard gaat met wat sommigen zullen omschrijven als een geblaf, een gemeenplaats, in werkelijkheid het geluid van een reusachtig, naar zuurstof happend beest.'
Monaco, mei 1968. In het prinsdom is de beau monde samengestroomd voor de Grand Prix formule 1. Terwijl de dames en heren hun plaatsen op de tribunes innemen, is Jack Preston, monteur bij Team Lotus, in de weer met plakband. Hij plakt de reclame voor het sigarettenmerk - Golden Leaf, met het beeld van een piraat - op de racewagen af. Plotseling gaat een golf van opwinding door het publiek: Deedee is gearriveerd, een jonge filmster die furore maakt. Achtervolgd door paparazzi bezoekt zij voor de race het startveld. Preston kijkt gefascineerd toe, helemaal in de ban van de starlet. En net als Deedee hem passeert, gebeurt een vreselijk ongeluk. In een reflex redt Preston haar leven.
De zwaargewonde Preston keert terug naar zijn geboortedorp in Engeland, waar hij zijn eenvoudige leven van vroeger hervat. Maar hij kan wat in Monaco gebeurd is niet loslaten en hunkert naar erkenning voor zijn heldendaad. Als Deedee een rol krijgt in de populaire tv-serie 'The Avengers' kijkt Preston naar elke aflevering, vol verlangen naar een teken van de actrice.
Bedrieglijk eenvoudig
'Monte Carlo' is de opvolger van 'Post mortem', waarmee Peter Terrin twee jaar geleden doorbrak. Met die even aangrijpende als ingenieuze roman won hij de AKO Literatuurprijs. 'Post Mortem' leverde Terrin niet alleen een prijs op maar ook een publiek, zei hij in 2012 in een interview met De Tijd. Een publiek waar de schrijver naar eigen zeggen al langer recht op had.
Met 'Monte Carlo' bewijst Terrin dat hij zijn brede publiek meer dan waard is. Het is een bedrieglijk eenvoudig verhaal, verteld in een heldere en soepele stijl waarin de vaak lange zinnen mooi meanderen. In tegenstelling tot zijn eerdere werk gebruikt Terrin hier een alwetende verteller die de lezer bij de hand neemt en geregeld van perspectief wisselt.
De roman speelt zich niet toevallig af in het revolutionaire scharnierjaar 1968. Het verhaal van Jack Preston draait ook om verandering en hoe daarmee om te gaan. Het dorp Aldstead, waar Preston na zijn ongeval terechtkomt, staat voor het traditionele Engeland: één lange straat, met aan de ene kant de kerk en aan de andere kant De Zwarte Zwaan, de enige pub waar altijd dezelfde stamgasten op dezelfde plek zitten.
Als monteur heeft Preston kunnen proeven van het moderne leven. Maar terug in Aldstead vlucht hij in het geloof, terwijl uitgerekend zijn vrouw Maureen, geheel volgens de tijdsgeest, seksueel ontwaakt. Tot grote verbazing van Preston na een vrijpartij: 'Hij rustte op zijn wang en staarde door het raam naar het dieper wordende blauw, verbijsterd. Hij vroeg zich af wat er in godsnaam in zijn vrouw was gevaren.'
De actrice Deedee belichaamt de nieuwe zeden: 'Haar blonde haar, dat op een onmogelijke manier haar gezicht versiert; elke jonge vrouw wil zo'n kapsel en zet zichzelf voor schut. Deedee. De oproerige studenten in Parijs verfoeien haar en begeren haar.' Het zijn andere tijden, zoals Preston opmerkt. Vroeger wilden jonge vrouwen er ouder uitzien, wereldwijs en gesofisticeerd. 'Vandaag tooiden vrouwen zich als meisjes, op lange, blote benen.'
De ironie wil dat Preston vol verlangen smacht naar de onbereikbare Deedee terwijl hij blind blijft voor de passie van zijn eigen vrouw. Hij verwart de liefde van Maureen voor een medelijden dat hem verstikt. Elke aanraking of omhelzing herinnert hem aan zijn droeve lot. Zwijgzaam trekt hij zich terug in zijn werkplaats waar hij sleutelt aan zijn Cortina.
Behendig stuurt Terrin het verhaal naar de onvermijdelijke ontknoping. 'Monte Carlo' is een klein meesterwerk waarop weinig aan te merken valt.
Uit 'Monte Carlo' van Peter Terrin ■
30/06/2014
Jack Preston is monteur bij het Formule 1-team Lotus. Als voor de start van de race in Monaco de auto waaraan hij sleutelt vuur vat net op het moment dat het filmsterretje Deedee passeert, werpt hij zich op haar. Hij redt haar zo van een wisse vuurdood, of tenminste toch van een levenslange verminking. Zelf is hij ernstig verbrand aan rug en achterhoofd, maar hij heeft een heldendaad verricht en is er zeker van dat hij daarvoor eeuwige roem – hij droomt al van een carrière bij Ferrari – en grote dankbaarheid zal ontvangen. Helaas denkt iedereen dat het de lijfwacht van de actrice is die haar redde. Niettemin weet Jack zeker dat zij hem niet zal vergeten. Zo wordt zij een obsessie voor hem. Hij probeert haar op te zoeken, hij is ervan overtuigd dat zij zich subtiel tot hem richt wanneer ze in een populaire talkshow ‘I love you’ zegt (anders had ze wel ‘I love you all’ gezegd), hij meent signalen en tekens op te vangen die speciaal voor hem bedoeld zijn als ze in een tv-serie speelt. Natuurlijk draait hij zichzelf een rad voor de ogen. Ondertussen verliest hij zijn job, en raakt hij langzaam maar zeker ook zijn vrouw kwijt. De enige bij wie hij nog troost vindt, is de mentaal gehandicapte jongen Ronny, met wie hij over God praat.
Monte Carlo is gesitueerd in een decor van sterren, maar gaat over een loser; tegen de achtergrond van een tijd van voortschrijdende technische ontwikkelingen, is dit een verhaal over iemand die te veel in zijn fantasie gelooft. Jack is daarmee een klassieke tragische figuur in een klassieke roman: een goed verteld verhaal met – voor het eerst in Terrins oeuvre – een hij-verteller (overigens geen alwetende, zoals de auteur in vraaggesprekken beweerde). Daarmee keert de schrijver terug naar het recept van vóór zijn met de AKO Literatuurprijs bekroonde boek Post mortem: de eendimensionale roman die de aspiratie heeft een parabel te zijn. Dat levert een aardig boekje op, maar zeker niet de ‘puntgave kleine roman’ waarvoor Monte Carlo in interviews en jubelende kritieken doorgaat. Dat heeft te maken met de plot (te veel toevalligheden), de opbouw (rechttoe rechtaan) en de stijl, nochtans precies datgene waarvoor Terrin altijd geroemd wordt. Die is hier net iets te vaak gewild poëtisch (‘Een kille herfst trad onverhoeds in; de zomer schrok en trok zich terug in de kerk’; ‘Op de maan kwam de aarde op.’). Knap is evenwel de suggestiviteit die Terrin in Monte Carlo meer dan eens bereikt wanneer hij iets oproept wat hij verder onverteld laat, maar het sterkste is deze roman in de subtiele tekening van de psychologische ontwikkeling van het hoofdpersonage: Jack draait niet compleet door, maar wordt langzaam en slechts gematigd gek. [Carl De Strycker]
L.A.A. Kruse
De 35-jarige Engelsman Jack Preston is als selfmade automonteur opgeklommen tot hoofdmonteur bij Team Lotus. In mei 1968 is hij aan het werk bij de Grand Prix in Monte Carlo. Ook aanwezig is de beroemde filmster Deedee. Als zij, vlak voor het begin van de race, langs de Lotusbolide naar de prins op de tribune loopt, ontstaat er plotseling een steekvlam. Jack gooit zich over haar heen en redt zo haar leven, maar raakt zelf ernstig verbrand en moet 43 dagen in het ziekenhuis verblijven. Alle eer gaat naar de lijfwacht van Deedee, die haar en Jack wegsleepte toen alle gevaar was geweken. Terug in zijn dorp, Aldstead, vergeefs wachtend op een teken van Deedee én van God, wacht hem geen heldendom, maar ontslag bij Lotus en vergetelheid. Jacks reddingsverhaal wordt niet serieus genomen en hij wordt de risee van het dorp. Opnieuw een echt ‘Terrin-verhaal’: beklemmend, dreigend, beeldend en filmisch geschreven, met een antiheld à la W.F. Hermans, die volhardt in een obsessie en stukloopt tegen een wereld vol onbegrip, moedwil en misverstand. Hoe serieus blijft de lezer Jacks verhaal geloven? Normale druk.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.