De laatste middagen met Teresa
Juan Marsé
Juan Marsé (Auteur), Mariolein Sabarte Belacortu (Vertaler)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Signatuur, 2014 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : MAG F 10171 |
Annick Vandorpe
2/ei/07 m
"Onze beste verteller sinds 1960", berichtte de krant El País over Juan Marsé toen deze in 2008 de Premio Cervantes kreeg voor zijn oeuvre. De Barcelonese schrijver, die vorig jaar zijn tachtigste verjaardag vierde, leek niet voorbestemd voor een carrière in de letteren. Hij groeide op in een arme wijk van Barcelona en ging op zijn dertiende werken in het atelier van een edelsmid omdat het gezin niet rondkwam. Toen zijn literaire aspiraties opborrelden, leerde hij zichzelf de kneepjes van het vak. Zijn bekendste titel is De laatste middagen met Teresa (1965), de liefdesgeschiedenis van een armoedige immigrant en een meisje uit de Catalaanse bourgeoisie.
Marsés eenvoudige afkomst en zijn jeugd tijdens de oorlog en het dictatoriale regime van Franco hebben al zijn romans geïnspireerd, maar in zijn laatste roman Ringo loert de autobiografie explicieter dan ooit om de hoek. De jaren veertig lopen ten einde en Barcelona is een bolwerk van het republikeins verzet. Het verhaal begint in het stratendoolhof van een volkswijk, op de smalle breuklijn tussen waan en realiteit, "toen de stad onwaarschijnlijker, maar werkelijker was dan tegenwoordig. Op een zondag in juli, even voor twee uur 's middags, smelt de stralende zon enkele minuten samen met een plotselinge regenbui en over de hele lengte van de straat ontstaat er een woelig licht, een bedrieglijke, stekelige transparantie."
In die onwezenlijke sfeer stormt een mollige blondine een huis uit. Languit gaat ze op een oud tramspoor liggen. Meteen gonst het van de roddels. De dame in kwestie, Victoria Mir, is getrouwd met de falangistische ex-burgemeester van de wijk. Sinds deze in een psychiatrische kliniek is opgenomen woont ze alleen met haar tienerdochter Violeta en zijn haar amoureuze avonturen een publiek geheim. Wat bezielt haar? Wil ze werkelijk zelfmoord plegen of dingt ze naar mannelijke aandacht?
Een van de omstanders is de vijftienjarige Ringo. Sedert hij in een juweliersatelier een vinger onder de metaalwals is verloren, slijt hij zijn dagen in de buurtkroeg, in de hoop een glimp op te vangen van de lelijke maar aantrekkelijke Violeta. Hij observeert het schouwspel en "net als in zijn dromen neemt hij in alles wat hij hier ziet gebeuren een mengeling van waarachtigheid en absurditeit waar". De jongen vergeet dat het tramspoor in onbruik is geraakt, hoort het fluitende geluid van een fantoomtram naderen en gelooft oprecht dat mevrouw Mir haar dood tegemoet treedt.
Marsé heeft Ringo onderverdeeld in hoofdstukken die op het eerste gezicht lezen als losse verhalen, maar zoals zoveel in deze roman is dat slechts schijn. Hoewel het mysterie rond de wanhoopsdaad van mevrouw Mir als een rode draad door het boek loopt, is het eigenlijk een kapstok voor het coming-of-age-verhaal van Ringo, een alter ego van de jonge Marsé. De schrijver in de dop schemert vanaf de eerste scène door, maar de jongen zelf moet een lang proces ondergaan voor de woorden in zijn hoofd de weg vinden naar het papier.
De sierlijke en precieze taal van Marsé is een puur genot. Subtiel toont hij aan hoe de benarde leefsituatie onder Franco een goede bedding vormt voor een schrijversroeping, en hoe de sfeer van repressie en clandestiniteit de verbeelding van Ringo in overdrive zette. Een jeugd in wat Ringo's vader "de kont van de wereld" noemt, mondt hier nog maar eens uit in een schitterende roman.
Juan Marsé,Ringo, Signatuur, 352 p., 22,95 euro. Vertaald door Marjolein Sabarte Belacortu.
ANNICK VANDORPE ■
Marijke Arijs
rt/aa/28 m
Marijke Arijs
Barcelona is uw favoriete decor. Waarom is die stad zo belangrijk voor u?
'Een schrijver schrijft nu eenmaal over zijn persoonlijke ervaringen. Het decor is voor een deel fictief. Het is geen getrouwe weergave van de topografie van Barcelona. Eigenlijk is het een mix van drie of vier buurten, zoals mijn personages ook een mengeling zijn van werkelijkheid en verzinsel. '
Uw personages spelen als kind vaak in park Güell, maar de naam van de ontwerper van het park, Gaudí, wordt nergens genoemd.
'Het park was toen volkomen verwaarloosd. Van toerisme was nog lang geen sprake. Het werd alleen bezocht door buurtbewoners. Als kind gingen we er vaak spelen, al hadden we geen besef van het architectonische en artistieke belang ervan. Gaudí interesseerde ons niet. Nu komen er massa's toeristen. Het is niet te geloven hoeveel bussen er geparkeerd staan op het plein waar wij destijds voetbalden.'
'Ringo' is een synthese van al uw vorige romans. Is het de ideale introductie tot uw werk?
'De voorkeuren van een auteur komen niet altijd overeen met die van de lezers, maar zelf ben ik het meest te spreken overLaatste middagen met Teresa,Si te dicen que caí enRingo. Omdat daarin een reeks persoonlijke ervaringen staan die voor mij belangrijk zijn, wat niet per se wil zeggen dat ze dat voor de lezer ook zijn.'
'Ringo' is uw meest autobiografische roman. Dit is de eerste keer dat u het bizarre verhaal van uw adoptie vertelt?
'Ja, alleen is intussen gebleken dat dat verhaal, dat mijn pleegmoeder me op mijn tiende had verteld, niet klopt.'
'Mijn biologische vader was taxichauffeur. Op een dag stapt er een mevrouw in zijn taxi die uit de kliniek komt waar ze net haar eerstgeboren kind verloren heeft. Ze is ontroostbaar. De taxichauffeur vraagt haar waarom ze huilt, ze doet haar verhaal en die man zegt: "Nou, bij mij is het precies andersom: mijn vrouw is in het kraambed gestorven en heeft me achtergelaten met een baby van tien dagen oud. Ik weet niet wat ik moet beginnen." De vrouw vraagt of ze het kind mag zien. Ze spreken af dat ze er een tijdje voor mag zorgen en uiteindelijk zal ze het houden. Dat kind was ik.'
'Intussen blijkt dat verhaal niet waar te zijn. Een journalist die aan mijn biografie werkt, heeft geprobeerd mijn afkomst na te trekken en dat blijkt een onvoorstelbare janboel te zijn. Hij heeft geen spoor teruggevonden van die vrouw, van dat doodgeboren kind of van die taxichauffeur. Blijkbaar heeft mijn pleegmoeder alles uit haar duim gezogen, niemand weet waarom. Ik heb dus geen flauw idee waar ik vandaan kom, maar ik vind het zo'n sterk verhaal dat ik het bij die versie hou.'
De jonge Ringo werkt als leerling-edelsmid, maar zal uiteindelijk schrijver worden. Net als u.
'Eigenlijk wilde ik pianist worden. Ik heb een tijdlang solfège en piano gestudeerd, maar toen was er geen geld meer. Op mijn dertiende moest ik gaan werken, als leerjongen bij een juwelier. Ik begon als boodschappenjongen. Op mijn veertiende had ik heel Barcelona afgestruind en kende ik de stad als mijn broekzak. Pas op mijn vijftiende mocht ik sieraden beginnen te maken.'
Van arbeider naar schrijver, was dat geen grote stap?
'Ach, vroeger was het allebei handenarbeid. Ik heb nog niet zo lang een computer. En in die tijd werden sieraden helemaal met de hand gemaakt. Dat luistert nauw. Er zijn veel overeenkomsten tussen de edelsmeedkunst en het ciseleren en perfectioneren van een tekst. Toen ik begon te publiceren vonden ze dat heel bijzonder, zo'n schrijvende arbeider. Daar staat tegenover dat ik nooit echt bij het wereldje heb gehoord. De anderen hadden gestudeerd, kwamen uit de burgerij en hadden ontwikkeling, en ik was een halve barbaar. Ik las bijvoorbeeld graag negentiende-eeuwse romans. En dus verkondigde ik dingen als: Joyce is een groot schrijver en deUlysses is een belangrijk boek, maar geef mij maar de romans van Dickens. Dat viel natuurlijk verkeerd. Je hoorde toen avant-gardistisch te zijn. Literatuur is een kwestie van smaak en bijgevolg ook van beperkingen.'
Waarom keert u steeds weer terug naar de periode van het Franco-regime?
'Omdat de dictatuur, die veertig jaar heeft geduurd, het land een kolossale achterstand heeft bezorgd. Dat heeft gevolgen gehad voor het leven van talloze mensen, talloze gezinnen, en dat is wat mij als schrijver interesseert. Het was vanaf het begin mijn bedoeling om een kritisch standpunt in te nemen tegenover de politieke en sociale situatie toen. Dat komt door mijn persoonlijke situatie. Mijn pleegvader belandde herhaaldelijk in de gevangenis en mijn pleegmoeder moest keihard werken om de eindjes aan elkaar te knopen. Het beeld dat Spanje in die tijd van zichzelf gaf, was vals. Dat beeld werd verspreid door het regime, door de leidende klassen en zelfs op de kansel, want de katholieke kerk had hechte banden met het franquisme. Dat heeft ze trouwens nog steeds. Ik was me ervan bewust dat we de waarheid niet te horen kregen. Zelfs wij, eenvoudige mensen in een eenvoudige volksbuurt, hadden dat in de gaten. Tegenover die officiële leugens stelde ik de waarheid van de gewone man. Om een stem te geven aan de mensen die er geen hadden. Hoewel ik in mijn werk geen politiek wilde bedrijven, wilde ik vertellen wat er werkelijk aan de hand was, op een impliciete manier. Ik ben wel een paar jaar lid geweest van de communistische partij, in de jaren 60, toen ik in Parijs woonde. Jorge Semprún was toen lid van het Centraal Comité.'
In 'Laatste middagen met Teresa' stak u flink de draak met uw voormalige kameraden.
'Ja, maar minder met Semprún dan met al die linkse intellectuelen uit de burgerij. De hele roman is voortgekomen uit mijn ervaringen met de communistische partij in Parijs. Die mensen hadden oogkleppen op, ze hadden een verkeerd beeld van Spanje en van de Spaanse arbeidersklasse. Ik gaf toen Spaans aan een groepje Parisiennes uit de bourgeoisie. Die meisjes waren progressief, maar ze hadden een heel romantisch, vertekend beeld van de Spaanse werkelijkheid. Ze hoorden me graag vertellen over de volkswijken in Barcelona. Een van hen - ze heette Teresa - was de dochter van de pianist Robert Casadesus. Die ideologische, linkse romantiek bracht ik over op het gelijknamige personage. In Spanje had je trouwens evengoed zulke jongeren. Hun toekomst was verzekerd dankzij de fabriek van papa en dus konden ze zich allerlei stommiteiten permitteren. Eind jaren 50 had je aan de universiteit van Barcelona de eerste studentenrevoltes tegen de dictatuur. Dat heb ik ook in de roman verwerkt, op een kritische manier. De mensen van de partij konden daar niet om lachen. Rechts trouwens ook niet. Ik heb problemen gehad met de censuur.'
Bent u nog steeds links?
'Ja, maar ik praktiseer niet meer. De Spaanse socialisten staan er slecht voor en dat is grotendeels hun eigen schuld. Toen ze aan de macht waren, hebben ze een aantal kansen gemist. De overgang naar de democratie is in eerste instantie goed verlopen, maar ze hadden veel verder moeten gaan. Het enige wat ze goed hebben aangepakt is het leger, maar elders zijn er geen hervormingen doorgevoerd. En niemand in dit land heeft de katholieke kerk op haar plaats gezet. Die speelt nog steeds de baas, blijft zich overal mee bemoeien en heeft nog steeds financiële privileges. Een schande is het.'
U hebt nooit een blad voor de mond genomen. Dat wordt u niet in dank afgenomen.
'Ze zullen het nooit hardop zeggen, maar eigenlijk hadden ze liever gehad dat ik in het Catalaans had geschreven. Ze hebben de taal altijd als vaandel gebruikt. Volgens mij vinden ze me een verrader van de onafhankelijkheidsstrijd, maar ik ben geen nationalist. Ik voel me geen Catalaan, geen Spanjaard of wat dan ook. Ik weet niet eens waar ik vandaan kom of wie mijn ouders waren. Mij maakt het geen donder uit of ik bestuurd word door een onafhankelijke Catalaanse regering of door de regering in Madrid, want ik weet dat ze me hoe dan ook zullen naaien. Waarom zouden Catalaanse politici minder corrupt zijn dan Madrileense?'
Uw personages dromen vaak van een beter leven. Waarom is de verbeelding zo belangrijk?
'De verbeelding is een vorm van rebellie tegen de werkelijkheid. Een mens zou graag meer levens willen leiden dan dat ene, maar als dat niet kan, dan kan hij die levens verzinnen. Dat is waar de literatuur volgens mij om gaat. Eigenlijk is het centrale thema altijd schijn en werkelijkheid, de spanning tussen wat de dingen lijken te zijn en wat ze werkelijk zijn. Dat thema heb je al bijDon Quijote: de wereld is zoals hij is, maar de vraag is of hij niet ook anders zou kunnen en moeten zijn. Met meer rechtvaardigheid, gelijkheid en solidariteit.'
Uw sympathie gaat altijd uit naar de verliezers?
'Ja, omdat we allemaal verliezers zijn. Arm of rijk, aan het eind komt de dood en raken we alles kwijt. Maar we kunnen tenminste wel getuigenis afleggen en proberen de waarheid op het spoor te komen.'
Zou u ook een roman over het hedendaagse Spanje kunnen schrijven?
'Ja natuurlijk, waarom niet? De roman waar ik nu aan werk, speelt in het hedendaagse Spanje, maar heeft wel vertakkingen naar het verleden. Een schrijver kan niet zonder het verleden. Het verleden is alles, het heden is onzeker en de toekomst bestaat niet. Of om met Faulkner te spreken: "Het verleden is niet dood, het is niet eens voorbij."'
Marijke Arijs ■
30/04/2014
Ringo, een verbastering van Mingo, op zijn beurt een verkorting van de Spaanse voornaam Domingo. Een verminkte naam, zoals de vijftienjarige protagonist zelf zegt: ‘…toen ik klein was hebben ze de do, de eerste noot van de notenbalk, eraf gehaald en toen bleef Mingo over, en dat vind ik een rotnaam.’ Ringo, die net als zijn geestelijke vader Juan Marsé in 1933 is geboren, droomde ervan een groot pianist te worden, een droom die deels uiteenspatte toen op z'n twaalfde bleek dat zijn ouders geen geld meer hadden voor muzieklessen, en die hij volledig moest laten varen toen hij drie jaar later een vinger kwijtraakte onder een wals in de edelsmidse waar hij als leerjongen werkte. Het was maar een kleine stap dat gehate ‘Mingo’ te veranderen in ‘Ringo’, naar de held uit Amerikaanse westerns, die destijds een flinke schare Spaanse jochies in de ban hielden. Strips en films waren voor velen hét middel om de grauwe Spaanse werkelijkheid te ontvluchten en een illusoire wereld binnen te gaan.
Dromen: daar gaat deze roman over – de Spaanse titel luidt ‘Kalligrafie van dromen’. Mooi geschreven, inderdaad, Ringo's dromen, maar ook die van bijvoorbeeld zijn pubervrienden met hun ontluikende seksualiteit, en die van mevrouw Mir, de alcoholische beroepsgenezeres die obsessief ‘droomt’ van een brief van haar ex-minnaar. Zij is misschien wel het sleutelpersonage in deze roman, de trigger tot het verhaal van Ringo. De openingsscène waarin mevrouw Mir zich uitstrekt op de tramrails om zich over te geven aan de wielen van een tram is magnifiek (dat die tram nooit zal komen omdat ze op de achtergebleven rails van een oude, niet meer gebruikte route ligt, versterkt de tragiek). Het waarom van haar daad zal pas op de laatste pagina's blijken. Intussen stimuleert ze wel Ringo's verbeelding; hij mag dan weliswaar geen meesterlijke klanken meer kunnen ontlokken aan een piano, maar vanaf dat moment zal hij – naar het evenbeeld van zijn schepper Marsé – muziek met woorden maken.
Met Ringo herneemt Marsé het literair-sociale landschap waarin zijn meeste romans zich afspelen: een jonge protagonist uit een Barcelonese volkswijk tijdens de naargeestige naoorlogse jaren, gekenmerkt door schaarste en gebrek, angst en zwijgen, bromvliegen en blauwe ratten. Uitzichtloze situaties, dromen die net als de drie uitgehouwen treden in de berg doodlopen. Groezelige kroegen, ranzige bordelen, verlopen personages. Maar ook een koppig verzet, een volharding om met pijn en doodsverachting het gestelde doel te bereiken – waarvan het knulletje dat per se zonder zijwieltjes wil kunnen fietsen een mooi voorbeeld is. Meer dan ooit lijkt Marsé uit zijn eigen leven te hebben geput. De barokke beelden uit De laatste middagen met Teresa heeft hij achterwege gelaten. Het resultaat is een mooie, afstandelijk maar tevens intiem geschreven roman vol symboliek, waarin feit en fictie als vanzelf versmelten. [Jacqueline Visscher]
Maarten Steenmeijer
De auteur (1933) behoort tot Spanje's meest prestigieuze schrijvers. In 2008 ontving hij de Premio Cervantes. In Nederland werd hij enkele jaren geleden opnieuw geïntroduceerd met 'De laatste middagen met Teresa'*, de eerste Nederlandse vertaling van de prachtige roman die hij in de jaren zestig van de 20e eeuw schreef. De onderhavige roman dateert van 2011 en heeft als decor het Barcelona van de jaren veertig, de eerste, harde, armoedige periode van de Franco-dictatuur. Hoofdpersoon is Ringo, de zoon van een republikeinse man die rattenvanger van beroep is. Vanwege zijn activiteiten in het verzet tegen het dictatoriale regime moet hij onderduiken. Naast de repressie schetst Marsé de armoede en eenzaamheid van het naoorlogse Barcelona. Ringo vindt soelaas in de literatuur en in de (Amerikaanse) film en kan als een alter ego van de schrijver worden beschouwd. Qua thematiek, sfeer en stijl een typische Marséroman, die echter minder indruk maakt dan 'De laatste middagen met Teresa'. Normale druk.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.