Tevje de melkboer
Sholem Aleichem
Sholem Aleichem (Auteur), Henriette Silverberger (Vertaler)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Hoogland en Van Klaveren, cop. 2012 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : MAG F 11537 |
15/04/2013
Sholem Aleichem (Sjalom Rabinovitsj, 1859 – 1917), de bekendste Jiddische auteur naast Isaac Basjevis Singer, schreef in het Hebreeuws, Russisch, Engels en Jiddisch over de voorlaatste fase van de geschiedenis en cultuur van de traditionele Asjekenazische joden in de Oost-Europese sjtetls. Daar hij, zoals zoveel van zijn landgenoten, al in 1917 als landverhuizer in New York gestorven is, heeft hij de ondergang van zijn wereld tijdens de Tweede Wereldoorlog niet meer meegemaakt. Maar toch vertonen zijn realistische en tegelijkertijd liefdevolle beschrijvingen van ‘de kleine mensen’ uit die sjtetls al de barsten van het beginnende conflict tussen de generaties. De stad van de kleine mensen werd in 1901 in het Jiddisch geschreven en bestaat uit gedeeltelijk fictieve portretten uit zijn jeugd. De ‘kleine mensen’, die in hun eigen ogen en die van hun stadsgenoten helemaal niet zo klein of onbelangrijk waren, leven nog net in een ongebroken traditie die beheerst wordt door de godsdienst, zowel de Thora als de Talmoed en, via de chassidische verhalen en spreuken, de kabbala. Er heerst orde en hiërarchie, er zijn een paar rijke dorpsbewoners, veel kleine luiden en een aantal randfiguren, die echter opgevangen worden door de solidariteit van de gemeenschap. In de sjoel en het leerhuis (besmedresj) terroriseren de gezagdragers de aan hen toevertrouwde jongens zonder ook maar één ogenblik aan hun recht en hun goede bedoelingen te twijfelen, en thuis zorgen de ouders ervoor dat hun huwbare kinderen aan de voor hen sociaal juiste partij komen. Sjolem Aleichem beschrijft twee vormen van rebellie tegen deze vanouds op de Bijbel en de overlevering gevestigde orde: die van de schooljongens die, terwijl ze allerlei kattenkwaad uithalen, weten dat hun leraars dat als kinderen ook gedaan hebben én dat ze zelf ooit als volwassenen de volgende generatie in toom zullen houden en, aan het eind van het boek, de veel ernstiger te nemen revolte van jongelui die zich openlijk beginnen te verzetten tegen de corruptie van de gevestigde notabelen, in casu de alom gevreesde autoritaire sjammes (koster) en de voorzitters (gabbes) van de gemeente: ‘En wilt u weten wie er won? U raadt het nooit! De jeugdige rebellen! En er werden nieuwe gabbes gekozen uit deze opgeschoten jongelui met korte jassen, armoedzaaiers en — oj, ik schaam me dat zo te zeggen — doodgewone arbeiders!’ We weten uit andere teksten dat de auteur met genoegen en uit overtuiging aan de kant van deze opstandige generatie stond, waaruit de Joodse socialisten van de Bund en, later in Amerika, de eerste vakbondsactivisten zullen voortkomen, maar dat belet hem niet met enorme kennis en waardering de wereld te beschrijven waarin hijzelf is opgegroeid. Twee voorbeelden ter illustratie: over zijn vader schrijft de ik-verteller onder meer: ‘Ik herinner me niet anders dan dat mijn vader bijna altijd bleek en ziekelijk was en eeuwig boos — woedend op de hele wereld. Om de onnozelste kleinigheid ontvlamde hij en dan wilde hij mij wel vermorzelen. Een geluk dat moeder er was om mij te beschermen, zodat ik niet in zijn handen viel.’ Toch schrijft diezelfde jongen iets verder, toen hij zwaar ziek werd en zijn vader voor de eerste keer even zijn gevoelens liet blijken, dat hij hem wel had kunnen kussen, ‘Maar, ha-ha-ha, hoe kus je een vader?...’ En dan is er nog het verhaal van ‘stumpertje’, het mismaakte dochtertje van de rebbe, een portret van het ‘verval van een gezin’ dat door merg en been gaat en dat als psychologische beschrijving wat mij betreft de vergelijking met het meesterwerk van zijn tijdgenoot Thomas Mann zonder meer kan doorstaan. En net als Mann is Sjolem Aleichem een geboren verteller, iemand die de kunst verstaat een verhaal uitgerekend op het spannendste moment te onderbreken, zodat de lezer/toehoorder met ongeduld door de uitweiding heen raast om de draad weer op te nemen. Om dan later te moeten toegeven dat deze irriterende onderbreking een nieuwe dimensie aan de ontknoping heeft toegevoegd. [Ludo Abicht]
M.G. van Mourik
Sjolem Aleichem (pseudoniem van Sjalom Rabinovitsj, 1859-1916), de voorvechter van literatuur in het Jiddisch, is bij ons vooral bekend om zijn verhalen over Tevje de melkman, later bewerkt tot de musical ‘Anatevka’ en film ‘Fidler on the roof’. In dit boek wordt de lezer door een religieus joods jongetje rondgeleid door het fictieve stadje Kasrilevke, waarvoor vermoedelijk de sjtetl Voronko in de Oekraïne uit de jeugd van de schrijver model heeft gestaan. Het leven van alledag in cheider (religieus schooltje) en sjoel (synagoge) gaat voor ons leven: met lijfstraffen, kwajongensstreken, armoede, godvrucht, maar vooral scherpe persoonsbeschrijvingen. Daarin is de schrijver een meester. Ook zonder afbeelding zien we de beschreven personen uit deze helaas verdwenen, gesloten wereld voor ons: de onderwijzer, de rebbe, de koster. Eenvoudig geschreven. Met een goede verklarende woordenlijst van Jiddische uitdrukkingen, voorwoord van vertaalster, en inleiding van schrijver over de omgeving waar de verhalen zich afspelen. Een fijn boek voor de liefhebber. Zeer kleine druk.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.