Voor ieder wat waars : hoe waarheid ons verdeelt en ons weer kan samenbrengen
Rob Wijnberg
Rob Wijnberg (Auteur)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
De Bezige Bij, 2013 |
Thema: media 12.MED |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
De Bezige Bij, 2013 |
MAGAZIJN : NON-FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : 092.2 WIJN |
31/05/2013
Sommige kranten waren uitermate geschikt om patatten op te schillen, andere om visresten in te verpakken. Het hing een beetje af van de textuur van ’t papier. Als er niet te veel vettige inkt op stond waren ze dienstig om ramen mee te lappen, ergens tussen het stadium van het zeemvel en de poetsdoek in. Ook altijd leuk om er het hout mee in brand te krijgen als je de kachel moest aanmaken. En bij regenweer had je maar beter een voorraadje kranten om ’s nachts in je natte schoenen te stoppen. Op jeugdkamp stopte je ze onder hemd en trui, tegen de vrieswind. Daar dienden netjes gescheurde en opgetaste vellen ten slotte voor het ultieme doel. De krant had nut.
Men bedoelde er verder niets mee, het had niets te maken met de waardering van het ideële product. In De Nieuwsfabriek toont de Nederlandse journalist Rob Wijnberg hoe vandaag de situatie is omgekeerd. Nu gooien de mensen het papier gewoon weg. Dat is niet erg, maar wel erg is dat ook de fervente lezers boos worden op inhoud en stijl. Wijnberg is een veelbelovende jonge journalist, die onlangs als redacteur van nrc.next ontslagen werd. Hij had de functie van het nieuws verward met de functie van achtergronden, dat bekent hij zelf in dit boek.
Nu, over nieuws is de professioneel Wijnberg eigenlijk niet te spreken. En al zeker niet over een definitie ervan. Want dat bepalen de media zelf. Journalisten kunnen daar heel affirmatief in zijn. Dit item is nieuws (ofschoon het bijvoorbeeld maandelijks opduikt) en dat item is geen nieuws of oud nieuws (ofschoon niemand er ooit eerder op gewezen heeft). Waar hangt het van af? Van een soort best practice? Van een ondefinieerbare kwaliteit van aanvoelen? Diegenen die weten wat nieuws is en wat niet, gedragen zich dan ook als een ‘wetende klasse’, dat kun je van ver zien. Dat iets ‘oud nieuws’ was, heb ik op de VRT altijd als een echte dooddoener ervaren, een dooddoener namelijk van inzicht — en Wijnberg vindt dat ook. Tot op zekere hoogte zijn we dus beiden niet in ‘nieuws’ geïnteresseerd. En toch staan grote delen van zowel zijn als mijn dag in functie ervan.
Dat komt omdat we in feite willen weten hoe de maatschappij evolueert, en wat het begeleidende discours is bij deze evolutie. Omdat de redacties ook van deze ontwikkeling op de hoogte zijn, hebben ze bijna allemaal een aantal redacteuren in vaste loondienst die niet zozeer editorialisten of researchers zijn, maar opinieerders die inzake politieke instituties heel sterke opinies ventileren. Ik noem ze het commentariaat. Het is niet meer de krant die een smoel heeft dan wel dit soort redacteuren. De kranten zijn zich hierin zwaar aan het vergalopperen. Ondanks de depolitisering die met de ontzuiling gepaard is gegaan, kiezen ze partij, komen ze tussen, spreken ze met elkaar opiniëringscampagnes af, en verhinderen ze via hun opiniebladzijden de vrije circulatie van wat ze als incorrecte opinies beschouwen. Dat zouden ze nooit kunnen als ze deze manipulaties niet konden verpakken in een omgeving van amusement en cultuurindustrie.
Het is dit fenomeen dat voor vele lezers interessant wordt. Het gaat hen om dat begeleidende discours. Lezers zien hoe journalisten misbruikt worden door woordvoerders van bedrijven en door politici die zich wensen te positioneren. Daarenboven maken deze krantenjournalisten zelf misbruik van de lezers door hun eigen politieke agenda als journalistieke waarheid aan te prijzen. Deze formatteringen en framings maken de lectuur van de krant nog min of meer interessant — men observeert een byzantijns metaspel — maar de kritiek op de manier waarop kranten dat doen is stilaan vernietigend, niet alleen in Vlaanderen en Nederland, maar in heel Europa. Het is deze manier die door Wijnberg wordt geanalyseerd in vijf hoofdstukken, over aandachtseconomie, slapstick- , schandpaal- en soundbitejournalistiek, en het ontstaan van mediamythes.
In en epiloog schetst de auteur niet minder dan negen geboden die van de krant weer een meneer moeten maken. Advertenties? Afschaffen. Bijlagen en andere pretjes bij de kranten? Weg ermee. Aandeelhouders? Geef ze iets meer dan het spaarboekje, dat moet volstaan. En tenslotte: schaf het papier af, de hele zaak gaat digitaal.
Hier ben ik het niet met hem eens. Hij denkt dat het bespaarde geld in betere journalistiek zal worden geïnvesteerd, maar zo werkt geld niet. Bij digitalisering ontstaat dan gewoon een nieuw businessplan dat de artificiële schaarste, waaraan managers graag hun professionelere ondergeschikten onderwerpen, opnieuw organiseert. Er bestaat nu eenmaal geen digitaal dividend.
Het moeilijkste is nog zijn oproep om nog slechts met ‘journalistieke idealen’ rekening te houden. Het enige criterium dat in zijn ideale, digitale krantenwereld nog zal tellen, schrijft hij, wordt dan de geloofwaardigheid. Maar wat is daar dan weer de maatstaf van? Wat blijft is ‘een kijk op de wereld’ schrijft hij, een wereldbeeld dus, met name het wereldbeeld waarvan de ondertitel (hoe media ons wereldbeeld vervormen) zegt dat de media het vervormen. En hier zit dan mijn crux: hoe bewaar je zo’n kijk op de wereld (die niet dezelfde is als die van een andere krant) terwijl je toch de vermomde opiniemakers van vandaag op hun plaats zet?
[Jean-Pierre Rondas]
Drs. ing. M.C. v. Kerkhoven
Journalisten zouden zich minder moeten laten leiden door de waan van de dag, niet meegaan in de richting die de commercie ons dicteert en niet altijd maar hijgerig achter elkaars clichés aanhollen. Dat geeft ook mensen de kans weer zelf na te denken en het geeft ze meer rust om zich te bezinnen. Daarom moet de journalistiek autonomer en met meer eigenzinnigheid te werk kunnen gaan. Dat is het pleidooi van de auteur van deze bundeling van essays. De filosoof is bovendien een hartstochtelijk pleitbezorger van het berichten over de dwarsverbanden in de wereldgebeurtenissen en het kunnen bepalen van de eigen nieuwsagenda, in plaats van de volgzaamheid die de media nu laten zien. Het is een sympathieke visie, maar zo oud als de journalistiek zelf. Mede dankzij de clichématige verwijzing naar de eerste denkers is het ook nog eens een tobberig boek geworden. Met leuke ideeën, dat wel, maar met weinig realiteitszin, laat staan oplossingen voor de echte problemen. Bijvoorbeeld de eenvoudige vraag: hoe houden we kwaliteitsjournalistiek betaalbaar? De auteur, enkele jaren hoofdredacteur van nrc.next, is journalist, filosoof en schrijver van enkele populair-wetenschappelijke boeken over filosofie.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.