Discipline, toezicht en straf : de geboorte van de gevangenis
Michel Foucault
Michel Foucault (Auteur), Walter Van der Star (Vertaler)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Boom, cop. 2012 |
VERDIEPING 4 : BLAUWE TOREN : FILOSOFIE : 157.2 FOUC |
31/12/2007
In het culturele geheugen is de naam van Michel Foucault onlosmakelijk verbonden met de zogeheten 'dood van de mens'. Deze even vage als sensationele aankondiging fungeerde enige tijd als wachtwoord in de betere salons, maar was in feite 'slechts' een afgeleide conclusie van de fundamentele filosofische arbeid die de Franse filosoof in Les mots et les choses had verricht. Dat meesterstuk verscheen in 1966 bij Éditions Gallimard in Parijs, en in 1973 volgde een eerste vertaling in het Nederlands. Onlangs is een nieuwe Nederlandse vertaling verschenen, De woorden en de dingen, van de hand van Walter van der Star.
De eindigheid van de mens
Foucault combineert in De woorden en de dingen transcendentalisme en historicisme, of anders gezegd Kant en Marx. In dat spelletje touwtrekken komen het universalisme van Kant en het economische determinisme van Marx ten val. Net als Kant zoekt Foucault naar een fundament voor alle concrete weten, dat niet in dat weten zelf besloten is, maar evenmin tot de materiële werkelijkheid behoort. Het doel van het onderzoek is "te ontdekken op basis waarvan kennis en theorieën mogelijk werden". Dat fundament, het historisch a priori of epistèmè, is transcendentaal in die zin dat het als onderliggende en impliciete theoretische orde voorafgaat aan alle concrete kennisvormen en deze mogelijk maakt.
Net als Marx is Foucault ervan overtuigd dat kennis historisch evolueert. De geschiedenis van het weten is geen continue ontwikkeling naar steeds meer rationaliteit, maar een weg van tegen elkaar op botsende betonplaten waarop de wetenschap zijn struikelgangetje gaat. Hij ontkent "dat de rede enige vooruitgang heeft geboekt". Vooral de breukvlakken interesseren Foucault: hoe onderscheidt het epistèmè van de klassieke periode (17e en 18e eeuw) zich van dat van de moderne tijd (19e en 20e eeuw)? In tegenstelling tot Marx beschouwt hij deze historische discontinuïteiten niet als een functie van economische verschuivingen, maar wat ze dan wel veroorzaakt, laat hij discreet in het midden.
Het epistèmè van de klassieke periode vat Foucault onder de noemers representatie en mathesis. Dit epistèmè is geen strak korset dat alle kennisvormen omknelt, maar een impliciete, algemene wereldbeschouwing die ten grondslag ligt aan die kennisvormen. Waar in de renaissance nog zowel de zichtbare wereld als de wereld van teksten beschouwd werd als schrift, als een systeem van tekens dat door exegeten ontcijferd moest worden, schuiven in de klassieke periode beide werelden uit elkaar. "De dingen en de woorden raken van elkaar gescheiden". Vanaf de 17e eeuw staat de taal in het teken van de representatie: de taal representeert de werkelijkheid (representatie) én rangschikt de voorstellingen die we ons van de werkelijkheid maken in classificaties en tabellen (mathesis).
Representatie als epistemologische grondvorm blijft echter niet beperkt tot de verhouding tussen taal en werkelijkheid, evenmin als mathesis beperkt blijft tot een wiskundige orde. Zo steunt de klassieke economische theorie op de principes van ruil en behoefte: de economie functioneert omdat mensen zich bepaalde behoeften voorstellen, goederen die ze willen verwerven, en omdat het ene goed het andere kan representeren in de ruil. De klassieke studie van de levende wezens hanteert dan weer de mathesis als grondvorm, maar formuleert de waargenomen verhoudingen niet in termen van wiskundige relaties. In het klassieke weten verschijnt de natuur als een "homogene ruimte van te ordenen identiteiten en verschillen", waarbij die identiteiten en verschillen worden vastgesteld op basis van uiterlijk zichtbare kenmerken die een waarnemer kan vergelijken.
In de overgang naar de moderne tijd verliest de representatie zijn vanzelfsprekendheid. Op het breukvlak tussen het klassieke en het moderne weten doen de kritieken van Kant de geschiedenis struikelen: ze luiden "de terugtrekking [in] van het weten en het denken uit de ruimte van de representatie". In plaats van de empirische voorstellingen die de mens zich van de wereld maakt als basis van de wetenschap te beschouwen, gaat Kant op zoek naar de niet-empirische voorwaarden die deze voorstellingen mogelijk maken. De representatie verliest haar onschuld en transparantie zodra ze haar grondslag buiten zichzelf krijgt.
Tezelfdertijd verliest ook de mathesis haar vanzelfsprekendheid: de taxonomie van zichtbare verschillen en gelijkenissen maakt plaats voor het onderzoek naar de functionele organisatie van systemen. De moderne biologie bestudeert de functie die bepaalde organen vervullen in de complexe organisatie van het levende wezen. De studie van functie en organisatie doorkruist de klassieke classificatie van zichtbare verschillen en gelijkenissen, en kan "verzamelingen elementen zonder ook maar enige zichtbare overeenkomst met elkaar in verband [brengen]".
Ook in de moderne taalkunde gaat het primaat van de representatie verloren: aan de grondslag van het representatieve karakter van de taal ligt de interne, grammaticale organisatie van het taalsysteem. Op analoge wijze zoekt de moderne economie de oorsprong van de waarde veeleer in de organisatie van arbeid en warenproductie dan in de ruil van equivalente waren.
De theorie van de epistemologische breuk laat Foucault toe om overeenkomsten te tonen tussen schijnbaar erg verschillende theorieën en verschillen te tonen tussen schijnbaar verwante theorieën. In de economie situeert Foucault de epistemologische breuk tussen twee 'burgerlijke' economen, Smith en Ricardo, en niet, zoals vaak gebeurt, tussen de 'burgerlijke' economie en die van Marx. De meerwaardetheorie van Marx volgt immers logisch uit de verschuiving van het primaat van de ruil naar dat van de arbeidsorganisatie: de 'ontdekking' van de meerwaarde wordt mogelijk zodra arbeid niet langer enkel wordt beschouwd als element in een ruilhandel, maar ook als waardeproducerende activiteit. Foucault concludeert: "Op het diepste niveau van het westerse weten heeft het marxisme geen werkelijke breuk veroorzaakt". Deze methodologie is ook van groot belang voor de literatuurstudie: verschijnselen die oppervlakkig op elkaar lijken, hebben mogelijk een verschillend epistèmè als grondslag, en omgekeerd. Wie bv. de uitwerking van het concept representatie onderzoekt ? de verhouding tussen taal en werkelijkheid ? in laatmodernistisch proza en in postmodern proza, zal oppervlakkige overeenkomsten aantreffen: beide stromingen problematiseren die verhouding diepgaand. Toch ligt aan beide stromingen een verschillende epistemologische orde ten grondslag: de eerste heeft de onmogelijke representatie nog als na te streven horizon, terwijl in de tweede de onmogelijkheid een positieve mogelijkheidsvoorwaarde voor haar bestaan is geworden.
Behalve de functionele organisatie introduceert het moderne epistème de geschiedenis en bijgevolg de eindigheid van de mens. Met de studie van de maatschappelijke organisatie van de arbeid verschijnt een onomkeerbare tijdslijn: volgens Ricardo evolueert de maatschappij naar een toestand van schaarste, volgens Marx eindigt de geschiedenis in het communisme. De moderne taalkunde confronteert de mens met een intern, grammaticaal evolutieproces dat zich onafhankelijk van het representatieve karakter van de taal voltrekt, en waarin de mens zich met zijn eigen taalgebruik inschrijft.
De klassieke taxonomie die alle verschijnselen, inclusief de mens, vanaf de oorsprong tot heden, in een homogene en overzichtelijke tabel onderbrengt, is niet langer mogelijk. De moderne mens kijkt immers tegen zijn leven, zijn arbeid en zijn taal aan als tegen een geschiedenis die hem omvat, die hij niet overziet omdat de oorsprong hem ontsnapt, en waardoor hij zelf gevormd is. Zodra de mens spreekt of werkt, wekt hij "alle intermediaire vormen tot leven [...] van een tijd die bijna tot in het oneindige over hem heerst". De moderne mens leert met andere woorden zijn beperktheid, zijn historiciteit, zijn eindigheid kennen.
Volgens Foucault maakt de intrede van de eindigheid in het epistèmè mogelijk dat het moderne weten zich een beeld vormt van de mens. Dat betekent niet dat de renaissance en de klassieke periode geen aandacht hadden voor de mens als onderdeel van de schepping en de natuur. Pas in de moderne tijd echter verschijnt de mens in de paradoxale dubbele gedaante van een kennend subject en een kennisobject. Zijn eindigheid dwingt de mens om zich onophoudelijk af te vragen wat de mogelijkheidsvoorwaarden zijn van zijn eigen kennis, ook van de kennis van zichzelf.
De moderne mens is een "empirisch-transcendentale dubbelfiguur, aangezien hij de soort is waarbinnen men kennis verkrijgt van datgene wat alle kennis mogelijk maakt". Het inzicht in de eindigheid leidt bijgevolg tot de studie van de voorstellingen die de mens zich van zichzelf en van de wereld maakt (de zogeheten menswetenschappen) en tot de studie van de voorwaarden en omstandigheden die deze voorstellingen mogelijk maken. Met de moderne mens ontstaat ook de categorie van het ongedachte, het onbewuste, datgene wat het kennende vermogen van de mens steeds ontglipt én aandrijft. Dat ongedachte gaat verloren in de kloof tussen het kennende subject en de mogelijkheidsvoorwaarden van zijn kennis. Het zet de mens op het spoor van een eindeloze demystificatie van zijn voorstellingen.
Foucault eindigt zijn boek met enkele zeer summiere en speculatieve opmerkingen over, inderdaad, het einde van de mens. Als de mens "een recente uitvinding" is, niet meer dan "het gevolg van een verandering in de fundamentele disposities van het weten", dan is het niet denkbeeldig dat die mens ook weer verdwijnt. Het valt op dat Foucault het einde van de mens enkel aankondigt, en in de psychoanalytische kritiek van het subject louter een bevestiging ziet van het ontstaan van de mens als problematische dubbelfiguur.
De mens ontstond toen de verhouding tussen taal en werkelijkheid zijn vanzelfsprekendheid verloor, en de taal zelf een probleem werd. Wanneer we de taal helder beginnen te zien, zoals Foucault uit de moderne literatuur meent te kunnen concluderen, kondigt zich dan de verdwijning van de mens aan, 'als een gezicht in het zand op de vloedlijn van de zee'? Het is een vraag waarop Foucault in dit boek geen antwoord geeft, en die wellicht meer tot het verleden van de filosofie behoort dan het briljante filosofische werk dat haar heeft mogelijk gemaakt. [Sven Vitse]
Redactie
Centraal staat in de filosofie van Foucault (1926-1984) de overtuiging, dat de mens geen vrij en verantwoordelijk zingevend subject is, zoals in de westerse filosofie vrij algemeen aanvaard werd. Wel werd erkend, dat disciplinering-van-buitenaf beperkend kon werken, bijvoorbeeld door gemeenschapsnormen. Foucault neemt aan dat het kennen van de mens 'vanbinnenuit' eigenlijk bepaald en geleid wordt door wat hij 'epistème' noemt: denkkaders, die eigen zijn aan historische tijdvakken (zoals renaissance, moderne tijd); op onverklaarbare wijze bepalen zij de wijze van benaderen van de werkelijkheid, zodat er een karakteristieke vorm van kennen te constateren valt; dat is terug te vinden in de menswetenschappen, die telkens daardoor 'anders' zijn, vanuit een andere gezichtshoek opereren. Er 'werken' structuren, die een stempel zetten op een bepaalde tijdvak. Pas achteraf is het mogelijk die 'structuren' op het spoor te komen, het eigene ervan te beschrijven. Hoe dan ook, ze zijn geen fasen in een continu proces van vooruitgang en ontwikkelijk, eerder een ontkenning ervan. Algemeen wordt Foucault op grond van dit boek onder de 'structuralisten' gerangschikt. Moeilijke lectuur in een zeer goede vertaling met een glossarium en een bibliografie per hoofdstuk als hulpmiddelen bij lezing.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.