Vita contemplativa : over inactiviteit
Byung-Chul Han
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Van Gennep, 2012 |
VERDIEPING 4 : BLAUWE TOREN : GESCHIEDENIS : 905.2 HAN |
31/01/2013
Met zijn essay De vermoeide samenleving schreef de Koreaans-Duitse filosoof Byung-Chul Han een korte maar intrigerende analyse van onze (westerse) samenleving aan het begin van de eenentwintigste eeuw. Byung-Chul Han is hoogleraar filosofie en mediatheorie aan de Hochschule für Gestaltung in Karlruhe, waar hij een collega is van Peter Sloterdijk. Hans vertrekpunt is dat ieder tijdperk zijn eigen ziektes heeft. De twintigste eeuw kenmerkt hij als viraal, onze eenentwintigste eeuw als neuraal. De ziektes van onze tijd zijn niet langer infecties door het immunologisch vreemde, maar ‘infarcten’: depressie, ADHD, burn-outsyndroom, borderline, etc. De vorige eeuw stond in het teken van een angst voor het andere dat als het vreemde werd ervaren en een immunologische reactie opriep. De Koude Oorlog is hier het beste voorbeeld van. Han stelt nu dat we aan een paradigmawissel toe zijn. Ook al spreken we nog steeds in immunologische termen, volgens Han leven we niet langer in een tijdperk waarin we het andere of het vreemde moeten afweren. De andere (de vreemdeling, de immigrant) wordt, aldus Han, minder als een bedreiging dan wel als een lastpost ervaren. De globalisering, de hybriditeit en de promiscuïteit van de maatschappelijke processen hebben het vreemde doen verdwijnen. De ‘negativiteit’ (van het vreemde) is vervangen door een overmaat aan positiviteit. Hierin ligt voor Han de bron van het ‘neurale’ geweld waaraan we onderhevig zijn. Er is geen zichtbare vijand meer. Het geweld komt van binnenuit, vanuit het systeem zelf. Dat heeft alles te maken met een fundamentele verschuiving in de samenleving: we leven niet langer in de commando- en controlesamenleving zoals de Franse filosoof Michel Foucault die beschreven heeft (en waarvan de gevangenissen, de gestichten, de kazernes… de uitdrukking zijn), maar in een prestatiesamenleving. In plaats van verbod, gebod en regulering staan nu project, initiatief, motivatie, potentie. Ons leven is een carrière geworden die we plannen en waarin we investeren. De nadruk ligt niet op het ‘moeten’ (verplichting) maar op het ‘kunnen’ (potentie): ‘niets is onmogelijk’, zo luidt het motto van onze tijd. Het gevolg is dat het nieuwe type mens zichzelf uitbuit: de postmoderne mens is dader en slachtoffer tegelijk. Hij stelt zich als doel zichzelf te realiseren. Vrijheid en dwang vallen op een paradoxale manier samen. Precies die ‘positiviteit’ — die hyperactiviteit — leidt tot depressie en andere mentale ziektes. Die hyperactiviteit dreigt de mens fataal te worden op vele niveaus, niet in de laatste plaats het culturele. Het postmoderne individu is gereduceerd tot een animal laborans, een door zichzelf tot voortdurend presteren aangedreven subject. Cultuur daarentegen ontstaat uit intensieve, contemplatieve aandacht. Aandacht om te kijken, om te luisteren. Het gaat hier wezenlijk om een vorm van ‘vertraging’ en ‘verveling’ (of beter nog het Duitse Langeweile: het langdurig bij iets stilstaan) die onze hyperactieve samenleving niet meer toelaat. De hysterie van arbeid, productie en prestatie wijst volgens Han op een gebrek aan ‘zijn’. Dat gebrek wordt steeds groter. Het moderne ongeloof geldt niet alleen God, maar inmiddels ook de werkelijkheid zelf. We leven in een totaal ontmythologiseerde en dus steeds meer vergankelijke wereld. De absolute waarde die op dit ogenblik aan gezondheid wordt toegekend is voor Han een gevolg van die leegte. En we mogen daar ongetwijfeld de absolute waarde van het perfecte lichaam aan toevoegen. Zelfs woede — het verlangen om NEE te schreeuwen tegen alles en opnieuw te beginnen — kennen we nauwelijks nog en is vervangen door irritatie en ergernis. Han zegt het niet met zoveel woorden, maar zou de onderdrukking van die woede niet een van de oorzaken zijn van veel lichamelijke en geestelijke kwalen van onze tijd?
Waar zitten volgens Han dan uitwegen uit deze morbide positiviteit: 'Wij leven in een wereld die bijzonder arm is aan onderbrekingen, aan tussenruimte en tussentijd.' In een discussie met Hanna Arendts vita activa houdt Han een pleidooi voor de negatieve potentie: het vermogen iets niet te doen, ergens niet op te reageren, de weigering om in te gaan op alle opdringerige prikkels waaraan we permanent blootstaan en die iedere vrije handeling onmogelijk maken en ons in onze hyperactiviteit passief overlevert aan alles wat zich aandient. We leven in een cultuur die ons tot de uitputting drijft. Daartegenover plaatst Han een ander soort ‘vermoeidheid’, die hij beschreven vindt in Peter Handkes fascinerende Essay over de moeheid (1990). Het is een inspirerende moeheid, een moeheid die verzoent, een wij-moeheid (in tegenstelling tot de uitputting van het individu), een moeheid die ontvankelijk maakt, die een ‘tussenruimte’ creëert waarin er opnieuw plaats is voor spel, voor gemeenschap, voor vriendelijkheid, voor creativiteit. Het is de moeheid van God op de zevende dag. Het is een heilige moeheid die Han met Handke in stelling brengt tegen de geestdodende uitputting die onze hyperactieve en hyperneurotische samenleving ten diepste kenmerkt. Op een vijftigtal pagina’s brengt Han veel, misschien te veel, ter sprake. Het zijn niet altijd nieuwe inzichten, maar ze zijn wel op een spitse en intellectueel uitdagende manier geformuleerd. Byung-Chul Han is een filosoof waarvan je meer zou willen lezen, omdat hij dicht op de huid van de tijd zit. [Erwin Jans]
Drs. H.H.M. Meyer
De Koreaanse filosoof is hoogleraar in Karlsruhe, aan de Hochschule waar de bekende Duitse filosoof Peter Sloterdijk rector is. Hij vergelijkt de maatschappij met het menselijk lichaam, dat ziek kan zijn. Wat dat betreft, doet zijn visie wat denken aan die van Sloterdijk, maar hij gaat verder. Ging het vroeger vooral om infectieziekten, een vorm van afweer tegen invloeden van buitenaf op de maatschappij, nu zit het probleem meer van binnen: een teveel van alles, een soort kanker. Hij geeft daarvan pregnante voorbeelden. De hyperactivieit, de hysterie van arbeid en productie, die leidt tot een dwangsamenleving waarin ieder zijn werkkamp in zich meedraagt. De auteur geeft en passant nog een kort overzicht over het denken van andere filosofen over dit probleem. Door het filosofische jargon geen gemakkelijk boek. Het laat ons wel zien wat de gevaren zijn van de huidige maatschappij. Goed vertaald. Pocketuitgave; kleine druk.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.