Discipline, toezicht en straf : de geboorte van de gevangenis
Michel Foucault
Michel Foucault (Auteur), François Ewald (Redacteur), Alessandro Fontana (Redacteur), Frédéric Gros (Redacteur)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Boom, cop. 2011 |
VERDIEPING 4 : BLAUWE TOREN : FILOSOFIE : 157.2 FOUC |
15/01/2013
De moed tot waarheid: het bestuur van zichzelf en de anderen II is Foucaults laatste collegereeks. De laatste jaren van zijn leven zijn gekenmerkt door een opmerkelijke wending: Foucault hield zich toen intensief met antieke filosofie bezig. In het eerste college kadert hij deze wending in een overzicht van zijn eigen carrière. Die retrospectieve zelfinterpretatie is geen testamentair nummertje, maar een methodologische oefening die hij ook in eerder werk maakte. In een eerste periode had hij gezocht naar verbanden tussen het subject, de kennis en de machtsrelaties die deze kennis mee bepalen. De Foucauldiaanse thema’s bij uitstek — kennis en macht — kregen in de laatste jaren echter een niet-reduceerbare aanvulling: de zorg voor het zelf, de zelfpraktijken, het (waarheids)spreken van het subject over zichzelf. Deze praktijken zijn volgens Foucault van groot belang in de filosofie van de oudheid, maar werden naderhand vergeten.
De waarheidsliefde, die ook nu nog kenmerkend wordt geacht voor de wijsbegeerte, was in de oudheid een gevolg van de eigenliefde. De filosoof zoekt in de eerste plaats de waarheid over zichzelf. Om hierin te slagen moeten de filosoof en zijn gesprekspartners gekenmerkt zijn door de parrhêsia, het Oudgriekse equivalent van de freedom of speech. Dit concept had Foucault al uitgebreid verkend in een eerdere collegereeks en hij zet zijn zoektocht naar de parrhêsia voort in De moed tot waarheid. Toen sprak hij vooral over de politieke parrhêsia, nu focust hij op het subject. Dit gebeurt aan de hand van teksten uit de Griekse literatuur, met Socrates en de cynici als hoofdrolspelers. Met talrijke verwijzingen naar retorische, tragische en vroegchristelijke teksten probeert Foucault zijn verhaal van de antieke filosofie te staven.
Hij wil achter die teksten verdwijnen en slaagt daar meesterlijk in. Natuurlijk creëert hij een schijnbare objectiviteit, terwijl hij geniepig subjectief teksten selecteert om daarmee zijn eigen norm aan de geschiedenis op te leggen. Dat soort kritiek is belangrijk, maar niet doorslaggevend. Inderdaad is Foucault een lezer die goed weet wat hij zoekt. Toch blijft hij altijd een faire lezer, die zijn teksten nooit geweld aandoet. Zijn leesproces is voor hemzelf een vruchtbare methode en voor ons een leerrijk voorbeeld en een inspirerende uitnodiging.
Contrasterend maar complementair met dat zoekende lezen is Foucaults zeer gestructureerde manier van doceren. Regelmatig excuseert hij zich voor de naar zijn aanvoelen al te systematische uiteenzettingen en wijst hij op sporen voor verder onderzoek. Die opmerkingen vermengen zich in de tweede helft van de reeks met een indruk van haast, die getuigt van het vele werk dat nog te doen blijft en in progress is. Dit verklaart misschien waarom de colleges over het cynisme minder uitgewerkt lijken en minder opzienbarende gedachten opleveren. Foucault besefte tijdens zijn laatste collegereeksen beter dan ooit dat de geschiedenis nooit geschreven is. Daarom moet De moed tot waarheid gelezen worden als work in progress dat toevallig niet kon worden afgewerkt.
(Dit is een abstract van een artikel van Bram Demulder. De volledige tekst is verschenen in De Leeswolf 2012, nr3.)
[Bram Demulder]
Dr. D.G. van der Steen
In de periode 1971-1984 heeft de filosoof Michel Foucault als hoogleraar aan het Collège de France ieder jaar van januari tot maart college gegeven, behalve in 1977, toen was hij met verlof. Die colleges zijn met taperecorders opgenomen, vervolgens uitgeschreven, en van de twaalf reeksen heeft Gallimard er inmiddels negen gepubliceerd. Daarvan zijn er al acht in het Engels vertaald, en dit is de eerste vertaling in het Nederlands. 'De moed tot waarheid' bevat de colleges uit 1983-1984; Foucault was toen al ziek en zou kort daarna overlijden. Centraal in deze reeks staat het begrip 'parrhèsia', het spreken van de waarheid, dat als steeds bij Foucault nauw verbonden blijkt met het persoonlijk leven in een sociale en politieke context. Hij onderzoekt hier die samenhang in het antieke en vroegchristelijke denken. Belangrijk werk, nog steeds heel invloedrijk, en uitermate leesbaar. Met index, noten en een korte toelichting van Frédéric Gros.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.