De hazenklager : gedichten
Paul Demets
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
De Bezige Bij, 2011 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : POEZIE : DEMETS |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
De Bezige Bij, 2011 |
VOLWASSENEN : POEZIE : DEME |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
De Bezige Bij, 2011 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : DEME |
31/12/2011
Met De bloedplek manifesteert Paul Demets zich meer dan ooit als een dichter die zijn eigen verhaal te vertellen heeft. De dichter heeft zich weten los te maken van soms hinderlijke invloeden en slaat een geheel eigen toon aan. De soms omfloerste zegging van zijn vroegste werk heeft plaatsgemaakt voor een hardere, meer directe zegging. Tegelijk zweert de dichter bij de kracht van het beeld, dat ‘meer’ kan zeggen dan enkel een letterlijke formulering. Ook structureel kiest Demets voor een productieve interactie van enerzijds klassieke vormen en anderzijds vormen van ontregeling. Veel gedichten zijn strofisch en doen zelfs denken aan sonnetten, maar vaak is er net een regel te veel of te weinig, waardoor de spanning tussen een vooraf opgelegde orde en de creativiteit van elk afzonderlijk vers intrigerend wordt gedemonstreerd. Demets kiest, met andere woorden, voor een geheel eigen positie tussen de meer klassieke en de typisch (post)postmoderne poëzie in; hij wil een eenentwintigste-eeuwse dichter zijn, maar tegelijk ook meer dan enkel een dichter van hier-en-nu.
De bloedplek vormt in veel opzichten een bijzonder geslaagd geheel. Elke reeks is opgebouwd rond een centraal personage (een ‘ik’ of een ‘hij’) dat met een ruimte is verbonden. In die zin is er een duidelijke eenheid, waarop variaties worden aangebracht. In de eerste plaats is niet de mens, maar de ruimte dominant. De mens wordt vaak overweldigd door allerlei gebeurtenissen en omstandigheden. Elders blijft hij nogal grijs en neemt hij alles vrij passief in zich op. Ook de ervaring van zichzelf is dikwijls erg bevreemdend. Het subject verschijnt dan niet als een identiteit, maar als een verbrokkeld wezen dat met zichzelf in disharmonie leeft. Niet toevallig heeft de reeks ‘Horst’ een motto van de Franse psychoanalyticus Jacques Lacan dat stelt: ‘het spreekt’. Lacan doelt met dat onpersoonlijke voornaamwoord op het onbewuste dat zich als een vreemd iets opdringt aan de mens en diens spreken (en diens bestaan) overneemt. Ook Demets beschrijft dat gevoel van depersonalisatie op een bijzonder indringende wijze. Zijn figuren streven vruchteloos naar een soort van heelheid, en net door dat bewustzijn ervaren zij de werkelijkheid als des te complexer en des te traumatischer. Ook familierelaties worden tot op het bot bevraagd. Mensen zijn tegelijk zoon of dochter en vader of moeder, wat ook weer een zekere identiteitscrisis met zich meebrengt. De bloedplek is dus weinig reden tot juichen, maar tegelijk is de zelfanalyse ongemeen eerlijk en daardoor ook weer louterend. De titel is trouwens goedgekozen. Het gaat om een analyse van het ‘bloed’: familiebanden en identiteit, maar ook de brute lichamelijkheid en zelfs het geweld. Daarnaast wordt dat alles gezien als een ‘plek’, met een grote aandacht voor de sporen van dat alles, de manier waarop zich die wezenlijke vragen in het bestaan manifesteren. Van deze Paul Demets wil ik snel meer lezen! [Dirk De Geest]
T. van Deel
Paul Demets (1966) is een dichters dichter. Hij is poëzierecensent voor onder andere de Vlaamse krant De Morgen, Awater en Ons Erfdeel. Zijn uitgebreide ervaringen met poëzie blijken in zijn poëziepraktijk uit te monden in een loodzware, bijzonder bemoeilijkende soort gedichten, die op een heel artificiële manier, met veel dubbele bodems en andere hermetische trucjes, de lezer op een dwaalspoor zetten. Wat te doen met een strofe als: 'Neem waar. In de regel, geef je lafenis / en schaf tijd af, op slaap bevochten gegaap. / Blik. Kijk in de mond de droge mond. / Een tong die teert en doorbloedt. De kus waarin // ze aanligt straks, na het vasten nu.' Hier is weinig chocola van te maken. Demets lijkt te lijden aan een poëtisch overbewustzijn, waardoor zijn gedichten zich al te moedwillig door middel van woordspel, omtrekkende beweging, afstand en verwijzing, allusie, aan de min of meer geslaagde perceptie onttrekken. Alleen in de slotgedichten stroomde bloed: 'Het rooft ons, verdooft ons, het sleept ons mee naar / zijn nest. Het legt ons op zijn plaats. […] / […] Het rust op je schouder / van zijn schaduw uit. Hoe sprekend gelijk is zijn soort. Het kwam, // het komt terug. Het brengt ons dagelijks voort.'
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.