De bloedplek : gedichten
Paul Demets
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
De Bezige Bij, 2018 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : POEZIE : DEME |
Jeroen Dera
ua/an/11 j
Op het omslag van Paul Demets' nieuwe bundel De klaverknoop prijkt een terrastafeltje voor vier, badend in het rode licht van een zonsondergang, ergens op het strand van de Libanese badplaats Tripoli. Idyllisch, zou je zeggen. Uitnodigend, ook. Als je Demets' gedichten begint te lezen, doemt er echter bepaald geen gezelschap op dat je ontspannen aan dit tafeltje ziet plaatsnemen. Eerder fileert de dichter het burgerlijke gezinsleven, zodanig dat alleen al het idee van een vakantie aan de Middellandse Zee verstikkend wordt. Zowel de moeder als de vader komt er in het 'Ouderhuis', zoals de derde cyclus uit De klaverknoop heet, niet zonder krassen vanaf. Sterker nog, beiden worden uitdrukkelijk verbonden met geweld. 'Haar nagels een klauw liggen op mijn// te azen', schrijft Demets over de moeder, terwijl ook van de vader een voortdurende dreiging uitgaat: 'Zijn handen houden zich op in mijn buurt.'
Veel grimmiger kan de representatie van een gezin moeilijk zijn. Toch is Demets' poëzie net zo goed een getuigenis van de kracht van de familieband. Al in de openingsregel onderstreept de dichter dat spanningsveld, als hij over de moeder schrijft: 'Ik houd mij ver van haar, maar ze trekt mij dichterbij.' Ook in de vadercyclus ('Vaderhand') zien we dit soort paradoxen terug: 'Als hij even maar de kamer verlaat, hijgt // van afwezigheid zijn adem boven de tafel.' Hoe verleidelijk het ook mag lijken je aan de beknellingen te ontworstelen, de mens van Demets kan het ouderhuis niet verloochenen. Met veel gevoel voor symboliek en dubbelzinnigheid schrijft de dichter dan ook: 'De warmte in de kamer houden is het grootste werk.'
Lacan en Deleuze
Tekenend voor Demets is zijn koele, registrerende stijl, waarin hij de verhoudingen vaak op messcherp zet. In het openingsgedicht van 'Ouderhuis', wat mij betreft een van de sterkste gedichten van 2018, beschrijft hij bijvoorbeeld hoe hij zijn moeder bloemen geeft: 'Ik heb haar rozen toegestopt. Ze verbijt haar/ lippen en spiedt. Ze wringt water uit de kraan/ en laat mijn dochters drinken.' Deze regels onderstrepen hoe uitgekiend en trefzeker Demets weet om te gaan met woordbetekenissen - uit 'rozen toegestopt' spreekt bijvoorbeeld zowel attentheid als sluimerende agressie. De metaforische gelijkstelling van (doornige) rozen aan dochters maakt het beeld er nog ongemakkelijker op: alsof het oma zichtbaar moeite kost voor haar kleinkinderen te zorgen (ze moet het water nota bene uit de kraan 'wringen'). Demets' gedichten roepen voortdurend zo'n gevoel van onbehagen op. Deze poëzie prikt.
Het sterke aan De klaverknoop is dat het niet slechts bij zo'n emotioneel spanningsveld blijft. Het gaat hier ook om een analytische, zelfs filosofische bundel, waarin de stemmen van poststructuralistische Franse denkers rondwaren. Het begint al bij het beeld van de knoop, dat gezien de titel een centrale rol in de bundel heeft. 'In die knoop// zitten wij gevangen', schrijft Demets in de cyclus 'Vaderhand': de gezinsband is niet te verbreken; de moeder 'dirigeert ons nog als een halsstarrig koor'. De knoop is echter evengoed verbonden aan de psychoanalyticus Jacques Lacan, bij wie de werkelijkheid een kluwen is waarin het reële, het imaginaire en het symbolische met elkaar verknoopt zijn. Met Lacan, bij wie hij het overkoepelende motto voor zijn bundel vond, is Demets van mening dat die knoop nauwelijks te ontwarren is. De wereld die hij in taal oproept, kan daarom nooit een probleemloze representatie van het leven zijn. Verknopen is nu eenmaal altijd verbonden met mislukking (de lacaniaanse 'ratage').
Identiteit
Ook de poëzie zit daarom in de knoop. Vandaar dat Demets zo'n voorkeur heeft voor het dubbelzinnige en het paradoxale, voor het aftasten van de spanningen die woorden oproepen. Ook de manier waarop hij naar het subject kijkt, lijkt geïnspireerd door het Franse denken. Doorheen De klaverknoop bouwt Demets aan een gedicht over een verpopping van rups tot vlinder, door na elk van de zeven reeksen een cursief kwatrijn op te nemen dat een stadium in de metamorfose beschrijft. Die vlinderwording kan ook gekoppeld worden aan de ik-figuur, die opmerkt: 'Nog steeds verpop ik. Ik vlieg uit en in.' Identiteit is in deze poëzie niet statisch, maar eerder vloeibaar: het 'zelf' maakt transformaties door en doet zich - om met het gedicht 'Huisbewaarder' te spreken - voortdurend op de schop.
De kern van De klaverknoop lijkt mij dat die identiteit, hoe vloeibaar je haar ook wilt voorstellen, niet losgeknoopt kan worden van de dwingende bloedbanden die de liefde smeedt. In de slotwoorden van het vlindergedicht stelt Demets: 'Zo diep/ zijn we verknoopt dat ik tot hen lig te verpoppen./ We hebben hetzelfde bloed. We kunnen met verworden niet stoppen.' Dit 'verworden' is een centraal concept in de filosofie van Gilles Deleuze, de andere poststructuralist aan wie Demets een motto ontleent. De laatste twee reeksen uit de bundel hebben bovendien de overkoepelende titel 'Nomade', een andere sleutelterm uit dit invloedrijke filosofische oeuvre. Deleuze stelt het subject als nomadisch voor, in die zin dat het onvast is en steeds in beweging. Of zoals Marc de Kesel het treffend samenvatte: 'Het ondermijnen van de zelfheid van het moderne subject: dat is de inzet van Deleuzes filosofie.' Hoewel Demets Deleuze instemmend aanhaalt, geloof ik niet dat hij werkelijk in nomadisch denken gelooft. Daarvoor wordt De klaverknoop nog veel te veel gedicteerd door de bolster van het ouderhuis, waaruit geen ontsnapping mogelijk is. Gelukkig maar, want ik als lezer wil dat huis voorlopig niet uit.
De Bezige Bij, 64 blz., 19,99 € (e-boek 9,99 €)
Ko van Geemert
Rode draad in deze derde bundel van de Vlaming Paul Demets (1966), naast dichter ook poëzierecensent, vormt een zevental vierregelige gedichten, verspreid over de bundel. Begin: 'Werd ik vormloos / bloedeloos glad een rups die niet genoeg gekregen had?' Midden: 'Een rups die groeide en vrat tot ze in haar cocon gesponnen zat.' Einde: 'Zo diep / zijn we verknoopt dat ik tot hen lig te verpoppen. We hebben / hetzelfde bloed.' De bundel is in tweeën gesplitst. Deel een heet Monade en bestaat uit de afdelingen Moedervlek, Vaderhand, Ouderhuis, Vrouwenmantel, Vaderrol. Het tweede deel is getiteld: Nomade, onderverdeeld in Reisgezel en Eigenheimer. De titels van deze afdelingen geven aan waarover deze bundel handelt: de relatie met de omgeving, ouders, geliefden, kinderen, samenleving. En daarbij de vraag welke plaats het individu daarin inneemt. 'Hier moeten we niet zijn. Is hier iemand aan wie we / de weg kunnen vragen?' Klaverknoop is de scheikundige benaming voor een bepaalde moleculaire knoop. Niet voor iedereen toegankelijke poëzie.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.