De uitvinding van de rooms-katholieke kerk
Peter Raedts
Peter Raedts (Auteur)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Wereldbibliotheek, cop. 2011 |
MAGAZIJN : NON-FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : 925 RAED |
31/12/2011
Beelden van de eigen tijd
Laat u niet misleiden. Dit is geen boek over de geschiedenis van de middeleeuwen, maar wel over de manier en de periode waarin die geschiedenis geschreven werd. Hoewel er een mediëvist aan het woord is (de Nederlandse hoogleraar Peter Raedts, van de Radboud Universiteit Nijmegen) en het boek doorspekt is met tal van weetjes over de middeleeuwen, is dit toch voornamelijk een essay over achttiende-eeuwse erudieten die de geschiedenis van de middeleeuwen herontdekten, en over latere vorsers die de periode tussen pakweg 500 en 1500 ophemelden, bestudeerden en interpreteerden. Want als er iets is dat dit boek leert, dan is het wel dat geschiedschrijving tot diep in de twintigste eeuw vaak een interpretatie is van een bepaalde generatie die er een houvast zoekt voor onzekerheden van de eigen tijd. In een boeiende en heel toegankelijke stijl toont de auteur ons immers aan dat de historiografie van de middeleeuwen die na 1500 ontstond, de feiten en gebeurtenissen uit de middeleeuwen gebruikten om (des)illusies uit de eigen tijd te verklaren, goed te praten, of juist te veroordelen. Zoals al bekend is, bijvoorbeeld, verduisterden humanisten en zelfverklaarde intellectuelen uit de zestiende eeuw de periode die hen voorafging wat al te makkelijk als een barbaarse tijd waarin dictatoriale koningen het katholicisme opdrongen aan onbeschaafde kinkels. De toenmalige goede verstaander kon uit dergelijke beweringen afleiden dat de ‘nieuwe tijd’ een beter tijdperk was om in te leven, hoewel de continuïteit tussen beide periodes groter is dan gedacht, zoals Peter Raedts nogmaals treffend duidt.
Laat u dus verleiden door de boeiende en ontmaskerende zoektocht van de auteur naar de betekenisgeving van geschiedschrijving. De antithese van denkbeelden over de ‘duistere middeleeuwen’ ontmoet de Nederlandse hoogleraar in de achttiende en het begin van de negentiende eeuw. Goethe, Herder, de gebroeders Grimm, en voornamelijk Duitse, Engelse en Franse auteurs die leefden in de periode van de romantiek, ontwaarden het licht in de duisternis. Laatstgenoemde romantici waren immers geschokt over de ontsporingen van gekoesterde ideeën uit de verlichting. De terreur van de Franse Revolutie en de meedogenloze oorlogsvoering door Napoleon in heel Europa had de conservatieve elite doen hunkeren naar een herkenbare periode. De Franse revolutionairen hadden namelijk in West-Europa korte metten gemaakt met privileges van gevestigde groeperingen, organisaties, gewoonten en wetten die hun wortels hadden in de (late) middeleeuwen. Kortom, zoals Peter Raedts treffend schrijft: ‘pas toen de middeleeuwen als vanzelfsprekendheid aan het verdwijnen waren, konden zij als ideaal terugkeren’. Bijgevolg werden de middeleeuwen in de aanvang van de negentiende eeuw het historische aangrijpingspunt bij uitstek voor elites die verlangden naar het herstel van gezag en maatschappelijke orde. Ook in de daaropvolgende decennia zouden dynastieën, heersers en burgers verhalen (en mythes…) over middeleeuwse vorsten gebruiken en misbruiken om politiek gezag te rechtvaardigen. Opkomende staten en hun bestuurders hielden tegenstanders een vervormde spiegel van het middeleeuwse verleden voor om hun eigen voortbestaan te verzekeren.
Voor mensen met een geringe voorkennis van de middeleeuwen kan dit boek fascinerende inzichten opleveren en clichés doorprikken, maar het bevat soms ook prekerige analyses en kan (helaas) verwarring stichten. Interessant is bijvoorbeeld de vaststelling dat hedendaags antropologisch onderzoek naar de middeleeuwen (dat vaak als grensverleggend wordt beschouwd) eigenlijk evenzeer vanuit een bepaalde premisse vertrekt die Raedts terecht aan de kaak stelt. Met name zien antropologen andere culturen in tijd en ruimte dikwijls vanuit een superieur westers standpunt, zo stelt hij, en bijgevolg beschouwen sommige hedendaagse onderzoekers die zich door antropologische inzichten laten leiden, de middeleeuwen als een minderwaardig tijdperk. Raedts worstelt zelf duidelijk met het alternatief. Enerzijds verwijt hij antropologen in de inleiding van het boek dat ze verdwenen culturen als iets anders of iets ‘vreemds’ zien, maar in het slothoofdstuk besluit hij zelf dat er zich wel degelijk een onoverbrugbare afstand tussen ons en onze middeleeuwse medemens bevindt. Antropologen zijn bij de les als ze schrijven ‘dat de middeleeuwse cultuur anders is dan de moderne’, schrijft Raedts, en dat we deze ‘vreemdheid ten volle tot ons moeten laten doordringen’. Een dergelijke halfslachtige omgang met antropologische inzichten verwart de lezer van dit boek. Een betere bewering zou zijn dat antropologen én historici zowel op verschillen als op gelijkenissen tussen de middeleeuwse en hedendaagse cultuur hebben gewezen, en dat dergelijk onderzoek aantoont dat we dus het best de kerk in het midden houden: de middeleeuwen verschillen soms veel, soms weinig van onze hedendaagse maatschappij.
Een ander boeiend inzicht van de auteur is dat de studie van de middeleeuwen volgens hem vooral zou moeten dienen om de grenzen van de (westerse) macht aan te tonen. Geschiedenis bestuderen en lezen leert ons relativeren en een ‘reëler en nuchterder kijk hebben op onze mogelijkheden’. Anders dan de in dit boek besproken achttiende- en negentiende-eeuwse historici erover dachten, hoeft geschiedenis geen ‘hoger’ doel te dienen, stelt Raedts terecht. Hij vervolgt dat de studie van het verleden ons en onze tijdgenoten doet beseffen dat veel hedendaagse problemen oplosbaar zijn mits we beschikken over enige vorm van historisch besef en een daaruit afgeleid relativeringsvermogen. Mijns inziens heeft de auteur hier een punt, maar overdrijft hij door te stellen dat de studie van de middeleeuwen daarvoor een ideaal middel is, aangezien deze periode volgens hem een ‘strijd tegen chaos’ was. Hoewel het boek dikwijls ruiterlijk ten strijde trekt tegen gemeenplaatsen (zoals tegen de veronderstelling dat middeleeuwers over minder intellectuele capaciteit beschikten dan ons, vermeende superieure westerlingen), is dit toch wel een dooddoener. Uiteraard bevatten middeleeuwse kronieken passages waarin pest en oorlog een hele samenleving lijken te vernietigen, en inderdaad was er een hoge mortaliteit in de periode tussen 1300 en 1500. Maar het lijkt me toch wat te ver te gaan om deze eeuwen enkel als een chaotische periode met onzekere mensen te bestempelen. Laten we het even met vandaag vergelijken. Een historicus die over 500 jaar kranten uit 2011 zou doornemen, zal een wereld ontdekken met vallende regeringen (als die er al zijn…), financiële ellende en economische recessie, landen die aan de rand van het faillissement verkeren, alomtegenwoordige oorlog en rebellie enzovoort. Toch meen ik te mogen stellen dat het dagelijkse leven van de lezer van deze recensie er niet een is van chaos en de vermeende strijd hiertegen. Op dezelfde wijze lijkt Peter Raedts me, mutatis mutandis, de ordeloosheid uit de middeleeuwse verslaggeving te gul te veralgemenen. Misschien probeert ook hij, net iets te onbezonnen, bepaalde onzekerheden uit de hedendaagse wereld met een eenzijdig beeld van het verleden te vergelijken, en (zoals veel van de negentiende-eeuwse auteurs die hij beschrijft) een zekerheid te zoeken in de studie van een tijd die al dan niet fundamenteel anders is. [Jelle Haemers]
Anton Gerits
Een geschiedenis van de geschiedschrijving van de middeleeuwen, waarin duidelijk wordt gemaakt dat het oordeel over die periode wisselt. De invloed van politiek, godsdienst, etnische factoren die de beoordeling van historici, met name in Duitsland, Engeland, Frankrijk, Italië, bepaalde, komen aan de orde alsmede oorzaak en gevolg van de sterk afwijkende opvattingen in Nederland. Hoe het zicht dat men op de middeleeuwen had veelal berustte op eigenzinnige interpretaties van middeleeuwse bronnen of mythen, op politisering van het begrip natie en op machtsstreven van etnische groepen. De rol van vooraanstaande historici en literatoren vanaf de middeleeuwen tot nu toe wordt belicht. De overeenkomsten met de huidige discussies over de wenselijkheid van een verenigde staten van Europa of juist een Europa van samenwerkende naties maken het boek tevens actueel. Ook voor belangstellende leken toegankelijk geschreven, maar zeker van groot belang voor geschiedenisstudenten, literatuurhistorici en politici. Geïllustreerd in kleur en zwart-wit en voorzien van indexen en uitvoerige literatuuropgave. Voor veel lezers met belangstelling voor geschiedenis en de vraag hoe zijn wij geworden wie wij zijn.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.