Fundering voor de metafysica van de zeden
Immanuel Kant
Immanuel Kant (Auteur), Geert Van Eekert (Vertaler), Walter Van Herck (Vertaler), Willem Lemmens (Vertaler)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Boom, 2010 |
MAGAZIJN : NON-FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : 156.2 KANT |
31/12/2011
Immanuel Kant wordt beschouwd als grondlegger van de moderne filosofie, waarbij dan vooral wordt gedacht aan de drie grote werken die hij schreef over de mogelijkheidsvoorwaarden voor kennis (Kritiek van de zuivere rede), moreel handelen (Kritiek van de praktische rede), en oordelen (Kritiek van het oordeelsvermogen).
In zijn eerste Kritiek formuleerde Kant de drie vragen die de probleemhorizon vormen van zijn hele denksysteem: Wat kan ik weten? Wat moet ik doen? Wat mag ik hopen? Wanneer we ons afvragen wat het resultaat zal zijn van een deugdzaam moreel leven (tweede vraag), dringt volgens Kant de religie zich op als hét hoopvolle perspectief voor morele zingeving (derde vraag). Kant legt de morele lotsbestemming van de mens (en de mensheid als geheel) in het streven naar het 'hoogste goed': de volmaakte eenheid van deugdzaamheid en gelukzaligheid. De hoop op de verwezenlijking daarvan kon volgens Kant enkel worden gegarandeerd door een opperwezen als morele wetgever. Zijn bestaan, theoretisch onbewijsbaar, is een postulaat van de praktische rede.
Kant had al aandacht besteed aan religie in zijn kritische werken. Een systematischer uitwerking van zijn ideeën wat dat betreft, vormt het enkele jaren na de laatste Kritiek verschenen De religie binnen de grenzen van de rede. De Pruisische censuur bleek er niet gelukkig mee, waarna Kant over religieuze kwesties zweeg tot na de dood van keizer Frederik Willem II. Het boek bestaat uit vier essays, met een diepgravende analyse van het kwade in de mens als existentieel vertrekpunt. Kant beschouwt het kwade als inherent aan de menselijke natuur, en tezelfdertijd onverbrekelijk verbonden met de menselijke vrijheid. De idee van vrijheid en verantwoordelijkheid moet bij Kant altijd worden gevrijwaard, en daardoor lijkt hij de mens verantwoordelijk te houden voor zijn eigen natuur. De mens is dus getekend door een hang naar het kwade, die zijn aanleg voor het goede echter niet opheft. Morele conversie is mogelijk, en daar biedt religie hoop.
Met de Europese godsdienstoorlogen in gedachten ? en in navolging van het deïsme ? wilde ook Kant de religie binnen de grenzen van de rede brengen, door ze te bevrijden van de historische ballast van dogmatisch geloof, rituele en devotionele praktijken, en leerstellig kerkgezag. Hij wou echter niet, zoals de deïsten, van God zelf een abstract metafysisch principe maken, onkenbaar verborgen achter zijn schepping, maar wel de morele kern van religie isoleren uit de openbaringsgodsdienst. De rol van openbaring blijft voor Kant beperkt tot 'voertuig' voor de vrije instemming waartoe de 'redereligie' uitnodigt als respons op authentiek geloof. Eenmaal tot authentiek geloof gekomen, heeft de mens geen nood meer aan openbaring.
Kant gaf zich rekenschap van de rijkdom van de wereldgodsdiensten, maar het christendom was voor hem de enige godsdienst waarin de kiem van de universele redereligie sluimerde. De vraag is of dit niet eerder de kiem van de secularisering was, zoals blijkt uit omvangrijke studies van onder meer Charles Taylor en Marcel Gauchet, waar de vertalers in hun nawoord even naar verwijzen. [Hedwig Billiet]
Dr. Taede A. Smedes
Het baanbrekende, maar ook bijzonder moeilijke filosofische werk van de Duitse filosoof Immanuel Kant (1724-1804), 'Die Religion innerhalb der Grenzen der blossen Vernunft', verscheen oorspronkelijk in 1793. In dit boek onderwerpt Kant religie met haar voorstellingen, religieuze gemeenschappen en instituties, en haar geloofsleer en riten aan het theoretische systeem dat hij in zijn eerdere drie 'Kritieken' heeft uiteengezet. De definitie van religie als 'de erkenning van al onze plichten als goddelijke geboden' maakt duidelijk dat er bij Kant een sterke 'ontmythologisering' van religie plaatsvindt. Religie wordt nauw aan ethiek gekoppeld en allerlei voorstellingen (zoals de opstanding en goddelijkheid van Christus) worden tot louter voorstellingen gereduceerd die de mensen moeten motiveren de morele wet die in henzelf is vrijwillig te gehoorzamen. Deze sublieme vertaling door drie Vlaamse filosofen verscheen eerder in 2004, maar is nu lichtelijk herzien en uitgebreid met een nawoord dat tevens als heldere inleiding of leeswijzer dienst doet. Een waardig, verzorgd uitgegeven klassiek werk.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.