Europese architectuur vanaf 1890
Hans Ibelings
Hans Ibelings (Auteur)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Sun, cop. 2009 |
MAGAZIJN : NON-FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : 716.9 IBEL |
31/12/2010
Verlichte architectuur in Vlaanderen
In 1999 werd architect Bob van Reeth aangesteld als de allereerste Vlaams Bouwmeester. Hoewel die titel lichte dramatiek suggereert, zijn de wegen van de Bouwmeester ambtelijk verlicht en met procedures aangelegd. Het belangrijkste middel dat sinds 1999 wordt gehanteerd om de architecturale kwaliteit in Vlaanderen positief te beïnvloeden, is de Open Oproep. Telkens wanneer er in Vlaanderen een openbaar bestuur of een onderdeel van de Vlaamse overheid besluit om te bouwen, kan er een beroep worden gedaan op de procedure van de Open Oproep en op het team van de Vlaams Bouwmeester. Dat gaat als volgt: eerst wordt er een correcte opdracht geformuleerd. Daarna kunnen binnen- en buitenlandse bureaus zich kandidaat stellen door middel van een portfolio met recente projecten. Vervolgens worden tien bureaus geselecteerd, waarvan er vijf tegen vergoeding een ontwerp maken. Een jury kiest het beste ontwerp uit dat, eventueel na aanpassingen, zal worden gerealiseerd. Op die manier zijn er de afgelopen tien jaar meer dan 400 publieke architectuurprojecten gelanceerd, waarvan er meer dan de helft zijn uitgevoerd of in uitvoering zijn. Er zijn dus nog weinig Vlaamse gemeentes waar niet minstens is nagedacht, met behulp van de Vlaams Bouwmeester, over bijvoorbeeld het aanleggen van een begraafplaats, het bouwen van een rust-en-verzorgingstehuis, het stichten van een nieuwe gemeenschapsschool, het herinrichten van een stadhuis of het organiseren van een parkeerterrein.
In 2005 werd Bob van Reeth opgevolgd door stedenbouwkundige en generatiegenoot Marcel Smets. Halfweg 2010 loopt ook Smets' termijn af, en wordt er uitgekeken naar een nieuwe Vlaams Bouwmeester. Om het jubileum na twee Bouwmeesters te vieren, en om na te gaan wat de talloze Open Oproepen sinds 1999 nu precies hebben opgeleverd, verscheen het boek In publieke opdracht bij de Nederlandse uitgeverij van architectuurboeken SUN. Auteur is de eveneens Nederlandse architectuurcriticus Hans Ibelings, verantwoordelijk voor een aantal boeken en voornamelijk artikels in tijdschriften. Die oorsprong van het boek is opvallend: Nederland lijkt, sinds het florerende modernisme van de jaren twintig, nog steeds als gidsland te figureren als het op architectuur en ruimtelijke ordening aankomt ? of op architectuurkritiek en architectuurcultuur. Maar anderzijds wordt met het aantrekken van een figuur als Ibelings ook de kritische geloofwaardigheid schijnbaar verhoogd: als een buitenstaander ? en dan nog wel uit Nederland ? zegt dat het goed is, dan zal het wel minstens in orde zijn. Nochtans roept de vraag zich op wat een criticus ? of het nu een Nederlander is of niet ? eigenlijk voor zinnigs te zeggen kan hebben over twee keer vijf jaar bouwmeesterschap.
'Marcel Smets,' zo schrijft Ibelings in een 'Woord vooraf', 'heeft mij de vrijheid gegeven om de opzet en uitwerking van dit boek onafhankelijk te bepalen. Sterker nog, het is zijn uitdrukkelijke verzoek aan mij geweest om een onafhankelijke positie in te nemen, en hij heeft mij aangespoord om toch vooral een kritisch standpunt te articuleren ten aanzien van het Bouwmeesterschap en het belangrijkste instrument om tot een architectenkeus te komen voor publieke opgaven, de Open Oproep.' Dat uitgangspunt is redelijk overbodig: men zal hard en ver moeten zoeken om iemand te vinden die het bestaan van de Bouwmeester betreurt, of die het geen goede zaak vindt dat de publieke architectuur in Vlaanderen eindelijk is onttrokken aan schimmige ministeriële ontwerpbureaus of voor het leven benoemde dorpsarchitecten. België is traditioneel een land zonder architecuur geweest ? zonder zelfbewuste, moderne en intelligente architectuur die zich niet verschool achter de waan van de dag, achter grootspraak of achter voorbijgestreefde landelijke idealen. En zoals dat op het domein van de literatuur, het theater, de dans, de muziek en de beeldende kunst ook is gegaan, is de architectuur vanaf de jaren tachtig van de vorige eeuw toch ontwikkeld en tot bloei gekomen, los van al te lokale, onbewuste of vastgeroeste idealen of patronen. De verlichting is ook in België in werking getreden, met zichtbare culturele en architecturale gevolgen. Het aanstellen van een Bouwmeester, het organiseren van de Open Oproep, heeft die tendens, die zonder twijfel al aanwezig was, verder doen evolueren, door lokale of minder lokale overheden blijvend tot hun verantwoordelijkheid te roepen.
Men kan dus niet tegen de Bouwmeester zijn, zoals men ook redelijkerwijze niets tegen de scheidsrechter kan hebben die het voetbalreglement toepast om het spel mogelijk en spannend te maken. Daarvan is Ibelings zich slechts ten dele bewust. Hij schrijft wel in zijn inleiding dat hij kritiek niet opvat 'in de alledaagse zin van afkeuring, maar in de bredere betekenis van oordelende beschouwing, in dit geval van de draagwijdte en het belang van het Bouwmeesterschap en de Open Oproep'. Nogmaals: die draagwijdte en dat belang zijn een vanzelfsprekendheid. Omdat de auteur van In publieke opdracht dat niet beseft, of omdat het initiatief (dat van Marcel Smets komt) dat besef eigenlijk in de weg staat, leest het boek als een lofzang op het voetbalreglement, of als een onderzoek of het reglement 'goed genoeg is', dat wil zeggen: of het goed voetbal oplevert. Of een match mooi en boeiend genoeg is om naar te kijken, hangt echter af van de spelers op het veld en de omstandigheden van het moment. Meer valt daar in algemene of evaluerende termen niet over te zeggen.
Er kan wél gesproken worden over architectuur, en over de manier waarop architectuur zich heeft gemanifesteerd, dankzij of ondanks de aanwezige instituties; de Vlaams Bouwmeester kan samen met zijn Open Oproep aanleiding zijn tot architectuurkritiek (interpretatie van realisaties en ontwerpen) of tot architectuurgeschiedenis (evolutie van de plaats van en de gedeelde opvattingen over architectuur). Omdat Hans Ibelings echter blijft hameren op de weldadigheid van het bestaan van die instituties en procedures, blijft In publieke opdracht noodgedwongen ter plaatste trappelen. Bladzijdenlang wordt een teleologische evolutie geschetst naar meer 'architectuur' en meer overheidsingrepen, terwijl de architectuurprojecten zelf slechts met foto's en minimale zakelijke projecttoelichtingen worden ondersteund.
Toch komt er in dit boek wel degelijk een beeld van de architectuur en de architectuurgeschiedenis in Vlaanderen bovendrijven, bijna ondanks de aanhoudende lofzang op de bestuurlijke vernieuwingen en de huidige mandatarisen. Het eerste wat daarbij opvalt is de erg lichte manier waarop het bestuursniveau 'Vlaanderen' als conditio sine qua non wordt beschouwd. Ibelings spreekt herhaaldelijk over een 'Vlaams zelfbewustzijn' alsof dat er eerst moest zijn vooraleer men hier eindelijk aan moderne architectuur is kunnen gaan doen. Die architectuur heeft in zijn Nederlandse ogen dan ook een bij uitstek 'Vlaams' karakter: het gaat om 'ingetogen' gebouwen, die 'gepast' een antwoord 'bieden op een vraag', die niet 'schreeuwen' of 'de aandacht opeisen', maar die op een 'sobere' manier toch 'weelderig' proberen zijn. De auteur beroept zich daarbij voornamelijk op een even veralgemenende als hardnekkige term die in de jaren negentig door de Belgische architectuurhistoricus Francis Strauven is gelanceerd: de 'nieuwe eenvoud'. Nu is het zeker zo dat de architectuur van Vlaamse architecten sinds de jaren tachtig vaak ogenschijnlijk eenvoudig lijkt, zeker in vergelijking met het uitbundige en ongecontroleerde werk van veel Nederlandse architectenbureaus. Het werk van Stéphane Beel, die als geen ander in deze contreien school heeft gemaakt, kan daarvoor model staan. Maar Beels werk of dat van gelijkgezinde tijdgenoten of leerlingen als 'nieuwe eenvoud' bestempelen, slaat zowel de architectuur als het gesprek erover meteen ook weer plat. Er is eenvoudigweg veel meer aan de hand, maar het vergt een breder begrippenapparaat om de complexiteit en de rijkdom van de ontwerpaanpak te onthullen. Meer nog: dergelijke bewoordingen lijken in In publieke opdracht, ook door de beperkte én beperkende selectie van gerealiseerde projecten, de Vlaamse architectuur zelfs te stigmatiseren. Architectuur doet hier braaf wat er gevraagd wordt; architectuur wil niet opvallen binnen haar omgeving; architectuur wil niets wakker schudden en zeker geen dieperliggende existentiële of poëtische aangelegenheden aan de orde stellen.
Zo ontstaat, paradoxaal genoeg lijnrecht tegen de intentie van de initiatiefnemers en de auteur in, een redelijk saai en oppervlakkig beeld van de publieke architectuurproductie van het afgelopen decennium. De functie van de Vlaams Bouwmeester en de procedure van de Open Oproep, lijken vaak uitgegroeid te zijn tot één grote consensusmachine, die slechts heeft begeleid wat sowieso ook wel tot stand was gekomen: typische 'Vlaamse' architectuur, die aan de algemene en verburgerlijkte smaak en verwachtingen ruimschoots tegemoetkomt, en die op haar beurt even ingedommeld en droog dreigt te worden als de architecturale woestijn waaruit ze rond de eeuwwisseling een uitweg leek te bieden.
Nochtans zijn er voorbeelden te over van een veel opwindender, uitdagender, veelzijdiger én 'verlichter' architectuurpraktijk in Vlaanderen ? zeker ook tot stand gekomen na de tussenkomst van de Vlaams Bouwmeester. Die kant van de zaak wordt in het jubilieumboek van Hans Ibelings nauwelijks belicht. Toch is het dat waar men een beleid of de werking van regulerende overheidsapparaten uiteindelijk op kan beoordelen: de manier waarop ze voeding geven aan wat het leven in, rond en door architectuur kan aansturen en van nieuw leven kan voorzien. In die zin gaat In publieke opdracht niet over architectuur of bouwen ? een activiteit die, zoals Heidegger het zei, als het goed is ook altijd op één lijn met wonen, leven en denken geplaatst kan worden. Dit boek toont hoogstens dat de goede bedoelingen of de merites van een architectuurbeleid niet in de verf gezet kunnen worden, tenzij door onzichtbaar te blijven ? en door plaats te maken voor de verscheidenheid, de levenskracht en de intelligentie van de architectuur zelf. [Christophe Van Gerrewey]
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.