De Vlaamse primitieven
Maryan W. Ainsworth
Lorne Campbell (Auteur), Jan Van der Stock (Auteur)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Waanders, 2009 |
MAGAZIJN : NON-FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : 700 VAN DER WEYDEN XXL |
31/12/2010
Deze turf van 592 bladzijden verscheen naar aanleiding van de tentoonstelling Rogier van der Weyden 1400-1464: de passie van de meester in het nieuwe Leuvense museum M. Van Rogier Van der Weyden resten ons slechts drie gedocumenteerde werken ? de 'Miraflorestriptiek' te Berlijn, de 'Kruisafneming' en de 'Kruisiging' te Madrid ? plus een twintigtal algemeen aanvaarde werken. De miniatuur waarop
Jean Wauguelin de Chronique de Hainaut aan Filips de Goede overhandigt en de zes schilderijen
die op de Leuvense tentoonstelling te zien waren, konden niet volstaan om zich een beeld van Van der Weydens genialiteit te vormen. Dat wordt enigszins verholpen door het boek.
Jan Van der Stock schetst een portret van de schilder, 'de Rugerio pictore', en beschrijft diens roem in Italië en in Spanje. Waarschijnlijk door zijn huwelijk met Elisabeth Goffaert kwam Van der Weyden in contact met hogere, zelfs hertogelijke kringen. Van der Stock vertelt ook hoe de 'Kruisafneming' door Maria van Hongarije aan het Leuvense Grote Gilde van de Voetboog ontfutseld werd om het aan haar neef Filips II na te laten.
Wim Blockmans en Dominique Vanwijnsberghe vergelijken Doornik, de geboortestad van Rogier, met Brussel, waar de meester in 1436 stadsschilder werd. Rogier heeft steeds een goede band met zijn vaderstad behouden, zo zelfs dat Lorne Campbell veronderstelt dat hij ook in Doornik een atelier in stand hield. Doornik ? dat tot in de jeugd van Rogier rechtstreeks afhankelijk was van de Franse Kroon, maar tussen Vlaanderen en Henegouwen geprangd zat ? was door zijn exterritorialiteit tamelijk onafhankelijk van de centrale macht en kon van een relatieve rust genieten. Onder het oligarchische bestuur bloeiden er de ambachten. Waarschijnlijk werkte Rogier Van der Weyden er samen met zijn oud-leraar Robert Campin en zijn leeftijdsgenoot Jacques Daret. Er bestaat geen document dat ons inlicht over de redenen waarom Van der Weyden naar Brussel verhuisde. Allicht zal de hertogelijke residentie op de Coudenberg te Brussel toch meer te bieden gehad hebben dan Doornik. Ten slotte schetst Vanwijnsberghe hoe het met de Doornikse schilderkunst gesteld was in de periode die aan de generatie van Campin voorafging. Zowel uit Gent als uit Amiens waren er kunstenaars naar Doornik afgezakt, zodat er zich een synthese van kunde en kennis voltrok. Kenmerkend was ook de invloed van de sculptuur op de schilderkunst. In het essay 'Beeldhouwers en schilders in de Nederlanden ca. 1400' wordt dat uitgewerkt door Hans Nieuwdorp, Cyriel Stroo, Dominique Deneffe en Famke Peters. Verder schreef Bart Fransen zestien bladzijden over de beeldhouwer in Rogier Van der Weyden.
De belangrijkste bijdragen zijn van Lorne Campbell, Senior Research Curator van de National Gallery te Londen. Zijn drie essays ? 'De nieuwe beeldtaal van Rogier Van der Weyden', 'Het atelier van Rogier Van der Weyden', en 'Rogier Van der Weyden en het wandtapijt' ? geven een algemene kunsthistorische schets. Allereerst heeft hij het uitvoerig over de drie gedocumenteerde werken, maar hij geeft daarbij geen beschrijving van wat iedereen op eigen kracht kan ontdekken. Campbell verandert snel van standpunt zonder het motief los te laten, zodat men aandachtig moet zijn om de uiteenzetting te kunnen volgen. Meekijken is mogelijk dankzij een twintigtal paginagrote reproducties met details uit de 'Kruisafneming'. (De hoge kwaliteit van de reproducties is verbluffend, en helder zonder de bruine 'saus' die zoveel Vlaamse kunstuitgaven ongenietbaar maakt.) Campbell begint met op te merken dat men de 'Kruisafneming' niet altijd juist begrepen heeft, omdat men niet zag hoe belangrijk de abstracte elementen bij Van der Weyden wel waren. Het meesterwerk wekt een grote ontroering. Maar de kunstenaar spreekt onze gevoeligheid aan via een veelheid aan middelen die het narratieve overstijgen: hoeken, lijnen, vormen en kleuren in hun maximale expressiviteit. Het is alsof Rogier ons wil doen nadenken over de gelaagdheid van de realiteit, over de 'verbeelding', in de enge betekenis van het 'tot beeld maken', en in de brede betekenis van 'het beschikken over verbeeldingskracht'. De stilering van de lichamen en de vrijheden tegenover de anatomie gaan samen met het realisme van de groep in zijn geheel en met een scherpe aandacht voor het natuurgetrouwe detail: de weergave van geklonterd bloed, het licht in de tranen, de textuur van diverse kostbare stoffen. Het dode lichaam van Christus is aangrijpend geschilderd, maar toont geen spoor van de geseling, zodat het realisme ongehinderd in het abstracte gehalte overgaat: dit lichaam is de zoon van God. Maar het beeld verwijst ook naar de opdrachtgever, het Grote Gilde van de Voetboog. Het lichaam van Christus herinnert door zijn houding, in het bijzonder door de wijd neerhangende armen, aan een kruisboog. En het lichaam van de bezwijmende Maria herhaalt die suggestie. Tegen de gewoonte in draagt Christus geen volle baard, maar een zware stoppelbaard die gegroeid moet zijn in de periode van de folteringen. Campbell: 'De ongehoorde kracht van het schilderij ligt minder in de pogingen om de emotionele reacties van de protagonisten te begrijpen en uit te beelden dan in onrechtstreekse en zelfs subliminale aanvallen op de gevoelens en gedachten van de kijker'. [Marcel Obiak]
Redactie Vlabin-VBC
Deze hardcover presenteert een overzicht van de schilderkunst van de Vlaamse primitief Rogier Van Der Weyden (1400-1464). Het boek verschijnt naar aanleiding van een tentoonstelling in het Leuvense museum M. Een eerste deel bevat geïllustreerde essays van verschillende specialisten. In een 'ouverture' vinden we drie bijdragen die een algemeen beeld schetsen van de schilder, zijn leven en zijn beeldtaal. Daarna volgen bijdragen over Van Der Weydens wortels, en over de beeldhouwers en schilders in de Oude Nederlanden rond 1400. Vervolgens wordt de wereld van Van Der Weyden geschetst, met o.m. essays over zijn atelier en de materialen op zijn schilderijen. Ten slotte wordt Van Der Weyden in context geplaatst, met teksten over zijn artistieke erfenis, zijn passie voor het wandtapijt. Het tweede deel van het boek biedt een catalogus van de tentoonstelling. De kleurenreproducties worden aangevuld met technische informatie en teksten over de werken. Achteraan volgen een bibliografie, bruikleengegevens, een impressum en een fotoverantwoording. Een monumentaal uitgegeven standaardwerk.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.