Uit de taal van een verliefde
Roland Barthes
Roland Barthes (Auteur), Nathalie Léger (Redacteur), Frans De Haan (Vertaler), Ger Groot (Nawoord)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Meulenhoff, cop. 2009 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : MAG F 733 |
31/12/2010
In het leven van de Franse filosoof Roland Barthes is Henriette Binger, de vrouw die hem op 12 november 1915 op de wereld zette, alfa en omega van het bestaan. Barthes' vader, een slachtoffer van de Eerste Wereldoorlog, sterft nog voor de jonge Roland zijn eerste levensjaar heeft bereikt. In het werk van Barthes komt de moeder nochtans minder voor; ze is zelfs zo goed als afwezig in het merendeel van Barthes' teksten. Althans, ze is het tot op het moment van haar dood, op 25 oktober 1977. In de teksten die Barthes nadien schrijft, lijkt hij over haar niet meer te kunnen zwijgen. Schrijven zonder haar heeft schijnbaar geen zin meer: de enige zin ligt in het schrijven over haar. Vooral het tussen april en juni 1979 geschreven La chambre claire getuigt van die autobiografische problematiek, die de schrijver van het bekende essay over 'De dood van de auteur' plots in zijn greep lijkt te hebben. Het boek is tegelijk een ode aan de moeder en een zoektocht naar de persoon die ze echt was, los van haar zoon. Barthes reikt de lezer in La chambre claire een instrumentarium aan waarmee foto's kunnen worden geanalyseerd (het bekende onderscheid tussen het punctum en het studium van een foto is een van de onderwerpen), maar vooral in het tweede deel van het boek valt de biografische aanleiding op. Daar heeft Barthes het over de foto's van zijn moeder die hij na haar overlijden koestert en bestudeert, in de hoop haar zo lang mogelijk bij zich te kunnen houden.
Barthes heeft het grootste deel van zijn leven bij zijn moeder gewoond. Enkel in de jaren die haar overlijden scheiden van het zijne (geen drie volle jaren: hij sterft in het voorjaar van 1980) is hij niet bij haar. Ze wonen voor het merendeel van die tijd samen in Parijs en vanaf 1961 tijdens de zomers ook in een huis in Urt dat Henriette kocht. Op het kerkhof van dat kleine dorpje in het zuidwesten van Frankrijk, in de buurt van Bayonne, liggen ze ook onder dezelfde grafsteen begraven. Tien maand voor haar overlijden is Henriette Barthes nog getuige van een hoogtepunt in de carrière van haar zoon. Op 7 januari 1977 wordt Roland Barthes plechtig geïnstalleerd als hoogleraar aan het prestigieuze Collège de France. De cursussen die hij er na de dood van zijn moeder zou geven, bevatten voor de goede verstaander nogal wat allusies op de diepe rouw die hem heeft getroffen.
De meest directe uitdrukking van Barthes' verdriet vinden we evenwel in het Journal de deuil (Rouwdagboek) dat hij de dag na de dood van zijn moeder begint. De laatste notitie dateert van 15 september 1979, een kleine twee jaar later dus. Barthes hield het dagboek bij op dezelfde kleine fiches waarop hij ook de lesnotities voor zijn colleges schreef. Een paar jaar geleden is men begonnen met de postume publicatie van dat lesmateriaal en nu is dus ook het Rouwdagboek aan de openbaarheid prijsgegeven. Of Barthes zelf met die publicatie zou hebben ingestemd, is niet bekend. Feit is dat het boek een interessante aanvulling vormt op het oeuvre van de auteur, al was het maar omdat we door deze publicatie een beter beeld krijgen van de sterke samenhang tussen Barthes' leven en werk in de laatste fase van zijn loopbaan.
De notities waaruit Barthes' Rouwdagboek bestaan, variëren van een enkele zin ? 'Bij het maken van deze aantekeningen verlaat ik me op de banaliteit die in mij is' ? tot een al dan niet samenhangend geheel van hoogstens zes zinnen. De aantekeningen stellen de lezer in de eerste plaats in staat de chronologie van Barthes' eerste maanden zonder zijn moeder te volgen: van de begrafenis in Urt, over de terugkeer in het lege appartement aan de Rue Servandoni, de eerste zondag zonder moeder ('Ik sta voor de lange reeks tijden zonder haar') tot de eerste verjaardag zonder haar (Barthes is ziek, maar, zo noteert hij: 'ik kan ? ik hoef het niet meer tegen haar te zeggen'). Maar los van deze chronologie van de dagen leggen deze notities ook het verloop van het rouwproces bloot. Aanvankelijk maakt Barthes
verschillende aantekeningen per dag, maar geleidelijk aan stokt dat ritme, en na ongeveer een maand gaan er dagen voorbij waarop de rouwende geen notitie maakt. Dat betekent evenwel niet dat de scherpte van de pijn afneemt: de latere aantekeningen doen wat dat betreft niet onder voor de eerste. Het gemis blijft knagen, tot op de ochtend waarmee het dagboek afsluit: 'Er zijn zulke droevige ochtenden...'
Ook de lezer die dit boek niet ter hand neemt op grond van een interesse voor de persoon van Barthes, zal door dit Rouwdagboek aangegrepen worden. Want ook al thematiseert Barthes voortdurend de onmogelijkheid om de pijn die hij voelt precies onder woorden te brengen ? zijn pijn laat zich niet uitdrukken in de taal die van iedereen is ?, toch is de kale indringendheid van deze notities meer dan herkenbaar voor iedereen die ooit een geliefde verloor. Wie gewend is aan de frivole elegantie van Barthes' essays zal in deze notities nauwelijks de pen herkennen van de schrijver van La chambre claire of Fragments d'un discours amoureux. Maar daartegenover staat het gevoel dat we in dit Rouwdagboek de mens Barthes aan het woord krijgen zoals nooit voordien (een gevoel dat Barthes in tal van zijn theoretische teksten overigens als een illusie ontmaskerde).
Een slotbedenking nog bij de Nederlandse uitgave van dit aangrijpende Journal de deuil: waarom op de kaft een foto staat van de jonge Roland Barthes blijft mij eerlijk gezegd een mysterie. Het zal ergens in de jaren zestig geweest zijn, gok ik: hij heeft een sigaret in de mond en staart gelukzalig voor zich uit. [Jürgen Pieters]
F.M. Boon
Nadat zijn moeder in 1977 op 84-jarige leeftijd stierf, schreef de Franse intellectueel (1915-1980) die zijn leven lang bij haar inwoonde, gedurende anderhalf jaar zijn gevoelens en gedachten op over zijn rouw. Het zijn doorgaans beknopte formuleringen die hij noteerde op zelfgemaakte systeemkaartjes. De tekst is bezorgd en geannoteerd door Nathalie Léger en vertaald door Frans de Haan. Een nawoord is verzorgd door filosoof Ger Groot. Elke boekpagina bevat de inhoud van een systeemkaartje. De inhoud varieert van eenvoudig en concreet tot bespiegelend en filosofisch. Dat laatste maakt het boek als geheel misschien toch vooral aantrekkelijk, toegankelijk en herkenbaar voor lezers met een meer filosofisch-beschouwelijke inslag. Mooi verzorgd en vormgegeven boek.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.