Austerlitz
W.G. Sebald
2 exemplaren
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
De Bezige Bij, 2019 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : SEBA |
Aanwezig |
De Bezige Bij, 2008 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : SEBA |
31/12/2003
<4>Jacques Austerlitz is een uitgesproken loner. Als architectuurdeskundige reist hij met een schamele rugzak Europa rond om bepaalde gebouwen, vooral stations en allerhande vestingen, grondig te bestuderen. We maken kennis met hem via een naamloze ikverteller, die Austerlitz in het Centraal Station van Antwerpen aanspreekt en gefascineerd blijkt door zijn bijzondere, volstrekt onmodieuze levensstijl. Maar misschien wordt hij nog het meest aangetrokken door de merkwaardige sporen van emotionaliteit die af en toe doorheen de architecturale exposés van deze gedistantieerde man te horen zijn. Hij lijkt, samen met de lezer, aan te voelen dat met Austerlitz iets raadselachtigs aan de hand is. Bij enkele nieuwe ontmoetingen tussen de twee heren wordt een en ander duidelijk: door middel van zijn extreme introvertie en zijn obsessie met de architectuurgeschiedenis heeft Austerlitz het verhaal van zijn herkomst zijn hele leven lang verdrongen. De historicus met zijn scherpe blik voor "de sporen van pijn die in talloze fijne lijntjes door de geschiedenis heen lopen", heeft zijn eigen pijnlijke verleden systematisch voor zichzelf weten te verbergen. Na een totale instorting, tijdens dewelke hij zijn hele studiewerk vernietigt, herinnert hij zich voor het eerst flitsen uit zijn vroege jeugd. Die met angst beladen herinneringsbeelden, die alles te maken blijken te hebben met een transport van joodse kinderen in 1939, verklaren niet alleen zijn levenslange gevoel van verstoting en isolement, maar zetten hem er ook toe aan om op zoek te gaan naar zijn verdwenen ouders. Of juister: naar de sporen van hun vernietiging.
Het unheimliche bestaan van Austerlitz is meesterlijk beschreven. Omdat zijn melancholie fundamenteel en ongeneeslijk is, is heel het boek -- dat overigens voortreffelijk is vertaald -- geschreven als één lange elegie. Het is een gelijkmatig kabbelen van zinnen, zonder indeling in hoofdstukken of alinea's, waarvan de bedrieglijke rust de onderhuidse spanning alleen maar sterker maakt. Zoals er voor Austerlitz geen katharsis te verwachten valt, zo wordt ook de lezer geen ademruimte, geen uitzicht op ontspanning aangeboden.
Misschien is het omwille van deze aanhoudend beklemmende sfeer dat Sebalds boek me meer dan eens deed denken aan Rilkes Malte Laurids Brigge. In beide werken is de hoofdpersoon getekend door een verfijnde maar uitputtende waarnemingsobsessie, een doordringend Schauen dat scherpte paart aan een overontwikkelde verbeelding. Daarbij, en daarmee samenhangend, heeft Sebald net als Rilke een sterke sensibiliteit voor het "opflitsen van het irreële in de reële wereld". Dat kan gaan over bepaalde lichteffecten in de natuur, over sprongetjes die strijdig lijken met de zwaartekracht, maar meestal heeft het te maken met de dood. In de zoektocht naar zijn ouders verhevigt zich Austerlitz' vermogen om de sporen van het verleden in het heden waar te nemen. Zijn vader en moeder mogen dan reddeloos verloren zijn, bepaalde ruimtes of objecten getuigen op geheimzinnige wijze nog steeds van hun aanwezigheid. Voor iemand als Austerlitz, die als het ware buiten de tijd leeft, zijn de grenzen tussen leven en dood immers allesbehalve absoluut: "Ik geloof niet, zei Austerlitz, dat wij de wetten begrijpen waaronder de terugkeer van het verleden zich voltrekt, maar ik heb steeds meer het gevoel dat er helemaal geen tijd bestaat, alleen maar verschillende ruimten die volgens een hogere vorm van stereometrie met elkaar verbonden zijn en waartussen de levenden en de doden naar believen heen en weer kunnen gaan, en hoe langer ik erover nadenk, des te meer komt het mij voor dat wij die nog leven in de ogen van de doden irreële wezens zijn die slechts af en toe, in een bepaald licht en onder bepaalde atmosferische omstandigheden, zichtbaar worden." Dat klinkt allemaal zeer zweverig en esoterisch, maar eigenlijk is het een zo nauwkeurig mogelijke verwoording van een verruimde of als onwerkelijk ervaren realiteit. Bij Austerlitz lopen waarnemingen, droombeelden en herinneringen zodanig door elkaar, dat hij nooit het gevoel heeft zich in een eenduidige en onverknoopte werkelijkheid te bevinden.
In de Duitse en Nederlandstalige pers hebben enkele recensenten aanstoot genomen aan de opzet van dit boek. Ze vragen zich af hoe Sebald het aangedurfd heeft om ten aanzien van een gevoelig thema als de uitroeiing van de joden werkelijkheid en fictie met elkaar te vermengen. Op zich is deze kritiek niet zo verbazingwekkend. Doen bv. films als 'Schindler's list' en 'La vita è bella' niet precies door hun sensatiegericht en melodramatisch verhaalkarakter afbreuk aan de historische werkelijkheid? Ik meen alvast van wel. Maar het bewonderenswaardige van dit boek is nu net dat Sebald erin slaagt deze valkuil te vermijden. In tegenstelling tot de genoemde films zit in dit boek nergens de pretentie zich in de plaats van de ooggetuige te kunnen stellen, laat staan dat er vanuit dit misplaatst perspectief een afgerond verhaaltje verteld zou worden. Sebald gaat juist uiterst omzichtig te werk: niet alleen duidt hij er meermaals op dat de gruwelijke gebeurtenissen ons bevattingsvermogen ver te boven gaan, ook maakt hij er ons tot in het irriterende toe telkens weer op attent hoe het verhaalde uit de tweede, en soms zelfs derde en vierde hand komt ("[...] zei Austerlitz dat Vera zei dat Agata gezegd had [...]"). Die omslachtigheid is noodzakelijk: nu de werkelijke ooggetuigen stilaan allemaal gestorven zijn, kan over de shoah slechts op een geëxpliciteerd onrechtstreekse manier verteld worden. En daar is Sebald zich meer dan wie ook van bewust.
Het is precies deze consciëntieus afstandelijke houding die verantwoordelijk is voor de kwetsbare schoonheid van dit boek. Sebalds sensitieve maar uiterst behoedzame benadering van de werkelijkheid, door meer dan één recensent als decadente schoonschrijverij gebrandmerkt, is de uiting van een almaar zeldzamer wordende aandacht voor het onooglijke, het onopgemerkte en het vluchtige. Hoe precieus de stijl van dit boek aan de oppervlakte ook moge lijken, ze is geboren uit een diepe melancholie -- uit het vanitasbesef van een metafysisch ingestelde geest, die niet ophoudt te bedenken "hoe weinig wij kunnen vasthouden, wat er allemaal voortdurend in vergetelheid raakt, met elk uitgedoofd leven, hoe de wereld zich als het ware vanzelf leegmaakt doordat de verhalen die kleven aan de talloze plaatsen en voorwerpen die zelf geen vermogen tot herinnering hebben, nooit door iemand worden gehoord, opgetekend of doorverteld". Het is een blijk van grote moed dat Sebald deze bijna onmogelijke opdracht, tegen het gezond verstand en de geest van de tijd in, op zich heeft genomen. [Koen Van Baelen]
Redactie
In een lang relaas vertelt de Duitse, naar Engeland geëmigreerde schrijver W.G. Sebald (1944-2001) in zijn laatste roman het verhaal van een joodse vluchteling op zoek naar zijn wortels. Jacques Austerlitz bereikt in 1939 in een kindertransport Engeland. Een afstandelijk en kil Welsh domineespaar vangt hem op. Na hun dood gaat Austerlitz uiteindelijk studeren, tot hij rond zijn vijftigste op zoek gaat naar zijn verleden en dat vindt in Praag. Zijn ouders hebben de oorlog niet overleefd. Echte sporen weet Austerlitz niet te vinden, al leiden zijn reizen hem naar Theresienstadt en Parijs. Sebald schrijft traag, in meanderende zinnen. Deze roman ademt een trieste, melancholieke sfeer. De zwart-witfoto's (o.a. van Wales, Praag, Theresienstadt, Antwerpen, Parijs) ondersteunen het verhaal, waarin veel aandacht is voor cultuur-historie (Sebald was hoogleraar Europese literatuur). Gebonden; vrij kleine druk.
Rob Schouten
rt/aa/07 m
Sommige boeken lees je met in je achterhoofd de stem van degene die ze je heeft aangeraden. Zo weet ik dat mijn twee jaar geleden overleden vriend, de dichter Menno Wigman, een groot liefhebber was van het werk van W.G. Sebald (1944-2001), en ik lees die laatste dan ook enigszins met de ogen van de eerste. Wigman was geen opgewekte schrijver en dat geldt ook voor Sebald, wiens werk op mij een donkere en sombere indruk maakt, van wiens gezicht geen lachje afkon, zeker niet in zijn literatuur. Je zou de titel van zijn proefschrift (over Alfred Döblin) 'Die Beschreibung des Unglücks' ook op zijn eigen werk kunnen plakken.
Maar Sebalds werk is niet alleen drukkend maar ook indrukwekkend. Althans voor de liefhebbers, want hij is geen schrijver met een groot publiek, daarvoor is zijn werk te excentriek, hij is meer een cultschrijver. Voor ik hem begon te lezen wist ik niet eens in welke taal hij schreef. Welnu, Sebald was een geboren Duitser die het grootste deel van zijn leven in Engeland woonde; hij schreef niettemin in het Duits omdat hij, perfectionist, vreesde het Engels toch niet goed genoeg te beheersen, al was hij ook hoogleraar te Norwich. Het was dan weer de Angelsaksische wereld, vooral bij monde van Susan Sontag, die hem ontdekte. Hij zou het trauma van de Tweede Wereldoorlog prangend beschrijven, en het Duitse zwijgen over de nazitijd hekelen. Bekend is dat hij zo'n hekel aan zijn 'nazinaam' Winfried had dat hij zich Max of Bill liet noemen.
Toch vind ik het thema van de Tweede Wereldoorlog niet zo prominent in zijn romans als wel wordt beweerd, dat is vooral Gefundenes Fressen voor lieden die hem in gedachten de Nobelprijs toebedeelden. Veel meer staat de verloren mens op het programma, die op zoek gaat naar de wortels van kwaad en ellende. Dat maakt hem ook actueel, hij overstijgt de geschiedenis en zoekt naar de universele puinhoop die de mens ervan gemaakt heeft. Je kunt zijn werk ook lezen met Afghanistan of Syrië in je achterhoofd. Een moralist is hij intussen niet, meer een twijfelaar, en juist dat maakt hem voor mijn gevoel een schrijver voor deze tijd met haar makkelijke conclusies en populistische partijdigheden.
Sebalds werk gaat consequent over outsiders, zoals hij er zelf een was, mensen die in hun eentje in het naoorlogse Europa naar verklaringen voor het verleden zoeken. Zijn boeken zijn verslagen van die zoektochten, pelgrimages. Maar het zijn pelgrimages zonder reisgids, alsof hij niet van te voren wil vaststellen wat hij wil zien. Evenzo ontberen zijn verhalen de geijkte roman-ingrediënten als ontwikkeling en ontknoping. Het zijn mengelingen van roman, documentaire, (auto)biografie en journalistiek.
Vaak is de schrijver Sebald zelf de ongenoemde hoofdpersoon in zijn boeken, maar even zo vaak voert hij personages op die min of meer namens hem spreken. Neem 'De emigrés'. Dat boek bestaat behalve uit persoonlijke reisverslagen door Noord-Italië en Zuid-Duitsland uit twee essay-achtige hoofdstukken over medereizigers Stendhal en Kafka, de een verliefd en peinzend zwervend door (post-)Napoleontisch Europa, de ander gefrustreerd en somber door vooroorlogs Italië. Gevoegd bij Sebalds eigen expedities krijg je vooral een ervaring mee van dolende geesten, op zoek naar antwoorden op het menselijk tekort. In het vlak voor zijn dood (auto-ongeluk) verschenen 'Austerlitz' is dan weer de mysterieuze Jacques Austerlitz aan het woord, iemand die net als Sebald van het continent in Engeland belandde, en die uitgebreid van zijn omzwervingen vertelt, totdat je er allengs achterkomt dat hij als joods jongetje in z'n jeugd geadopteerd is door een somber Welsh domineespaar, dat hem braaf maar ook zonder levensvreugde heeft opgevoed. Austerlitz is kortom net zo ontheemd als de schrijver zelf, die met geen enkele mode meedoet. In een van zijn boeken oppert Sebald dat de Rembrandt van 'De anatomische les' zich niet met de medici identificeerde maar met het lijk, de geëxecuteerde crimineel. Het lijkt vooral een projectie van Sebald zelf.
Het resultaat van Sebalds eigen anatomische les van onze onrust en ellende is fraai geformuleerd, precies proza, dat aan schrijvers uit de negentiende eeuw herinnert. De merendeels morose stemming die in zijn werk heerst doet de rest: je wordt letterlijk teruggeslingerd in de tijd.
Wat is eigenlijk het literaire geheim van dit precieze maar ook sombere en zelfs autistische proza, dat zo afwijkt van al het andere? Ik denk dat het de lezer meesleept in een soort parallelwereld, die je wel herkent maar die toch, ondanks alle exacte historische en topografische feiten, volkomen anders lijkt. De hoofdpersonen in Sebalds proza, hijzelf of anderen, zijn altijd emigrés, passanten; ze reizen, wandelen, nemen de trein, bezoeken steden, niet uit toeristische overwegingen maar op zoek naar raadsels en antwoorden. Sebald, die als Engelse Duitser z'n leven lang een soort emigrant bleef, beschrijft in essentie de ontwortelde mens, overweldigd door zijn beladen, 'schuldige' omgeving.
Talloos in Sebalds verhalen zijn, naast de donkere, vaak troosteloze landschappen, de omineuze gebouwen waardoor de mens opgeslokt wordt. Bijvoorbeeld in het hoofdstation van Liverpool: "Soms zag ik nauwelijks een oogwenk lang reusachtige ruimten opdoemen, zag ik rijen pilaren en colonnades die naar de verste verten leidden, gewelven en gemetselde bogen die vele verdiepingen droegen, stenen bordessen, houten trappen en ladders die je blik steeds verder omhoog trokken, vlonders en ophaalbruggen die de diepste afgronden overspanden en waarop kleine figuurtjes zich verdrongen, gevangenen (...) die een uitweg zochten uit deze kerkers, en hoe langer ik, met mijn mijn hoofd pijnlijk achterover, omhoog staarde, hoe meer ik het gevoel had dat de ruimte waar ik mij bevond zich uitbreidde, dat ze oneindig ver doorliep in een onwaarschijnlijk perspectivische verkorting en tegelijk in zichzelf terugboog, zoals dat slechts in een irreëel universum mogelijk is." De alledaagse wereld als Piranesi-achtige doolhof.
Aan die nachtmerrie-achtige werking van Sebalds proza draagt ook bij zijn gewoonte om >> lange opsommingen te geven. Als hij een lijstje geeft van mogelijke kwalen, dan is het direct uitputtend, men lijdt aan: "zwaarlijvigheid, aan onzuiverheid van de maag, traagheid van het darmkanaal en andere stagnaties in het onderlichaam, een onregelmatige menstruatie, verhardingen van de lever, stoornissen in de galsecretie, jicht, milthypochondrie, nier-, blaas- en urinewegklachten, ontstoken klieren en scrofuleuze misvormingen" et cetera et cetera, ik zit nog maar op de helft.
Evenzo noemt hij lange lijsten van bloemen, of van oorlogshelden: alles bij Sebald is minutieus en precies, je proeft er iets van de Duitse Gründlichkeit in, maar zijn gevoel dat niets kort valt samen te vatten draagt tegelijkertijd bij aan het het beeld van een overvolle wereld, vol raadsels die de mens als een Atlas torst. Als hij, oorlogskind en gebiologeerd door het oorlogsverleden van zijn vaderland, door Theresienstadt (Terezin) loopt, schrijft hij bij het bezoek aan een overvolle bazaar aldaar: "Met mijn voorhoofd tegen de koude ruit gedrukt bestudeerde ik de honderden verschillende dingen alsof er uit één daarvan, of uit hun verhouding tot elkaar, een duidelijk antwoord kon worden afgeleid op de vele vragen die mij bezighielden en die ik niet kon formuleren." Enigmatisch, zoals ook Sebalds proza dat is.
Het opmerkelijkst in zijn boeken zijn niet de woorden maar de foto's die hij de lezer meegeeft, ik ken geen schrijver die zijn werk zo uitgebreid illustreert. Het zijn zwart-witte, vaak niet al te best genomen kiekjes, meestal van gebouwen of landschappen, zo nu en dan ook van personages uit zijn verhalen, soms ook situatieschetsjes. Behalve dat ze sterk bijdragen aan het gevoel van authenticiteit van zijn proza (ze fungeren als bewijsmateriaal), versterken ze ook de veelal zwartromantische indruk, alles lijkt overgoten met het melancholisch waas der vergankelijkheid. Het past ook precies bij zijn zoektocht naar de werking van het geheugen bij het verteren van het traumatische verleden. Het maakt iets zichtbaar wat, blijkens Sebalds eigen ervaringen, eigenlijk niet in woorden is te vatten. Maar in combinatie met zijn precieze en ook wel eens precieuze formuleringen en die haast bezeten drang tot detaillering zijn die plaatjes toch ook weer mysterieuze samenvattingen van... ja, van wat eigenlijk? Het levensgeheim dat tevens het doodsgeheim is?
Dat alles - plaatjes, lijsten, uitweidingen, details - maakt W.G. Sebald een van de meest bijzondere schrijvers van zijn tijd, iemand die er volstrekt niet op uit was om zijn lezers te behagen, integendeel, je wordt op een bijzondere manier beproefd. Soms doet hij, vooral qua stemming, denken aan J.M. Coetzee, terwijl hij met zijn vreemde mix van authenticiteit, fictie en fantasie ook wel wat wegheeft van Jorge Luis Borges, de Argentijnse tovenaar. Ook zie ik inmiddels wel sporen van zijn invloed op anderen. Een roman als 'Dit zijn de namen' van Tommy Wieringa, ook een verklaard liefhebber, is ondenkbaar zonder Sebald. Maar dat doet allemaal niks af aan zijn aparte status in de naoorlogse Europese literatuur: een ronddwalende heremiet. <<
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.