Lijmen ; Het been : roman
Willem Elsschot
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Nijgh en Van Ditmar, 2008 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : MAG F 2717 |
31/12/2009
In Nederland hebben mensen met een klein inkomen het niet gemakkelijk om een min of meer behoorlijke woning te huren. Dat is de indruk die je krijgt tijdens de lectuur van Vrouwkje Tuinmans nieuwe roman Buurvrouw. Lawaai- en geurhinder, zwerfvuil voor de deur, defecten die niet hersteld worden, een woningbouwvereniging die niet bepaald uitblinkt door initiatief: het komt allemaal aan bod. Echt contact met de buren is er (een occasionele barbecue niet te na gesproken) nauwelijks: je weet pas dat je buren verhuisplannen hadden nadat ze al verhuisd blijken te zijn.
De ik-figuur (en buurvrouw uit de titel) woont in zo'n woningblok. Ze gebruikt de onvoltooid tegenwoordige tijd om haar 'belevenissen' als een soort dagboeknotities neer te schrijven: korte stukjes met titels die verwijzen naar plaatsen in de woonwijk. Een echte intrige is er niet; een aantal terugkerende elementen (een buurjongetje van zeven, de verlichting op de overloop die niet hersteld wordt, de poes Muis, de kruidenier met het hoge voorhoofd) zorgen voor een zekere eenheid. In het derde en laatste deel neemt de zoektocht naar een nieuwe woning een belangrijke plaats in: het woningblok waar de verteller nu woont, wordt al jaren met sloop bedreigd.
Die verteller laat de lezer vaak in het ongewisse. In welke "provinciestad" ze woont, wordt nooit duidelijk. Met informatie over zichzelf is ze al even karig: ze moet ergens in de dertig zijn (is al een aantal jaren afgestudeerd), doet iets met manuscripten, neemt bepaalde medicijnen en heeft blijkbaar al vijf jaar een vriend, die nu en dan eventjes opduikt. Ook over haar emoties laat ze niet veel los: ze vertelt haar minimalistische brokstukken van verhalen op een vrij neutrale toon, nu en dan met een zweem van ironie, zoals wanneer ze door een Spaanse buurvrouw op spinnenjacht gestuurd wordt. De stijl van het boek, een combinatie van beknoptheid en precieze formuleringen, sluit daar naadloos bij aan. [Johan Waumans]
Redactie/AD
In tientallen korte observaties (van een pagina of korter) beschrijft Vrouwkje Tuinman (1974) het leven van een jonge vrouw in een sociale huurwoning, een gehorige flat. Het licht in het trappenhuis is bijna altijd kapot, een buurmeisje heeft nog nooit een piano gezien en de milieupolitie komt onderzoek doen naar het zwerfvuil. De kracht van Tuinman ligt in haar korte rake zinnen: ze benoemt niet maar beschrijft. Haar observaties zijn openhartig en puur, vaak ontroerend. Gepresenteerd als roman, maar eigenlijk noch naar de vorm noch naar de inhoud (het leest als de dagelijkse belevenissen van Vrouwkje) als roman te typeren. Delen uit het boek verschenen eerder (in andere vorm) in Bunker Hill, Hollands Maandblad en de Volkskrant. Eerder verschenen de dichtbundels ‘Vitrine’* en ‘Receptie’** van haar hand en de roman ‘Grote acht’.*** Normale druk.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.