Nachtouders
Saskia De Coster
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Prometheus, 2008 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : DECO |
Onno Blom
il/pr/22 a
De wijze van bloemlezen heeft een curieus resultaat
ONSTUITBAAR is de drang van journalisten en critici naar hiërarchieën en lijstjes. Hoewel iedereen weet dat de literatuur niet langs een meetlat valt te leggen, kruipt het bloed waar het niet gaan kan. Een van de beroemdste literaire lijstjes is de best of young novelists , dat het Britse tijdschrift Granta om de tien jaar publiceert, en waarin een aantal critici aangeven welke jonge romanciers zij het meest veelbelovend achten. Steevast stof voor verhitte discussies.
Onlangs verscheen bij de jonge uitgeverij 521 het eerste nummer van Magazijn , een tijdschrift in boekvorm dat, zo luidt het fiere onderschrift op het omslag, ,,de nieuwe generatie schrijvers'' presenteert. Hoe is de redactie van Magazijn daarbij te werk gegaan? Net als Granta hanteerde zij de leeftijd van veertig jaar als de magische grens waarop de jeugd van een schrijver voorgoed verloren gaat. Maar anders dan de redacteuren van Granta , die ook putten uit ongepubliceerd materiaal van schrijvers, nemen hun Hollandse evenknieën louter romans van deze ,,jongeren'' in ogenschouw die in 2003 zijn gepubliceerd, en selecteren ze uit die stapel de ,,beste'' schrijvers. Vervolgens vroegen zij die schrijvers een kort verhaal te leveren of een fragment uit een roman in wording.
Deze wijze van bloemlezen heeft een curieus resultaat. Auteurs komen pas in aanmerking als ze het afgelopen jaar een roman hebben gepubliceerd. Daardoor ontbreken vele namen en biedt Magazijn niet echt een overzicht van de nieuwe generatie. Abdelkader Benali is afwezig omdat zijn mooie, met de Libris Literatuurprijs bekroonde roman De langverwachte in 2002 en niet in 2003 verscheen, en Ilja Leonard Pfeijffer mocht niet meedoen omdat zijn hilarische tweede roman, Het grote baggerboek , pas dit jaar het licht zag. Magazijn is verrassend omdat het zo weinig verrassend is: doordat de leeftijdgrens relatief hoog ligt, tref je onder de dertien geselecteerde schrijvers relatief veel oudere jongeren aan. Arnon Grunberg, Hafid Bouazza en Yves Petry zijn allang geen aanstormende talenten meer, maar gearriveerde schrijvers met een oeuvre op hun naam. Al weet Petry (1967) in het korte interviewtje dat hem werd afgenomen zichzelf nog met verve als beginneling voor te stellen: ,,Volgens sommigen ben je pas een schrijver als je al minstens drie boeken hebt gepubliceerd. Volgens dat criterium ben ik dus maar enkele maanden oud.''
Rashid Novaïre, die met zijn nieuwe roman Maïsroest op de shortlist staat van de Libris Literatuurprijs 2004, en Annelies Verbeke, die in het najaar debuteerde met het veelgeprezen Slaap! zijn de enige twintigers op de lijst. Arie Storm, die in 2003 veertig werd, moet verrast zijn geweest door zijn kwalificatie als lid van de nieuwe generatie. In zijn onlangs verschenen, ironische roman Gevoel (de redactie van Magazijn selecteerde hem op grond van zijn vorige roman Afgunst ) is de hoofdrol weggelegd voor de bijna veertigjarige schrijver Arie Storm, die zijn leeftijd met verwondering beziet. Na het bekijken van een tenniswedstrijd tussen de bijzonder luchtig geklede zusjes Williams ligt het personage Storm op bed. Dan staat er: ,,Ik ben bijna veertig, dacht ik, en ik heb een erectie.''
Nog curieuzer is het dat Joost Zwagerman dit Magazijn inleidt. Zwagerman is namelijk maar een paar maanden ouder dan Storm, en heeft inmiddels achttien (!) boeken gepubliceerd. Samen met Jessica Durlacher stelde Zwagerman in 1990 de bloemlezing 25 onder 35 samen, een variant op hetzelfde idee. Terecht voorspelt Zwagerman dat de reacties van de critici op zijn bloemlezing destijds en op het kersverse Magazijn niet veel van elkaar zullen verschillen: op basis van die toevallige verzameling verhalen valt over de literatuur van de hele generatie bar weinig te zeggen. Jonge helden uit alle tijden zijn, goddank, niet over één kam te scheren.
Het enige echt inhoudelijke verschil tussen de situatie in de jaren tachtig en nu, vindt Zwagerman, is dat het postmodernisme destijds hoogtij vierde en het woordje ,,ik'' niet kon worden opgeschreven zonder te worden ,,geproblematiseerd''. Gelukkig is dat voorbij. Als de fragmentatie van het ,,ik'' in romans al plaatsvindt, dan moet je dat met een flinke korrel zout nemen. Zwagerman noemt met name Pfeijffer en Storm als schrijvers die de draak steken met het postmodernisme en hij krijgt gelijk, want Storms nieuwste roman Gevoel eindigt met een scène waarin de schrijver het personage met dezelfde naam in de ogen kijkt: ,,Ik herken zijn tamelijk nietszeggende gezicht. En ik vraag me af wie ík ben.''
Het enige dat je bij zoveel verschillen kunt vaststellen, is dat onder de schrijvers jonger dan veertig nogal wat talenten zitten. Het niveau van de verhalen en fragmenten is hoog. Een uitblinker is wat mij betreft het zwart-humoristische verhaal van Arnon Grunberg, waarin een vader, vertegenwoordiger bij Xerox, alleen van de jongste van zijn twee dochters houdt en haar niet kan loslaten. Hij uit zijn liefde door het bakken van sardientjes in hete olie en knoflook. Naar Spaans recept.
Te midden van het bonte gezelschap in Magazijn zou Saskia de Coster (1976) niet hebben misstaan. Door Humo en De Groene Amsterdammer werd zij in 2003 uitgeroepen tot een van de beste tien schrijvers jonger dan 35. Haar uitgever laat niet na dat overal rond te toeteren, en heeft dat ook op het omslag van haar nieuwe roman Jeuk gezet. Dat is natuurlijk niet verboden, en eerlijk gezegd vind ik het op basis van De Costers debuutroman Vrije val niet ten onrechte. In Vlaanderen geniet zij al enige bekendheid, maar in Nederland is zij nog goeddeels onbekend.
Opmerkelijk genoeg is Jeuk op het eerste gezicht veel minder duister en experimenteel dan Vrije val . In dat boek viel nauwelijks een verhaal te herkennen. Voor het verkrijgen van inzicht in de gebeurtenissen of het leggen van verbanden moest je je totaal overgeven aan De Costers snijdende, gewaagde stijl en haar overdadige gebruik van metaforen en symbolen. Soms daagde er wat, soms niet. Voor de lezer kon de titel als waarschuwing gelden: je tuimelde in vrije val naar de laatste regel.
In Jeuk is dat anders. De Coster schotelt je een boosaardig sprookje voor over de naïeve kroonprins Carl, zijn wrede bastaardbroer Boris, en Ada, het mooiste meisje uit de stad, dat door beide broers hevig wordt begeerd. Zij leven in een schijnbaar tijdloze wereld, die wordt getroffen door een aantal plagen. Al op de eerste bladzijde kruipen ratten het kasteel van de prinsen binnen en een paar bladzijden later ritselen hele trossen ratten tegen de muren op. ,,Op elk tijdstip van de dag en de nacht was nu in het kasteel een geluid te horen als het tikken van hagelstenen. Rattenpootjes op de parketvloeren en in de trappenhallen.''
Bastaard Boris weet uiteindelijk de rattenplaag te stoppen. Hij laat zijn eigen, sprekende rat het vlees van een van zijn soortgenoten opeten, en na dat huiveringwekkende voorbeeld De Coster slaagt erin je hun bloed te laten proeven, hun kale staarten te voelen en de rottende rattenkadavers te laten ruiken eten alle beesten elkaar op tot er nog slechts één overblijft: de rat van Boris. Als dank voor zijn geniale idee wordt het Boris toegestaan om Ada, de aanstaande van kroonprins Carl, les te geven. Het blijft onduidelijk wat die lessen behelzen, maar het wordt duidelijk dat Ada eraan ten ondergaat. Ze durft niet meer te spreken. Ze wordt ziek.
Op dat moment in het verhaal besef je dat de helderheid slechts schijn was en dat allerlei vragen zich opdringen. Wat is er precies aan de hand in het kasteel? Wat zijn waandenkbeelden van Boris en wat gebeurt er in werkelijkheid? Is kroonprins Carl een luie goedzak of een moordenaar die bomen plant met giftige vruchten? Waarom pijnigt Boris zichzelf en wat geeft hem de kracht zelfs de ergste jeuk te laten aanzwellen tot een gloed en toch niet te krabben? Verandert Ada uiteindelijk in een dier? Het wordt gesuggereerd, maar met zekerheid valt het niet uit te maken.
Om helderheid te krijgen, moet je je verlaten op de Hiëronymus Bosch-achtige beeldenrijkdom van De Coster. De huiveringwekkende, apocalyptische sfeer proeven en die ondergaan. Ik kan me daarbij, net als in Vrije val , niet aan de indruk onttrekken dat De Coster met die plagen en metamorfosen ook de plagen en veranderingen aan de kaak wil stellen die de moderne samenleving teisteren (in haar debuut vervulden niet ratten, maar vogels met messen als snavels die rol). Toch krijgt die metaforische lezing minder sterk vorm dan in fameuze romans als De geruchten van Claus of La peste van Camus. Daarvoor blijft Jeuk te veel een stijloefening.
Daarbij moet onmiddellijk worden opgemerkt dat deze kleine roman van Saskia de Coster een stijloefening is met nogal wat sterke zinnen ,,één steen volstaat voor duizend scherven,'' schrijft De Coster ergens en geen plaag is om te lezen. Het is te hopen dat zij in haar volgende boek verhaal, sfeer, stijl en maatschappelijke weerslag zal onderbrengen in een groot en groots verband. De tijd is er rijp voor. Ongetwijfeld staat een voorpublicatie uit die alomvattende roman volgend voorjaar in Magazijn nummer twee.
Bert Van Raemdonck / Marc Holthof
il/pr/17 a
'Vrije val', de roman waarmee De Coster (1976) in 2002 haar officiële debuut maakte als schrijfster, liet geen lezer onberoerd. Ook De Costers tweede roman 'Jeuk' is een vettige orgie van wervelende beelden en stormachtige fantasmen. De bizarre plot is van ondergeschikt belang en opnieuw kiest De Coster er nadrukkelijk voor haar lezers zo weinig mogelijk bij het handje vast te houden.
Rattenplaag
In de proloog teistert een ernstige rattenplaag de bewoners van een koninklijk kasteel. Het probleem loopt danig uit de hand en uit pure wanhoop gelast de naamloze koning zijn misvormde maar geniale bastaardzoon Boris een oplossing te verzinnen. Het plan is even simpel als briljant: hij serveert de hongerige beesten een tijd lang het meest verrukkelijke eten en begint dan ongemerkt wat restjes van gestorven soortgenoten mee te koken. De dosis krengen tussen het eten neemt geleidelijk toe en mettertijd krijgen de dieren zuiver rattenvlees voorgeschoteld. Dat valt zo in de smaak dat ze elkaar op een dag ook levend beginnen op te eten tot er niet één meer overblijft.
Of toch. Boris heeft er eentje uitverkoren om zich samen in een donkere kelder van het kasteel terug te trekken. Het dier krijgt de naam Rat en blijkt als vanzelfsprekend te kunnen praten. Samen smeden ze sinistere plannen om prinses Ada voor hun tweeën te winnen. Het voornaamste obstakel om dat plan te verwezenlijken is kroonprins Carl, die echt van Ada houdt, zelfs nadat ze in een afschuwelijke brand niet alleen haar ouders maar ook haar ogen heeft verloren. Wanneer een geheimzinnige ziekte in het kasteel binnensluipt en Ada het eerste slachtoffer dreigt te worden, zitten Boris en Rat daar duidelijk voor iets tussen. Carl kan zich daardoor niet langer afzijdig houden en moet nu eindelijk maar eens in actie schieten. Of hij juist zal handelen, valt echter af te wachten.
Onder het mos
Het verhaal zo samenvatten doet het boek onrecht aan. De Coster is vooral geïnteresseerd in wat er zich onder de moslaag afspeelt en richt haar kijker op het ongedierte dat daar schijnbaar doelloos door de donkere ondergrond wriemelt. 'In het diepste zwart kunnen beelden tot leven komen', zegt Boris. 'Hoe zou je anders je dromen kunnen zien met je ogen dicht?'
De Coster maakt subtiel gebruik van het vertelstandpunt. In de proloog treedt een alwetende verteller op, maar om de spanning tussen de twee rivalen in de verf te zetten, wisselt het vertelstandpunt daarna voortdurend tussen Boris en Carl. De eerste neemt brutaal zelf het woord, de tweede wordt als het ware vanuit de lucht gevolgd met een door De Coster bemande camera.
Net als in haar debuut wemelt het in 'Jeuk' van de allusies op allerlei mythen en legenden. De Coster heeft een tijdje in het Studie- en Documentatiecentrum Hugo Claus gewerkt en is daar kennelijk besmet geraakt met Claus' liefde voor dat soort verhalen, waarvan ze overigens net als hij met een sardonisch genoegen alle regels breekt. In 'Jeuk' verkent ze zeer omstandig de grenzen van het sprookje, om ze vervolgens zo ver te overschrijden dat je niet meer kunt spreken van een sprookje.
'Jeuk' is een boek over ronddwarrelende letters en verhalen, over geuren en kleuren, over de pijnlijke botsing van natuur en cultuur. Het is ook een pleidooi voor een ongebreidelde verbeelding in de literatuur. De Coster neemt bij monde van haar duivelse spreekbuis Boris een onverbloemd poëticaal standpunt in. Volgens de bastaard kan Ada niet meer zien omdat ze ook geen moeite meer wil doen. Ze is zoals de lezer die eraan gewoon is geraakt om hapklare en makkelijk te verteren brokjes gepresenteerd te krijgen. In de finale van de roman slaan de stoppen van de prinses door op het moment dat ze 'eindeloos puzzelstukjes door elkaar aan het gooien' was. 'Gebruik uw verbeelding, uw inlevingsvermogen', is het advies van Boris. 'Het is weer net als vroeger, toen u tien woorden leerde schrijven. Regel na regel schreef u dezelfde woorden, in steeds dezelfde volgorde, terwijl je met die tien woorden ontelbare combinaties kunt maken.'
Saskia De Coster heeft met 'Jeuk' opnieuw een boek geschreven waar nogal wat lezers de kriebels van zullen krijgen. De complexe vertelstrategie en de uitermate fysieke metaforiek maken van de lectuur een avontuurlijke onderneming, die net zo veel vragen als antwoorden oplevert. De Coster is een geval apart. Wat het precies is dat haar zo apart maakt, laat ze door een gravin verwoorden: 'Ik ben absoluut niet logisch. Wat ziet u als u aan het alfabet denkt? Letters? Ik niet, ik zie kleuren. Ja zeker. Kleuren.'
Hans Comijn
il/pr/28 a
Jeukis een sprookjesachtig verhaal over twee broers - kroonprins Carl en bastaard Boris die dezelfde vrouw liefhebben - dat vanaf de eerste pagina schreeuwt om een toelichting van de auteur.
Waarom moeten we 'Jeuk' lezen?
'Het biedt een antwoord op de vraag wat er eerst komt: jeuken of krabben, verliefdheid of the mood for love. Jeuk is een eenvoudig, spannend liefdesverhaaltje dat naar je toe komt geraasd. Tegelijkertijd biedt het een ongecensureerde blik in de geest van Boris - een kleine Hitler, maar dan slimmer.'
Hoe subversief is het boek?
'Boeken lezen is een subversieve daad, maar ik weet niet of Jeuk subversief is. Er zit natuurlijk wel het verzet in tegen het meeloopgehalte van iedereen. Boris zet anderen aan tot zelfvernietiging, valt de gevestigde orde van binnenuit aan. Dat is terroristisch en hedendaags.'
Het begin doet denken aan Hitchcocks 'The Birds'.
'The Birds is zeker een inspiratiebron geweest. Hitchcock bewijst hoe belangrijk de suggestie is. Wat is er uiteindelijk gevaarlijk aan een zwerm vogeltjes? En toch, als er een vogel op je kop landt, schrik je je kapot. Als iedereen dan nog eens op voorhand weet: deze vogel zal er zeker iemand van ons uitpikken, maar het is niet duidelijk wie en wanneer, dan wordt de spanning nog eens opgedreven. Op die spanning heb ik uiteraard ook ingespeeld in Jeuk toen ik een rattenplaag liet uitbreken.'
Waarom zijn Boris' stukken in de eerste persoon en Carls stukken in de derde persoon geschreven?
'Carl is het type dat beschaamd 'sorry' zegt als je er tegenaan botst op straat, een wimp, iemand die erom vraagt onder de voet gelopen te worden en die vreselijk bang is voor 'wat de anderen van hem zullen denken'. Dat is tamelijk gevaarlijk, want uiteindelijk kan je alleen nog maar in de derde persoon denken. Boris is helemaal het tegenovergestelde, schreeuwt op voorhand al 'fuck off' tegen iedereen. Hij is direct en alleen in zijn (über)ich geïnteresseerd. Een geniaal manipulator die bevelen rond schreeuwt en het kan laten regenen, gewoon omdat hij dat wil. Hij gaat natuurlijk af en toe op zijn bek, als het niet regent bijvoorbeeld.'
31/12/2004
Jeuk voert de lezer in een reeks van opeenvolgende zwarte beelden ("In het diepste zwart kunnen beelden tot leven komen. Hoe zou je anders dromen kunnen zien met je ogen dicht") in een donker en bijna surrealistisch universum van macht en machtsmisbruik. Saskia de Coster vertelt een grimmig sprookje waarin een koning, een kroonprins en zijn uitverkoren geliefde en een afgewezen, want gehandicapte zoon een cruciale rol spelen. Motorisch moment in de vertelling is het uitbreken van een rattenplaag. Met heel veel verve beschrijft De Coster hoe het koninkrijk geteisterd wordt door een onmogelijk te stuiten aanval van de ratten, "dagelijks werden de ratten bijeengedreven en opgeschept in emmers die van hand tot hand gingen, naar het binnenplein, waar tussen de lindebomen een groot vuur brandde. Het dierenvet deed de vlammen luid knetteren. Een taaie stank vulde de lucht en drong in de vezels van de kleren, steeg op naar de hoogste plafonds." Boris, afgewezen broer van kroonprins Carl, brengt de oplossing: ratten vreten alles, ook hun eigen vlees. Uiteindelijk blijft maar één rat over, de Rat, met wie Boris verder optrekt. Samen drijven zij Carl, die zich eerder laat leven dan zelf initiatief te nemen, ertoe eindelijk zelf uit te komen voor wat hij denkt en voelt, zeker waar het zijn relatie met Ada betreft, het meisje dat hij later wil huwen. Ada heeft er, na de dood van haar ouders, voor gekozen zich definitief af te sluiten, "zij weigerde nog te kijken. Prinses Ada zwoer het licht af". Uiteindelijk is het Boris die Carl met de 'waarheid' confronteert en zich zo superieur toont.
Waar De Coster nu eigenlijk naar toe wil met haar sprookje, het blijft allemaal wat duister en raadselachtig. Dat zij kan schrijven, is zeker. De manier bv. waarop de rattenplaag wordt geëvoceerd, bezorgt je rillingen van afschuw. En vaak stoot je op pareltjes van zinnen, zoals wanneer Boris vertelt hoe Ada met hem praat: "Met mij praat ze veel. Heel zacht. Zo snikt de sneeuw wanneer ze smelt."
Maar of De Coster daarmee ook ten volle verwoordt wat ze wil zeggen, dat blijft een open vraag die alleen bij een volgend werk kan worden beantwoord. [Jooris Van Hulle]
Redactie
Na haar opmerkelijke debuut 'Vrije val'* publiceerde de Vlaamse schrijfster (1976) met dit boek een nieuwe, bevreemdende sprookjesachtige roman over de menselijke wreedheid. Een wat slappe koning probeert zijn rijk te bestieren en zijn zoon, kroonprins Carl, ook niet bepaald getekend door daadkracht, klaar te stomen voor het koningschap. Als een rattenplaag uitbreekt, zorgt de misvormde, wraakzuchtige bastaardzoon van de koning, Boris, voor een macabere kannibalistische oplossing van het probleem. Met de hulp van een sprekende rat maakt hij Carl het leven zuur en probeert hij diens jonge vriendin Ada in te pikken. Een bizar en gruwelijk verhaal over het 'de mens is de mens een wolf'-motief, met veel narratief talent geschreven in een krachtige beeldrijke stijl. Hoewel het thema dit niet meteen laat vermoeden, is het verhaal niet gespeend van humor. Met beide boeken ontpopt De Coster zich tot een van de veelbelovende jonge auteurs in Vlaanderen. Paperback; normale druk.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.