De zwarte handel
Herman Portocarero
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Van Halewyck, 2006 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : PORT |
Rik Van Puymbroeck
rt/aa/04 m
Voormalig ambassadeur Herman Portocarero legt memoires vast in 'Cubaanse nachten'
ELSENE - Op de achtergrond klinkt Bob Marley, op de grond staan Afrikaanse beelden, aan de muur hangen Caraïbische prenten. Er wordt straffe koffie geschonken. Restanten van een diplomatiek verleden. Van '79 tot '83 was Herman Portocarero (48) ambassadeur in Ethiopië, nadien volgden Jamaïca, negen jaar bij de Verenigde Naties in New York en vier jaar Cuba. Dat laatste was het enige land waar niemand problemen had met zijn familienaam. Hier neemt hij de telefoon op met 'Hallo Porto'.
"Nochtans was ik in Havana de enige Portocarero in de telefoongids", vertelt hij. "Regelmatig werd ik gebeld door mensen die me schilderijen aanboden van René Portocarrero, een bekende schilder in Cuba. Je komt zijn werk overal tegen. Toen ik begin jaren '80 in Ethiopië woonde, waren mijn buren Cubanen. Van hen kreeg ik een boek met werk van Portocarrero. In '83 vatte ik het plan op om hem te ontmoeten; de vrouw van de toenmalige ambassadeur in Cuba kende hem goed. Grappig is dat die Portocarrero dus heel vaak op bezoek is geweest in het huis waar ik in Havana woonde. Maar een ontmoeting is nooit gelukt, hij is in '84 bij een ongeval levend verbrand."
Met zijn dood stierf de Cubaanse tak van de familie uit. De schilder was de laatste, homosexueel en zonder nazaten. De naam Portocarrero (met dubbele -r of enkele) komt van een gelijknamig Portugees dorpje. Begin negentiende eeuw zwierf de familie uit over allerlei continenten, hier dook de naam voor het eerst in het verdwenen polderdorpje Wilmarsdonk op. De grootvader van de schrijver was de laatste van deze tak die nog wat contacten met Spanje overhield. "Hij heeft nog geprobeerd zich als markies te laten erkennen", zegt hij. "Maar dat is niet gelukt. Er is nog een neef in Argentinë, zelf heb ik nog wat contacten met wat verre neven in Colombia."
Paradox
Portocarero doet het verhaal van de schilder in Geo-graffiti, zijn boek uit 1992. Maar toen hij in 1995 uiteindelijk naar Cuba trok, was hij er nooit eerder geweest. "Toen ik er kwam, begon het net economisch en sociaal een beetje beter te gaan. Na het einde van de Sovjetunie hadden ze eind '94 een echt dieptepunt gekend, enorme problemen met de bootvluchtelingen enz... Ze moesten naar een nieuw economisch beleid en dat deden ze met de legalisering van de dollar, het aanzwengelen van het toerisme, het toelaten van buitenlandse investeringen..."
Wat voor dubbelzinnige gevolgen zorgde. "Cuba is een paradoxaal land. Men probeert er compromissen te sluiten tussen de Revolutie en de economische noodzaak. Neem de legalisering van de dollar. Dat is het geld van de vijand, maar het is na de peso wel de tweede officiële munt geworden. Waardoor je met een economie met twee snelheden zit: die van de peso en die van de dollar. Je komt te zitten met een maatschappij met verschillende sociale klassen. De regering probeert dat zo goed mogelijk te verhelpen. De vraag is wat een land zich kan veroorloven qua sociale zekerheid."
Fidel
Van toerisme was in '95 eigenlijk amper sprake en dat was een van de belangrijkste bekommernissen van Portocarero in Cuba. In de zomer van '96 zag hij lichte verbetering, maar de eerste echte successen kwamen er toen in '97 CityBird rechtstreekse vluchten vanuit Brussel organiseerde. Dit jaar schat hij het aantal Belgen dat in Cuba op reis kwam op ongeveer 60.000. "Vroeger had je de pro-Cubavrienden en het beeld over het land was altijd sterk gepolariseerd. Nu heb je een veel genuanceerder beeld van het land."
Centraal, sinds de revolutie van 1959, staat natuurlijk de figuur van Fidel Castro. Als ambassadeur had Portocarero regelmatig contacten met de Grote Leider. "Een encyclopedie op zich", glimlacht hij. "Meestal voert hij een monoloog. Hij vindt het belangrijk om bij zijn ontmoetingen met diplomaten te laten blijken dat hij de politiek overheerst. Hij laat zoveel mogelijk feiten en cijfers vallen, praat liefst over historische en economische onderwerpen maar is tegelijk een charmeur. En je zit tegenover een stuk geschiedenis."
637 aanslagen
Fidel heeft een geweldig goed geheugen. Na enkele ontmoetingen kent hij je. Ook Portocarero dus. "Als ambassadeur van een land van de Europese Unie zit je ook wel in een geprivilegieerde situatie. Fidel legt makkelijk contacten, meestal nachtelijke contacten overigens. Officiële ontvangsten beginnen meestal rond negen uur 's avonds en duren vlug tot een uur of vier 's nachts. Dat beïnvloedt de gesprekken. De manier waarop Fidel de wereld bekijkt, vind ik heel nachtelijk. Hij heeft een nachtelijke intelligentie. En hij is een soort sjamaan, een profeet die niemand durft tegenspreken. België? Hij kent ons land van de Belgische wapens en Brussel als Europese hoofdstad. Maar een onderwerp als centraal-Afrika, wat onze landen toch bindt, vermijdt hij liever."
In Cubaanse nachten vermeldt Portocarero de 637 aanslagen op zijn leven die Fidel overleefde. "Dat is tenminste een officieel cijfer dat vernoemd werd toen in mei vorig jaar voor de provinciale rechtbank in Havana een proces tegen de Verenigde Staten werd ingespannen. Daarin eiste Fidel een schadevergoeding voor de betrokkenheid van de VS. In zijn laatste interview voor The Times in '95 heeft hij trouwens gezegd dat hij een gouden Olympische medaille verdiende als overlever van het grootste aantal aanslagen." De veiligheid is voor Fidel dan ook een constante zorg, zeker als hij op verplaatsing gaat naar ambassades of op een van zijn buitenlandse reizen die hij sinds '95 ondernam. Sindsdien kreeg hij trouwens zelf ook regelmatig bezoek. Onze vorige minister van Buitenlandse Zaken, Eric Derycke, werd door Fidel ontvangen. En de paus natuurlijk.
"Een zeer vreemde gebeurtenis," aldus Portocarero. "De Cubaanse kerk wilde er een pastoraal bezoek van maken, de overheid wilde het formeler. Daar is jaren over gepraat. Uiteindelijk is hij gekomen en dat was het eerste officiële bezoek aan Cuba in 40 jaar dat niét door de overheid was georganiseerd. De Cubaanse kerk had haar eigen ordedienst, zorgde voor een eigen programma. Het enige schoonheidsvlekje waren de scherpe politieke uitspraken van de aartsbisschop van Santiago tijdens een mis. Maar in Havana verliep alles naar behoren. Grappig ook. De mis werd opgedragen op het Plaza de la Revolucion en er bestaan leuke beelden van. Al die bisschoppen die een cameraatje bovenhaalden om een foto te maken van Fidel op de eerste rijen."
Santeria
Cubaanse nachten is een meeslepend boek, met liefde geschreven. Een mix van Portocarero's eigen ervaringen, de geschiedenis van Cuba met centraal de rol van Fidel en Che Guevara (vooral in Congo met Laurent Kabila), de Varkensbaai-crisis in 1962 ("een kruispunt voor mezelf omdat ik toen voor het eerst van Cuba hoorde, maar ook voor de wereldgeschiedenis natuurlijk"), de moord op Kennedy en de ontmoeting van Fidel met de ondertussen al evenzeer betreurde John Kennedy jr., maar ook met het fictieve rode draad-verhaal Cuentos del muerto. Een verhaal over Eduardo die als taxichauffeur een ontmoeting heeft met een dode die hij naar het kerkhof moet terugbrengen en hoe dat een grote impact blijkt te hebben op zijn eigen leven en dat met zijn veel jongere vrouw Celia. Kern van de zaak: het volksgeloof blijft in Cuba een heel belangrijke rol spelen. "Er is sprake van een spiritual revival. Mensen zoeken waarden. En die revival wordt nog in de hand gewerkt door het feit dat de regering in '94 Cuba van een atheïstische staat een gelaïciseerde staat maakte. De santeria is een religie van geïnitieerden en dat creëert maatschappelijke banden. Naarmate de staat minder bepaalt, zorgt deze volksreligie voor een soort vangnet. Meer en meer wordt daar openlijk over gesproken, er is ook meer tolerantie tegenover religie in het algemeen."
Compay Segundo
Portocarero, jurist van opleiding, maar na zijn diplomatieke opleiding dus aan de slag in Ethiopië, Jamaïca, New York en Cuba, is nu een jaartje in België. Een jaar om aan zijn film Trance Atlantico te werken, een fictief scenario dat hij schreef. Kinepolis haakte af als producent, hij is nu dus volop op zoek naar een nieuwe producent, maar met de Britse regisseur Kenneth Hope en onder meer Jan Decleir wil hij daar over een jaar toch aan beginnen. Ondertussen kan hij uitkijken naar een nieuwe missie. Vanop een afstand blijft hij Cuba volgen. Een land dat in is. Voor toeristen, maar ook voor muziekliefhebbers die het ontdekten dankzij Ry Cooders Buena Vista Social Club en de bijhorende documentaire van Wim Wenders. "Ik ken Compay Segundo goed," glimlacht Portocarero. "De man is 92 en wordt nu nog wereldberoemd. Dat is wel grappig. Hij klaagt: Ik heb vijf kinderen, maar nu ik wat geld heb, wil ik graag een zesde. Maar mijn familie wil niet liever dan dat ik sterf, voor mijn centen natuurlijk. Fijn voor Compay en zijn vrienden dat ze nu overal worden uitgenodigd, maar het is tegelijk jammer voor alle jongeren die in Cuba met muziek bezig zijn. Zij blijven nu een beetje in de kou staan."
Elian
Cuba blijft in de belangstelling. Vooral de hetze rond Elian, het Cubaanse jongetje dat met zijn moeder op de boot vluchtte en nu in Amerika het onderwerp is geworden van het getouwtrek tussen de Cubanen in Amerika en die op het eiland (waarbij zijn vader), bewijzen dat er nog een lange weg af te leggen is. "Wat heel erg is voor dat kind zelf natuurlijk", vindt Portocarero. "Het zou in het belang van de jongen zijn dat hij discreet wordt opgevangen. En gezien zijn vader nog in leven is, best bij zijn vader. De discussie komt voort uit de tweespalt in de Amerikaanse immigratiewetgeving. Andere boatpeople worden niet toegelaten, alleen voor Cubanen wordt een uitzondering gemaakt. Sinds '94 is er wel legale migratie vanuit Cuba mogelijk, waardoor de onveilige clandestiene wordt afgeraden. Voor dat kind moet het enorm traumatiserend zijn. Ik vind dat de VS-regering een behoorlijk modererende rol speelt, maar nu moeten ze zelf hun juridische regels volgen. Maar het spel wordt hoog gespeeld. Sommige mensen zeggen dat een terugkeer van Elian naar Cuba hetzelfde zou zijn als dat de joden naar Duitsland zouden moeten gaan. Nou, dat vind ik fel overdreven."
Herman Portocarero, Cubaanse nachten, Van Halewyck, 240 p., 698 frank.
Filip Huysegems
rt/aa/16 m
,,Cuba is niet klein. Het is niet zomaar een dansend eiland; het staat voor altijd opgetekend in trajecten van schoonheid en ondergang.'' Herman Portocarero heeft gelijk. Cuba heeft altijd een voorliefde gehad om zichzelf op de wereldkaart te plaatsen in grootse glansrollen, van het prille begin al. Was het niet Columbus' ontdekking van Cuba die de matroos Hytlodeus ,,inspireerde'' om, met de Antwerpse kathedraal als achtergronddecor, Thomas Morus het verhaal te vertellen over het paradijselijke eiland Utopia? In 1959 stichtte Fidel Castro zijn versie van dat Utopia, en inspireerde daarmee revolutionairen in heel Latijns-Amerika en daarbuiten.
Maar op het arbeidersparadijseiland kwam ook de Apocalyps om de hoek loeren. ,,Cuba is door de wereld tweemaal ontdekt,'' schrijft Portocarero. ,,Horizontaal door Columbus in 1492. Verticaal, vanuit een Amerikaans spionagevliegtuig dat een Russische raketbasis onthulde.'' Nooit stond de wereld zo dicht op de rand van een wereldconflict met atoomwapens als in 1962. Op het hoogtepunt van de rakettencrisis slaat de tienjarige Herman Portocarero in Antwerpen zijn oma gade die pakken koffie inslaat om de nakende oorlog door te komen. Maar de Russen trekken hun raketten terug (tot grote woede van Castro) en in ruil ontmantelen de VS wat oud nucleair tuig in Turkije. De lont was uit het kruitvat. Ruim 35 jaar later fietst Portocarero, intussen Belgisch ambassadeur in Havana, langs de overwoekerde rails van de lanceerplatforms in het overweldigende natuurschoon van de Sierra Candelaria.
,,Hier werd een schaakspel met kosmische dimensies gespeeld, met als inzet de waarschijnlijke zelfvernietiging van de planeet,'' noteert hij en hij citeert een artikel dat Che Guevara indertijd schreef voor Olijfgroen , het lijfblad van het leger: ,,Het pad van de bevrijding moet worden gevolgd, zelfs indien dit miljoenen nucleaire slachtoffers zou maken. Cuba zal zonder vrees doorgaan tot de slachting die de finale verlossing betekent.'' Cuba is inderdaad meer dan een danseiland, meer dan een grote cocktailbar met een zandstrand eromheen.
Tijdens zijn vijfjarige verblijf op het eiland wordt Portocarero die grote densiteit aan geschiedenis gewaar. Havana zindert onder zijn voeten ,,als een universeel kruispunt'' en die ervaring schenkt hem ,,de genade om nog meer draden tussen hier en overal samen te spinnen''. Iets wat hem sterk bezighoudt is de weerkerende connectie tussen Cuba en Afrika. In de jaren zestig had je Che's militaire missie naar Congo (Che leerde er Kabila kennen), in de jaren zeventig staken Cubaanse troepen een handje toe bij conflicten in Guinee, Angola en Ethiopië. Maar die verbondenheid is niet alleen een zaak van internationale politiek; ook cultureel zijn Cuba en Afrika niet los van elkaar te denken. De bevolking, in grote mate afstammelingen van Afrikaanse slaven, houdt al eeuwenlang haar Afrikaanse culturele erfenis in ere. Die hechte band tussen de Caraïben en Afrika blootleggen is een liefhebberij van Portocarero - in een vorig boek ( Geo Graffiti ) spon hij verbanden tussen Jamaica en Ethiopië. Portocarero noemt Cuba ,,het meest Afrikaanse land van de Caraïben, de trouwste bewaarder van Afrikaanse tradities uit de tijd van de slavernij'', al past die titel volgens mij beter bij Haïti.
Op Cuba wordt nog duchtig de santería beoefend (letterlijk: ,,bijgeloof''), een samensmelting van de voorouderlijke Afrikaanse religie en het katholicisme. In het pantheon van Yorubà-goden komt elke god of orisha overeen met een katholieke heilige. Elke orisha heeft zijn attributen, zijn ritme, dansen is een vorm van eredienst; priesters bezweren de realiteit met poeders, waarzeggerij en rituelen; ze geven raad aan mannen met seksuele problemen, meisjes die niet zwanger raken en vrouwen die zich bedrogen weten. Op dat spoor gaat Portocarero verder. Hij begint een feuilleton over de santería waarvan de 31 afleveringen gaandeweg opduiken door het hele boek. Stilaan wordt duidelijk dat al het voorgaande maar een introductie was, dat Portocarero gewoon het podium klaarzette voor een voorval uit het gewone leven: een echtpaar komt in de problemen en doet een beroep op santería om eruit te raken.
Van het grote, geopolitieke kader duiken we pardoes in een klein, alledaags gezinsdrama. Eduardo is ingenieur, lid van de partij, werkzaam voor een staatsfabriek. Hij is nuchter en rationeel en ritselt wat in de marge. Zijn veel jongere vrouw, Celia, op en top eigentijds, heeft haar geloof in de oude gebruiken nooit opgegeven. Achter de voordeur bewaart ze een beeldje van de orisha Eleggua, met schelpen als ogen en een nagel in zijn voorhoofd. Op een fatale dag kruist Eduardo het pad van een eigenaardige man, die met hem meerijdt en zich aan een kerkhof laat afzetten. Voortaan zit alles Eduardo tegen. Hij wordt weggepromoveerd naar een duffe kantoorjob, speelt zijn auto kwijt en krijgt af te rekenen met haperende erecties. De crisis bezorgt hem slapeloze nachten en tast zijn rationalisme aan.
Hij komt tot de conclusie dat zijn raadselachtige passagier een ,,ondode'' was met een slecht humeur. Eduardo's scepsis wijkt. Hij ziet in de santería niet langer onschuldige zwarte folklore, maar een zaak van levensbelang. Er komen priesters, rites en omzwervingen op een kerkhof aan te pas, en uiteindelijk eindigt het vertelsel in een stralend eindakkoord. De verwikkelingen hebben eigenlijk weinig om het lijf, maar het belang van het verhaal zit hem hierin dat je een inkijk krijgt in het ,,diepere'' Cuba.
Portocarero heeft een bijzonder leesbaar boek geschreven. Hij laveert behendig van Grote Geschiedenis en Politiek naar de doorleefde realiteit van de straat; van documentaire gegevens naar fictieve novela. Dat zijn gewaagde combinaties, maar toch staan die diverse registers elkaar niet in de weg. De nauwelijks afgewende wereldbrand, de kleine catastrofe van een koppel, de goede afloop: het boek is een eerbetoon aan de orisha voor wie Celia in haar huis een altaar in ere houdt: Eleggua, ,,de god van toeval en noodlot, heerser van de kruispunten.''
HERMAN PORTOCARERO,
Cubaanse nachten. Onmiddellijke memoires, 1995-1999,
Van Halewyck, Leuven, 240 blz., 698 fr.
S.M.J. Angenent
Een Belgische ambassadeur in Cuba tekent zijn 'onmiddellijke memoires' op en laat Cuba van binnen uit zien. Hier kan geen reisgids tegen op. Net als in het leven en werk van de schrijver zelf, die onder andere ook films in en met Cuba maakte, is dit boek een naadloze mengeling van politiek, muziek, poëzie, geesten uit Afrika, etc. Portocarero's sensuele, gepassioneerde taalgebruik neemt je direct mee op reis tot midden in het hart van Cuba: prachtig- pijnlijk-strelend en toch ook zeer documentair. Een liefdesverklaring: niet van een onnozele liefde van een 18-jarige maar van de diepe vergevingsgezinde liefde van een bijna gouden paar dat onverwacht soms opeens weer de tango danst; schokkeriger, trager, maar overvloeiend van liefde en respect. Pas op: na het lezen wil je zelf naar Cuba!
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.