Mijn broer, de enige zoon : roman
Stéphane Audeguy
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Cossee, cop. 2006 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : MAG F 2678 |
31/12/2007
De wolken krijgen een naam
In december 1802 vergadert in het centrum van Londen de Asketische Sociëteit ? die askesis nastreeft, dat wil zeggen oefening ? en de traditie wil dat elk jaar een lid van de quakervereniging een lezing houdt. Dit keer is de beurt aan Luke Howard, een zwijgzame apotheker, die zijn bevindingen over de verschijningsvormen van wolken presenteert. Volgens hem zijn die op drie grondtypes terug te voeren: de cirruswolken, de cumuluswolken en de stratus. Zijn rubricering zou tot op heden standhouden. Maar het bijzondere was veeleer dat vóór Howard wolken in zekere zin niet bestonden; ze waren alleen maar tekenen of voortekenen ? de naamgeving maakte dat er daarna echt studie van deze schijnbaar permanent veranderende hemelgevaartes werd gemaakt. Met deze interessante voorgeschiedenis begint Stéphane Audeguy, docent filmgeschiedenis in Parijs, zijn debuutroman, De wolkenbibliotheek. Het is een verhaal in een verhaal: hij laat de ontdekking van de Londense apotheker en diens levensgeschiedenis ? want ook Audeguy hanteert het vruchtbare literaire adagium dat achter elk verhaal een ander verhaal schuilgaat ? vertellen door een Japanse modeontwerper aan een jonge vrouw, Virginie Latour, een bibliothecaresse die hij van de Parijse bibliotheek te leen heeft gekregen om orde op zaken te stellen in zijn particuliere wolkenbibliotheek. Haar taak bestaat vooralsnog uit luisteren naar verhalen van de Japanner, die in zijn huis een enorme glaswand heeft zodat hij altijd een wolkenhemel voor ogen heeft. Over Virginie wordt wel iets verteld, genoeg om te weten dat ook zij haar (seksuele) eigenaardigheden heeft, maar in de roman wordt meer, soms veel meer ruimte besteed aan diverse bijfiguren ? ik noem ze zo, omdat ze erbij komen; sommige ervan worden regelrechte hoofdpersonen. Een bijfiguur is bv. de schilder Carmichael, die in 1812 uitsluitend wolken schilderde. Een onoverkomelijk probeem was de snelheid waarmee de wolken veranderen: wat hem radeloos maakte, was de wetenschap dat een wolkenschilderij nooit af zou zijn. Elke wolk was bovendien uniek, en zo wilde hij hem schilderen. Van al die schilderijen is er niet één bewaard gebleven.
Het levensverhaal van Carmichael is op zich al een bijzonder verhaal, maar dat van de verteller spant de kroon, alleen al vanwege de beweegreden van de Japanner om na verschillende soorten verzamelingen zich zo frenetiek op het verzamelen van boeken over wolken te storten. Aanleiding is dat hij door toeval, omdat hij een visum nodig heeft, ontdekt dat hij niet in 1946 in Hiroshima geboren is. Dan had nl. in het gemeentearchief van het nieuwe Hiroshima zijn geboorte geregisteerd moeten zijn. Door toeval ? hij zwom onder water toen op 6 augustus 1945 de zwarte regen neerdaalde nadat de atoombom was ontploft ? overleefde hij de ramp. In feite was hij van 1933 en hij was zelf vergeten hoe hij nadien met zijn biografie geknoeid had. Het motief was dus de zwarte wolk boven Hiroshima.
Audeguy is niet alleen een vaardig verteller, die listig de verhalen in en uit elkaar schuift, maar hij heeft over allerlei zaken ook nog zinnige dingen te vertellen. Er is toevallig kort geleden een boek gepubliceerd door Gavin Pretor-Pinney, De wolkengids (De Bezige Bij, 2006), over 'wolken in de geschiedenis, wetenschap en cultuur', inderdaad boordevol meteorologische wetenswaardigheden, maar ik moet zeggen dat ik liever de roman van Audeguy lees, die ook veel over wolken en meteorologie vertelt, maar dat in een breder en veelzijdiger kader. Want het hoofdverhaal moet na wat ik hiervoor heb samengevat nog komen, het verhaal over wetenschap en vakidiotie.
In 1889 vindt er in Parijs, ter gelegenheid van het eeuwfeest van de revolutie, een meteorologisch wereldcongres plaats. De meteorologie staat nog in de kinderschoenen, dus heerst er een volwassen rivaliteit tussen geleerden die primus inter pares willen zijn; maar ook bij een jonge wetenschap is er aan de top maar weinig plaats. De rivalen zijn de Zweed William S. Williamsons, schrijver van een 'Internationale wolkenatlas', en de Schot Richard Abercrombie, die van mening is dat eerst alle wolken ter wereld gefotografeerd moeten worden voordat er van een nieuwe wetenschap, de nephologie, gesproken kan worden. Iedereen dacht, dus ook de lezer nu, dat de Schotse geleerde met de eerste echte 'Wereldatlas van wolken' thuis zou komen. Niemand kreeg na zijn wereldreis zijn verzameling te zien. Als het Abercrombie-Protocol nam die mettertijd steeds mythischer vorm aan. Bij zijn dood in 1917 erfde zijn dochter het album. Als die in 2005 sterft, geeft haar zoon het album aan de bibliothecaresse van de Japanner, die haar daartoe naar Engeland heeft gestuurd. Zij vergoedt het de erfgenaam in natura, hij vertelt haar het verhaal van zijn grootvader.
Het album bevat inderdaad foto's van wolken; Abercrombie was als een bezetene overal ter wereld aan het fotograferen geweest. Maar vanaf april 1890 wordt het een andere studie ? minder naar de vorm dan naar inhoud: het is een logboek, naast tweeduizend foto's van vrouwelijke geslachtsdelen. In de jungle op Borneo had de onderzoeker een metamorfose ondergaan toen hij, toevallig zonder kleren aan, op aapachtige wijze werd aangestaard door een vrouwtjesoerang-oetan. De vakidiote blik op lucht en wolken maakte plaats voor een nieuwe, allesomvattende wetenschap, die van de isomorfie of analogie, vanuit de idee dat alles in het universum op dezelfde vormen is terug te voeren. Terzijde: die theorie was ook Roger Caillois toegedaan, die o.m. een boek over stenen schreef. Zo ook baseerde de Abercrombie een nieuwe antropologie op de analogie: ieder stukje aarde spiegelt zich in de hemel, schreef hij in 1892. Die bespiegeling komt uit de pen van een man die jarenlang zijn tijd voornamelijk in bordelen doorbracht, omdat hij daar het veldwerk voor zijn nieuwe wetenschap verrichtte: het fotograferen van vrouwelijke geslachtsdelen, in alle soorten en maten. In een opiumkit annex bordeel kocht hij van een Chinees een taoïstisch handboek, waarin Abercrombie de afbeelding van een lachend, helemaal bloot jongetje aantrof, een schalkse deugniet die de grootste grappenmaker uit het Chinese pantheon bleek te zijn, T'un Y'un, die nergens voor deugde en daarom met het hoeden van de kudde van de wolken werd belast. Abercrombie had zijn god gevonden: soms voelde hij zich de eerste mutant van een nieuwe soort, soms de laatste der mensen. De bibliothecaresse was nog lang niet klaar met zijn levensverhaal en zijn zgn. wolkenatlas, het geheimzinnige Protocol. Prachtige onzin, al die verhalen, maar de achtergrond is serieus.
Op 5 maart 1950 wordt het met behulp van de 42 kasten die samen de computer vormen die John van Neumann ontworpen heeft, mogelijk weersvoorspellingen te doen over een termijn van een etmaal ? dat is het voorlopige eindpunt van een eeuw wetenschappelijk en technisch onderzoek. Nog eens een halve eeuw later is voor de wetenschap de tijd van de wolken voorbij. Maar Audeguy laat weer eens een van de belangrijke functies van de literatuur zien: het ophalen en bewaren van geschiedenis, en dat dankzij een veelvoud aan geschiedenissen. Voor het gemak heb ik die hierboven iets ordelijker op een rij gezet dan in de roman, waar de ogenschijnlijke zigzag van momenten en verhalen juist door het niet volgen van de chronologie een boeiend vlechtwerk van vergelijkingen en verrassende parallelen doet ontstaan.
[Jacq Vogelaar]
Matthieu Kockelkoren
Stéphane Audeguy ( Tours, 1964) is naast Alain Fleischer een van de meest getalenteerde Franse romanciers van vandaag. Zijn debuutroman "La théorie des nuages" ( 2005 ), nu prachtig vertaald in het Nederlands, kan men het best karakteriseren als een roman waarin lichtvoetige eruditie en poëzie de belangrijkste ingrediënten zijn. Hoofdpersoon lijkt de Japanse, in Parijs werkzame, couturier Akira Kumo. Hij is gefascineerd door wolken en meteorologie en laat zijn enorme bibliotheek hierover ordenen door de bibliothecaresse Virginie Latour. Tijdens haar werkzaamheden vertelt hij haar over de pioniers van de meteorologie; de levens van deels historische, deels fictieve figuren spelen in zijn relaas, kunstig in elkaar vervlochten, een grote rol. De echte reden voor zijn fascinatie wordt pas op het eind van de roman duidelijk als zijn jeugd in Hiroshima ter sprake komt. De boeiende roman is een ingenieus spel met metaforische bedoelingen en herinnert aan het beste wat beroemde voorgangers als Flaubert, Queneau en Perec schreven. Kleine druk.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.