Verhalen uit de binnenstad
Shaun Tan
Eva Gerlach (Auteur), Charlotte Vonk (Illustrator)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Querido, 2008 |
Woord Jeugd Gedichten : GERL |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Querido, 2008 |
MAGAZIJN : SCHOOLCOLLECTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : GERL |
31/12/2008
Bijna dertig jaar geleden debuteerde Eva Gerlach (geb. 1948) met Verder geen leed (1979), een dichtbundel die meteen een paar keer in de prijzen viel. Met de ettelijke bundels die volgden, bleef de schrijfster veel bijval oogsten. Gerlach mag zich dan ook rekenen onder het puik der Nederlandse dichters. Haar poëzie trekt zich weinig aan van modes, maar maakt zich nu en dan ook voorzichtig los van de traditie.
Thema's als familie, jeugdsentimenten, de natuur, vergankelijkheid en de dood zijn misschien niet echt bijzonder, maar Gerlach weet te overtuigen door een treffende verwoording. Uit de manier waarop ze o.a. klank, ritme en rijm hanteert, blijkt haar vakmanschap. De schrijfster toont zich een sterk waarnemer. Ze gaat in op allerlei facetten van de werkelijkheid en heeft daarbij oog voor dat wat niet zomaar voor het oprapen ligt. De gedichten van Gerlach zijn dan ook vaak net wat ingewikkelder dan ze op het eerste gezicht lijken. Een afwijkende interpunctie en zinsbouw creëren weleens een bevreemdend effect. In de bedachtzame poëzie van Eva Gerlach is de verwonderende blik nooit ver zoek. "Tussen de stenen hollen de platte, brede / pissebedden omlaag naar het donker. Vergeten / toen het nog koud was te kijken: hoe overwintert / een dier dat zo lijkt op herinnering, / zo afvalkleurig, met zijn hoofd naar binnen / en doodstil bij de minste aanraking." (uit: Voorlopig verblijf: gedichten 1979-1990, Arbeiderspers, 1999) Het is misschien ook die blik die de dichteres tot het schrijven van poëzie voor kinderen heeft gebracht.
In 1998 verscheen Hee meneer Eland, een bundel voor 10-plussers die werd bekroond met een Zilveren Griffel. Drie jaar later zag een 12+-bundel het licht: Oog in oog in oog in oog. De kindergedichten van Gerlach tonen zowel wat inhoud als wat vorm betreft veel gelijkenissen met haar werk voor volwassenen. De thema's worden weliswaar wat meer op kindermaat benaderd en de taal is een tikje directer, maar Gerlach doet weinig toegevingen. Dat kinderen wel eens verloren zouden kunnen lopen in haar niet steeds zo eenvoudige doolhofjes, zal haar worst wezen. "Ik heb ze gewoon geschreven", liet de schrijfster zich ooit ontvallen. "Wat een kind ermee doet, moet het zelf maar weten." ('Literatuur zonder leeftijd' 1998, nr. 46, p. 176) Enkele kinderen zullen graag op zoek gaan in Gerlachs gedichten en ermee weg kunnen, anderen zullen wellicht wat blijven worstelen.
Dat geldt ongetwijfeld ook voor Het punt met mij is dat ik alles kan, het nieuwste kinderboek van Eva Gerlach dat voor het eerst poëzie en proza combineert. Dit dunne boekje vertelt het verhaal van de bijzondere vriendschap tussen Jan en zijn opa Sportvis. Wanneer opa op een dag "verdwijnt", blijft Jan achter met Fu, een piepklein geluksdraakje dat hij van opa heeft gekregen. Fu zet Jan aan om over zijn opa te schrijven in de "Geheime Papieren", die bestemd zijn voor Jans dichtwerk. Dat ziet Jan wel zitten, want, zo zegt hij: "Als ik over mijn opa schrijf, gaat het vanzelf rijmen." In wat volgt, wisselen stukjes proza over Jan en het draakje af met Jans gedichten. Die gedichten vallen uiteen in drie delen.
Het eerste deel, 'Sportvis', schetst een beeld van de opa. Hij is een wat gekke man, die dol is op water en op vissen. Deze eerste gedichten maken ook al meteen duidelijk hoe innig de relatie tussen grootvader en kleinzoon is:
"Als ik met je bij de sloot zat, gooide je
brood, van onderaf kwamen de vissen.
Grote kringen en wat zilver nou en dan.
'Zie je,' zei je. 'Dit is wat er is en
meer dan dit hoeft niet, wat zeg jij, Jan.'
Ik zei niks. Ik wilde je nooit missen."
Deel twee, 'Gevaar', zoomt in op Jan zelf, een bange jongen die wordt gepest en maar moeilijk voor zichzelf kan opkomen. Enkel zijn opa lijkt zijn ware aard te kennen. Uit het eerste gedicht van dit tweede deel komt de heerlijke titelzin, "Het punt met mij is dat ik alles kan." Na een opsomming van alle heldendaden die Jan verricht, volgt de ingetogen slotstrofe met een mooi enjambement:
"Vraag niet hoe ik het doe. Ik die zacht praat
en vechten haat. Alleen
mijn opa S. weet hier het fijne van."
Uit de gedichten die volgen, blijkt dat Jan dag in dag uit pestkoppen moet trotseren en worstelt met zijn angsten. Zijn opa blijft hem aanmoedigen en leert hem om sterk te zijn. Eva Gerlach beschrijft subtiel hoe Jan kracht put uit de steun van zijn opa:
"Wat ze nog met me wilden, boeide niet.
Ik had mezelf. Ik redde me voortaan.
Een merel zong met opa's bas een lied."
Dit deel vormt veruit het meest beklijvende stuk van het boek.
In het derde en laatste deel krijgt fantasie de bovenhand. Het verhaalt over hoe opa S. en Jan samen een draak versloegen. Het was een hels avontuur dat opa verzwakte, maar Jan sterker maakte. Door te dansen kon Jan de draak immers verslaan. Een mooie metafoor voor hoe je je angsten kunt bestrijden door kracht te putten uit je eigen talenten. De combinatie van dansen en draken roept reminiscenties op aan het gedicht 'Draak' uit Hee meneer Eland:
"O Draak zeg ik kom bij mij er is geen gevaar.
Hij komt mijn kamer in gekropen met zijn
vreselijke klauwen ieder zo groot als een hand
en wij omhelzen elkaar en dansen de dans
die Draken dansen in tijden van oorlog [...]"
Wanneer Jan zijn verhaal helemaal heeft neergepend, valt het hem minder zwaar om te aanvaarden dat zijn opa er niet meer is. Hij laat Fu vliegen, op weg naar opa...
Eva Gerlach verwoordt dit verhaal over vriendschap en verlies op een bescheiden wijze. Er komen geen grote woorden aan te pas en de schrijfster dwingt je nauwelijks in een bepaalde richting. De lezer moet veel tussen de regels lezen. Op het einde blijven een hoop vragen nog altijd onbeantwoord. Wat er precies met opa is gebeurd, wordt bv. nooit helemaal duidelijk. Het proza is eenvoudig en behoorlijk direct. De verhouding tussen Jan en opa en alle emoties die daarbij horen, komen pas echt tot uiting in de gedichten. Dat levert soms grappige, soms gekke en soms ontroerende verzen op.
Ook al lijkt het wat te ongeloofwaardig dat de gedichten zijn geschreven door een kind (Jan), toch zijn de gedichten, ondanks hun vaak filosofische inhoud, speels en jong van toon. Eva Gerlach smokkelt daarvoor ook heel wat spreektaal in haar gedichten. Jammer wel dat dat een hoop erg Noord-Nederlandse woorden en uitdrukkingen oplevert, zoals "alle dingen die ik vet vind", "verrek" en "hiero en ginter". Voor Belgische lezers maakt dat het er niet makkelijker op.
De dichteres speelt lekker met klank en hanteert veelvuldig rijm. Dat doet ze zo vakkundig dat zelfs vijf keer hetzelfde eindrijm achter elkaar niet stoort, integendeel:
"Je snapte ineens wat S. soms zei: 'Gevaar
is altijd hier. De redding die ligt daar.'
En: 'Meestal leef je niet rechtuit, maar
heen en terug. Het klinkt een beetje raar,
maar dat gescharrel houdt je bij elkaar.'"
Gerlach werkt in haar gedichten vaak naar een pointe toe. De laatste regels zijn niet zelden raak en laten je nog even stilstaan bij wat je net gelezen hebt voor je naar de volgende pagina vertrekt.
De gedichten uit de eerste twee delen zijn behoorlijk klassiek van vorm, de drakengedichten bevatten vrijere verzen. De regels durven al eens te verschuiven en cursieve en standaard tekst wisselen elkaar af. Voor kinderen is het beslist geen sinecure om de structuur te ontrafelen. Er zit ook veel directe rede in de gedichten, wat het volgen van de rode draad ook al niet vergemakkelijkt. Het punt met mij is dat ik alles kan is dus geen eenvoudig boekje. Toch bevat het, met thema's als draken en gepest worden, genoeg elementen om kinderen te boeien. Ervaren lezers die de uitdaging aangaan en bereid zijn om te herlezen, zullen vast en zeker genieten van de taal en lekkere hapjes ontdekken zoals:
"Als je een tijdje
kijkt naar het donker
raken je ogen
aan donker gewend.
Als je een tijdje
praat met mijn opa
weet je niet zeker meer
of je er bent."
De illustraties voor dit boek werden, net als voor Hee meneer Eland, gemaakt door Charlotte Vonk. Ik vind dat dit boek sterkere tekeningen verdiende, al is het gestileerde draakje van Vonk wel een pareltje.
[Reine De Pelseneer]
Drs. A. ten Bruggencate
Dit derde kinderboek van de bekende dichteres gaat over Jan, die van zijn opa een klein geluksdraakje heeft gekregen. Jan (ik-figuur) schrijft over avonturen die hij al dan niet in werkelijkheid beleefde met zijn opa, die er niet meer is. In proza vertelt Jan over het geluksdraakje, dat hij uiteindelijk vrijlaat. De avonturen met opa zijn geschreven in dichtvorm. De gedichten bestaan uit, in de volgende regel, doorlopende zinnen waardoor het geen klassiek rijm, maar eerder een ritmische vertelling is. Het woordgebruik is hedendaags. Vaak grappige, kleine zwart-wittekeningen illustreren de gedichten. De vriendschap met en het gemis van een geliefd persoon vormen de rode draad. De observaties en herinneringen van Jan zijn niet kinderlijk, maar wel voor taalgevoelige kinderen te begrijpen. Door de bijzondere stijl en door de lay-out (veel tekst, weinig illustraties) leent dit boek zich vooral om (elkaar) voor te lezen, met name bij taalonderwijs op school, door kinderen vanaf ca. 10 jaar.
Luce Rutten
ua/an/22 j
Het punt met mij…' is in meer dan één opzicht een ongewoon boek. Proza en poëzie wisselen mekaar af. In de zes prozafragmenten – van één tot hooguit drie bladzijden lang – voert Jan een gesprek met het plastic geluksdraakje Fu, dat hij van zijn opa gekregen heeft. Opa was zijn beste vriend. Maar nu is hij verdwenen en Jan mist hem heel erg. Wat er precies aan de hand is, wordt niet geëxpliciteerd maar wel subtiel gesuggereerd. Wellicht vindt Jan de rauwe werkelijkheid nog te pijnlijk om ze te benoemen. De jongen schrijft zijn herinneringen aan opa neer in gedichten. Meer dan dertig zijn het er, typische Gerlach-gedichten: meeslepend ritmisch, met veel enjambementen, onnadrukkelijk maar toch onmiskenbaar rijmend. “Als ik over mijn opa schrijf, gaat het vanzelf rijmen,” zegt Jan. In de gedichten vloeien werkelijkheid en fantasie voortdurend in mekaar over, net zoals in de avonturen die Jan en opa samen beleefden. Ik ben een beetje gek, dat weet iedereen, zegt Jan ergens terloops. Maar zijn ouwe opa doet beslist niet voor hem onder. Jan is een jongetje dat zacht praat, vechten haat, wel eens gepest wordt. Als hij “zenuwachtig wordt”, begint zijn lichaam automatisch te dansen. ’s Nachts verandert hij in een soort Superman die terecht kan zeggen: “Het punt met mij is dat ik alles kan.” Maar overdag jaagt zelfs een oude Drakenbloedboom hem angst aan (“Eigenlijk ben ik een schijterd”), zeker als opa er een ‘Verhaal’ bij verzint. Opa zet alle radertjes van zijn fantasie aan het draaien en bedenkt een spectaculair ritueel om Jan op een waardige manier over zijn angst heen te helpen. Samen gaan ze ’s nachts de “zevenkoppige draak” verslaan. Voor de buitenwereld vermommen ze het avontuur als een nachtelijk vispartijtje. Terwijl Jan een bezwerende dans uitvoert, gaat opa de draak te lijf met zijn zeven vislijnen. Even dreigt het mis te gaan, maar als Jan de oude man te hulp schiet, wordt het monster verslagen. Zo in een notendop gestopt lijkt dit boek een makkelijke hap, maar dat is het allerminst. De lezer krijgt haast niets ondubbelzinnig op zijn bord geserveerd. De hoofdmoot wordt slechts gesuggereerd, er moet nog de vinger op worden gelegd, er dient gepuzzeld en geïnterpreteerd te worden om er vat op te krijgen. Dat vraagt inspanning, vaardigheid en enige belezenheid. Wie vertrouwd is met 'The Neverending Story' (de angsten, de pesterijen, de geluksdraak, het belang van fantasie en verhalen, de waarde van vriendschap), start met voorsprong. Wie de symbolische lading van de vier elementen (aarde, lucht, vuur, water) herkent, haalt net ietsje meer uit het tweede hoofdstuk. Wie de Drakenbloedboom (Dracaena Draco) kent of er info over gaat opzoeken, bekijkt het derde hoofdstuk met een andere bril. Wie de verwijzing naar het sterrenbeeld Draco oppikt, ziet het hele verhaal in een wijder perspectief. De zwart-wittekeningen van Charlotte Vonk maken het geheel luchtiger en sturen tegelijk de interpretatie: knap werk. Dit is beslist een prachtig boek. Literair ook, met een grote L. Heel waardevol voor 10- plussers die het aankunnen. Een klein beetje begeleiding door een leesvaardige volwassene (leerkracht, ouder, oma of – misschien nog wel het liefst - opa) is wellicht aangewezen. Ook voor die assistent valt er veel leesplezier te rapen.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.