De deur
Magda Szabó
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Houtekiet, 2006 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : SZAB |
31/12/2006
Magda Szabó's roman Het ogenblik: Creusais bevestigt al het goeds dat de voorbije jaren ? sinds het verschijnen van de Nederlandse vertaling van De Katalinstraat ? over de Hongaarse schrijfster geschreven is. Zoals de ondertitel aangeeft, knoopt het boek aan bij het klassieke heldenepos. Szabó voert in de hoofdrol echter geen avontuurlijk manspersoon à la Odysseus of Aeneas op, maar vertelt het verhaal van een tragische heldin, de Trojaanse koningsdochter (en echtgenote van Aeneas) Creüsa. Wat de Hongaarse schrijfster in haar roman doet, kan misschien nog het best omschreven worden als een ingenieuze ontmanteling en herschrijving van het Aeneas-verhaal vanuit het perspectief van een vrouw. Szabó geeft daarbij aan Aeneas' lotgevallen een draai die zo uit Ovidius' Metamorfosen zou kunnen komen. De legendarische stichter van Rome wordt voorgesteld als een kinderachtige slapjanus die zich tijdens de val van Troje van zijn echtgenote Creüsa wil ontdoen en vervolgens door haar wordt vermoord. Om het scenario van de stichting van Rome niet in het gedrang te brengen wordt vervolgens met de hulp van de Griekse godin Zdiviës een fictieve metamorfose op poten gezet: Aeneas heeft zogezegd de gedaante van zijn betreurde echtgenote Creüsa aangenomen en vat in die hoedanigheid zijn jarenlange omzwervingen richting Rome aan. Het spreekt voor zich dat die zogezegde gedaanteverwisseling voor de nodige complicaties zorgt in het hele Aeneas-verhaal. Bijna hilarisch (maar zeker ook tragisch) is de wending die Szabó geeft aan het verblijf van Aeneas en zijn gevolg aan het hof van de Carthaagse koningin Dido. Al even problematisch is het latere huwelijk van Aeneas (alias Creüsa) met de Latijnse koningsdochter Lavinia. De drastische vervrouwelijking van het hele Aeneas-verhaal komt overigens niet alleen tot uiting in de cruciale rol die aan vrouwen wordt toegeschreven in de geschiedenis van Troje en het latere Rome, maar blijkt ook uit de identiteit van de vertelinstantie: Szabó vertelt het verhaal vanuit het standpunt van een fictief alter ego, de klassieke dichter Saboas, die haar betoog begint met de traditionele aanroeping van de muze en afsluit met een al even klassieke 'peroratio'. Dat auteursverhaal wordt handig afgewisseld met lange (en een zeldzame keer ietwat langdradige) monologen die de heldin richt tot mensen uit haar directe omgeving. Zoals de beklijvende ontknoping laat zien, is het Szabó echter niet (alleen) te doen om een feministische herschrijving van de antieke geschiedenis gekoppeld aan wat literaire spielerei. De thematiek die in Het ogenblik beroerd wordt, is rijk en veelzijdig en betreft zowel artistieke en morele als existentiële en geschiedfilosofische kwesties. Een heikel punt dat meermaals terugkeert in Creüsa's betoog, is de dunne grens tussen Wahrheit en Dichtung in geschiedschrijving en bellettrie. Tegenover de vele historiografische en artistieke verdraaiingen en machinaties stelt Szabó's heldin de onwrikbare macht van de herinnering, "het enige waarop het zwaard van het Noodlot afschampt". De titel van het boek pikt dan weer in op de sleutelrol van het ogenblik in het leven van een individu en een gemeenschap: in weerwil van elk historisch fatalisme (het vooraf uitgeschreven draaiboek van de geschiedenis dat de klassieke held moet zien te realiseren) verkondigt Creüsa het geloof dat er ogenblikken zijn "waarop de beweging van de hand die de urn van het Lot vasthoudt en schudt (...) plotseling, voor de tijd van één ademtocht stokt. Als iemand juist in die korte pauze een stap zet in een andere richting dan welke die op zijn persoonlijke wegwijzer staat, dan kan hij zijn eigen weg bewandelen zonder de straf van de goden, zelfs Jupiter kan hem niet meer stoppen." Met de eigenzinnige weg die Szabó zelf in Het ogenblik bewandelt, hoeft ze alvast niet voor de straf van de literatuurcritici te vrezen. [Kris Van Heuckelom]
Eszter Zinkstok
Parodie op het klassieke heldenepos Aeneïs van Vergilius. Het verhaal wordt verteld vanuit het perspectief van de vrouw van Aeneas, Creüsa. Zij beschrijft de lotgevallen van de Trojanen: de geschiedenis van het volk, de achtergrond van hun vlucht uit de stad Troje en hun ervaringen met de Latijnen in Italië, waar ze na een reis van tien jaar aankomen om een nieuwe staat te stichten. Het verhaal bestaat grotendeels uit een monoloog van Creüsa, die zich voordoet als haar man Aeneas, die in werkelijkheid omgekomen is. De goden en het Lot zijn van onschatbare betekenis in de levens van de hoofdpersonen. Ook andere conventies van het traditionele epos komen in deze roman voor, zoals vaste bewoordingen om een persoon mee te karakteriseren, bijvoorbeeld 'de edele vader Aeneas'. Magda Szabó (1917) heeft klassieke talen gestudeerd en dat is goed te merken: in haar werk nemen mythologische thema's een belangrijke plaats in. Daarnaast neemt zij graag menselijke relaties en familiebanden onder de loep. Zij is een van de weinige vrouwelijke auteurs die een vooraanstaande plaats in de Hongaarse literatuur innemen. Naast dit werk zijn nog drie andere romans van Szabó in het Nederlands vertaald. Normale druk.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.