Patricia
Peter Terrin
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
De Arbeiderspers, cop. 2006 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : TERR |
Martine Cuyt
rt/aa/29 m
Peter Terrin schrijft verhalen om ad fundum uit te lezen
U wordt de hele tijd vergeleken: David Lynch, Willem Elsschot, Franz Kafka...
Niks mis mee. Al weet ik ook wel dat ik lang niet hun niveau haal. De vergelijking met Kafka vind ik zelfs lachwekkend. Recensenten willen nieuwe schrijvers wat graag catalogeren. En automatisch kom je dan bij vergelijkingen uit. Wat ik zelf fantastisch vind bij Lynch: hoe hij het aandurft de kijkers zelf het verhaal te laten maken. Ik speel ook graag met de klassieken. Albert Camus is tamelijk aanwezig in Schoonmaak of de lotgevallen van Abdullah en ikzelf. En na lezing van de twee kortste verhalen zul je zeggen dat ik Raymond Carver las. Zo kun je bijna elk verhaal zien als een hommage aan een groot voorbeeld. Maar: ik heb dat niet van tevoren bedacht. Het verhaal kwam eerst.
Het verhaal komt eerst. Waar begint het verhaal?
Een voorbeeld: De verdachte is begonnen met de moord op de Zweedse minister van buitenlandse zaken Anna Lindh. Er bestaan video-opnamen in het warenhuis waar de vrouw werd neergestoken. De gefilmde man met blauwe honkbalpet en grijze Nike- sweater werd lang verdacht, maar bleek niet de dader te zijn. Voor het laatste verhaal De moordenaar dank ik mijn schoonbroer, met wie ik bijzonder openhartige en maatschappijkritische gesprekken heb. Op een avond zei hij: 'Zou het niet mooi zijn mocht iedereen in zijn leven twee moorden worden toegestaan?'
Uw verhalen worden beklemmend en donker genoemd.
Maar niet door mij. Ze zijn gewoon eerlijk. Zo is een eenzame mens die alleen in zijn kamer zit. In een ver verleden heb ik nog warme maaltijden voor het OCMW aan huis gebracht. Vele eenzame mensen gezien. Fundamenteel ís de mens alleen. Je moet het zelf rooien.
U is zelf geen vrolijke Frans?
Ik speel met verve de rol van huisvader en kostwinnaar. Ik zit geen godganse dagen te piekeren, en zwalp niet dronken door de nachten (lacht). Schrijven is een vak.
Een vak waarvoor u bewust koos.
In september 1991 om precies te zijn. Ik zat in een Londense hotelkamer vlakbij de nulmeridiaan. Ik las W.F. Hermans' De donkere kamer van Damocles, besliste die nacht dat ik schrijver zou worden en belde vroeg de volgende ochtend mijn baas dat ik stopte met werken. Ik zat in marmer. Ik adviseerde architectenbureaus.
In De bijeneters staat geen woord te veel.
Literatuur is gecondenseerd. Literatuur is als whisky, niet als een bak bier. Van whisky geniet je met alle zintuigen. En de smaak blijft aan. Bier drink je als je dorst hebt.
U is geen performer, zoals Lanoye, maar u staat wel in het rijtje van de Literaire Lente, voorjaarsboeken op tournee, zeg maar.
Ik ben meer van het principe dat literatuur moet worden gelezen, in plaats van voorgelezen. Ik ben bang voor het BV-schap, maar ik zal doen wat ik doen moet om aan het boek ruchtbaarheid te geven. Als het niet wordt gelezen, bestaat het niet. In een spelprogramma ga ik niet zitten, maar ik wil wat graag over mijn boek praten in De Leeuw in Vlaanderen. Hallo Rick!
Peter Terrin: De bijeneters, 175p, 14,95 euro. Literaire Lente trapt op 8 april af in de Gentse Vooruit: www.vooruit.be of www.boek.be
Sofie Gielis
rt/aa/24 m
Het mooie aan verhalenbundels is dat er veel aan je verbeelding wordt overgelaten. De personages zijn niet tot in de details beschreven, het verhaal kan na de laatste punt nog onverwachte wendingen nemen in je gedachten. Als de verhalen indrukwekkend zijn, draag je ze nog dagen, soms weken of zelfs jaren mee. Als de verhalen overweldigend zijn, lig je wakker van de kronkels die je gedachten maken. Dat laatste presteert Peter Terrin in De bijeneters .
De bijeneters kreeg als ondertitel ,,Zeven variaties''. Het thema waarop gevarieerd wordt, is het motto van het boek, een citaat uit De vreemdeling van Albert Camus: ,,Ik dacht dat ik mij slechts hoefde om te keren om aan alles een eind te maken. Terrin legt zijn vreemdelingen vast op scharniermomenten. Zijn personages zijn moreel vervlakt, sociaal vereenzaamd of vastgeroest in een dwingend patroon.
Zo is er een man die er maar niet in slaagt waardig naar de hoeren te gaan, een reinigingswerker voor wie het afwerken van de dagtaak primeert op het opvissen van een verdrinkende collega, een jong koppel met trouwplannen dat barst van de onderhuidse spanning en verzwegen verwijten, en verschillende mannen die niet met zekerheid kunnen zeggen of ze nu een moord gepleegd hebben of niet.
In elk verhaal lijkt er zich iets voor te doen dat de verstarring kan doorbreken, maar het ontbreekt de personages aan daadkracht om hun situatie werkelijk bij te stellen. Elke kans op verandering blijkt een vergissing of schijn.
Je kunt dat zelfs niet op het lot steken. Wat deze personages tot wereldvreemde creaturen maakt, is de menselijke aard zelf. Terrin schetst een gruwelijk (want herkenbaar) beeld van de consequenties van een maatschappij die egoïsme en vervreemding in de hand werkt. Het lijkt me tragisch om met een dergelijk wereldbeeld te leven, maar erover lezen in Terrins woorden is een onverdeeld genot.
Het boek begint met een suggestie van moord, en eindigt met een opengespleten schedel en een aantal lijken dat uit de kast valt. Daartussen hangt er een constante dreiging, want er is altijd meer aan de hand dan wat er staat. Of erger: je beeldt je in dat er meer aan de hand is dan wat er staat.
,,Fiji'', de zesde van de zeven variaties, draait rond Emiel, een gepensioneerde man die liefdevol voor zijn verlamde vrouw zorgt. Hij wast haar, ververst haar luiers, wrijft haar in met eau de cologne en snijdt haar eten waar ze bij zit. Zijn vrije tijd vult hij met ochtendwandelingen en het afspeuren van zendkanalen naar boodschappen van radioamateurs. Geen benijdenswaardig leven, maar al bij al een rustig, geborgen bestaan.
Maar waarom huilt Emiel als de buurman het licht in zijn woonkamer aanknipt? Waarom wil hij niet met die buurman naar het dorpscafé en valt hij hard uit als zijn vrouw blijft aandringen op dit uitstapje? En, vooral, waarom rent hij tijdens een van zijn ochtendwandelingen over besneeuwde velden naar huis om zijn vrouw een mep te geven waar haar neus van gaat bloeden? Heeft hij haar handicap misschien veroorzaakt? Uit jaloezie of in een vlaag van verstandsverbijstering?
Door de vragen die hij je in het gezicht werpt niet te beantwoorden, maakt Terrin het verhaal nog grimmiger. Het eindigt met een ontluisterend beeld: de zorgzame man met de losse handen trekt zich terug op zijn zolderkamer met zijn zendapparatuur, zijn vrouw zit vastgegespt in haar rolstoel met een nachthemd vol bloed.
Opmerkelijk is dat Terrin deze sfeer in alle teksten weet op te wekken in een uitgepuurde taal. Zijn stijl is sober, maar treft op de juiste momenten door rake beeldspraak, zoals: ,,Uit de poriën van de inspecteur welde een laatste zweem aftershave op, het kleurde zijn lichaamsgeur groen als ijs.
Eenvoud en onopvallendheid zijn blijkbaar bedrieglijke eigenschappen. Terrins moderne stadslegenden doen ondanks (of dankzij?) hun eenvoudige stijl je nekhaar overeind komen, zijn ontmenselijkte personages zijn akelig onopvallend en alledaags. Zij zijn de mannen die naast je zitten op de bus, de vrouwen die voor je staan aan de kassa, of in het ergste geval: je buren. Haal De bijeneters in huis en barricadeer daarna de deur.
Marc Holthof
il/pr/15 a
VERHALEN
De bijeneters
Peter Terrin 2006, De Arbeiderspers, Amsterdam, 171 blz., 14,95 euro, ISBN 90-295-6390-7.
(tijd) - 'Ik dacht dat ik mij slechts hoefde om te keren om aan alles een eind te maken.' Die zin uit 'De vreemdeling' van Albert Camus is het vertrekpunt voor het nieuwe boek van de angstwekkend onderkoelde Vlaamse auteur Peter Terrin (1968). 'De bijeneters' bundelt zeven sterke verhalen over de beklemmende absurditeit van het alledaagse. Niets is wat het lijkt, en niemand is te betrouwen. Vooral de verteller niet.
Peter Terrin wordt door literair journalisten gemakshalve tot de zogenaamde 'Dertigers' gerekend. Met die ietwat ongelukkige benaming - die verwijst naar hun huidige leeftijd en dus uiteraard gedoemd is om over een paar jaar onbruikbaar te worden - wordt de generatie jonge schrijvers bedoeld die steeds nadrukkelijker de plak zwaait in de Vlaamse letteren. Van hen wordt gezegd dat ze terugkeren naar authentieke, neorealistische verhalen.
Enig traditionalisme is Terrin inderdaad niet vreemd. Als schrijver spiegelt hij zich aan klassieke auteurs als Franz Kafka, Willem Elsschot en Willem Frederik Hermans. In 'De bijeneters' verwijst Terrin ook heel nadrukkelijk naar Albert Camus. Dat gebeurt niet alleen in het motto, maar zeker ook in 'Schoonmaak of de lotgevallen van Abdullah en ikzelf'. De onverschillige verteller van dat verhaal lijkt als twee druppels water op Meursault, het hoofdpersonage uit 'De vreemdeling' van Camus. Zijn gedachten volgen een heel eigen amorele logica, die je als lezer onthutst en beduusd achterlaat. Is hij onschuldig aan de dood van zijn Arabische collega, al heeft hij (misschien) niets gedaan? Of maken zijn inertie en onverschilligheid van hem juist een echte moordenaar?
De naamloze verteller uit 'Schoonmaak', die je maar beter niet op zijn woord kan geloven, is maar een van de griezelig kille personages die in 'De bijeneters' aan het woord komen. Zowat allemaal zijn ze in meerdere of mindere mate autistisch. Ze zijn vereenzaamd, zitten in hun eigen duistere gedachten verstrikt en slagen er niet in om enige empathie voor hun naasten op te brengen.
Het titelverhaal lijkt op het eerste gezicht een liederlijk relaas over een jong stel dat door Zuid-Frankrijk trekt. Maar hoe meer pracht en praal het vredige landschap tentoonspreidt, hoe dieper de kloof tussen de geliefden. In 'Mannen met machines' probeert de late veertiger Simon Desmet de bittere eenzaamheid te bestrijden door een bordeel te bezoeken. Hij mist echter een pak viriliteit om voldaan weer naar huis te kunnen keren, en eindigt kleintjes in zijn eigen bed onder een warm elektrisch deken. In het prachtige 'Fiji' probeert de zielige radioamateur Emiel vergeefs contact te zoeken met exotische verwanten, omdat de last van een gehandicapte vrouw te zwaar is voor een dweil als hij.
De gedesintegreerde eenzaten in deze verhalen hebben niets meer te winnen, maar ook niets te verliezen. De stap naar moord of doodslag is dan snel gedaan. In 'De moordenaar' volstaat geluidsoverlast om Ferdinand naar een hakbijl te doen grijpen, en in 'De verdachte' krijgt een vrouwelijke minister een mes in de rug.
Er vloeit dus wel wat bloed in dit boek, maar voor klassieke moordverhalen heeft Terrin duidelijk geen interesse. Het doden zelf kan hem niet boeien, wel wat eraan voorafgaat en wat er nog op volgt. Vaak lijkt er daardoor niet veel te gebeuren, maar toch zit je wel voortdurend op het puntje van je stoel. Terrin drapeert zijn lezer vrijwel ongemerkt een donkere sluier rond de nek, en spant die dan met elke zin een beetje harder aan.
Antihelden
'Het was, alles in acht genomen, een afscheid, of ten minste de afsluiting van een periode.' Die constatering uit het slotverhaal is op vrijwel alle zeven 'variaties' wel van toepassing. Telkens overschrijden de personages uit 'De bijeneters' grenzen, telkens is er iets in hen vanbinnen dat finaal knapt of doorslaat.
Terrin is echter leep genoeg om daar niet al te zeer de nadruk op te leggen. De mentale neergang van zijn antihelden lijkt dan wel centraal te staan, in feite is het Terrin om iets helemaal anders te doen. Door met zijn volgspot enkele gevaarlijke, ontspoorde zielen te belichten, zegt hij namelijk ook veel over al wie daardoor in de schaduw komt te staan. Door die werkwijze gunt Peter Terrin zijn lezer ook beetje bij beetje een zicht op zijn eigen wereldbeeld. Rooskleurig is dat beeld bepaald niet. Maar fascinerend des te meer.
Gebundelde verhalen dienen wel eens als een zoethoudertje voor de ongeduldige lezer, of moeten soms een gebrek aan inspiratie van de auteur verdoezelen. Niets daarvan geldt voor 'De bijeneters'. Terrin bevestigt met dit bijzonder geslaagde boek wat stilaan maar eens officieel mag worden: hij en niemand anders is de meest intrigerende auteur van zijn generatie. Terrin heeft nog geen zin geschreven die het lezen niet waard was, en zeker ook niet in 'De bijeneters'.
31/12/2006
De bijeneters van Peter Terrin bevat zeven ijzersterke verhalen. Dat is zeven op zeven. De Vlaamse dertiger treft na het indrukwekkende Vrouwen en kinderen eerst dus opnieuw raak. De protagonisten worstelen als vanouds met het alledaagse absurdistan, Albert Camus is niet voor niks de mottoleverancier. De herkenbare non-helden Emiel, Ferdinand, Simon en de anderen zijn sisyfusarbeiders par excéllence, die Terrin tijdens hun beklemmende geschiedenissen ook nog 's spannend laat ontsporen. Het lange openingsverhaal zet meteen de toon. In 'De verdachte' wordt eenzaat Karlsson gearresteerd voor de moord op een politica. Hij reageert gelaten en verward. Voor Karlsson is het bijna een uitje; weg van het klamme en dwingende leven met zijn moeder. Hij luistert oprecht geïnteresseerd en laat zich gedwee ondervragen: "Wat van hem precies werd verlangd, was onduidelijk. Het kwam hem aangenaam, zelfs boeiend voor om verder naar het verhaal te luisteren, en naar het stemgeluid van de inspecteur." Door de fragmenten van het verhoor slim af te wisselen met Karlssons hortende getuigenis wordt van alles gesuggereerd en de spanning knap opgebouwd. Dat gebeurt in een eenvoudige, heldere en beheerste maar bijzonder suggestieve taal. Ondanks deze sterke stijl-, opbouw- en plotbeheersing is de schrijver vooral begaan met de geestelijke huishouding van zijn personage. Dat de verderfelijke menselijke geest tot veel in staat is, mag blijken uit het huiveringwekkende 'Schoonmaak of De lotgevallen van Abdullah en ikzelf'. Geïnspireerd op De vreemdeling, de debuutroman van Camus, schreef Terrin een sinistere en aangrijpende parabel over vervreemding en onverschilligheid op een benauwde stinkende schoonmaaksloep. De vertellende ik is niet alleen beheerst afstandelijk maar ook onheilspellend amoreel en dus gevaarlijk. Maar ook in de andere verhalen loopt het met die psyche grondig fout. Zo is Emiel een ogenschijnlijk toegewijde echtgenoot, die zijn verlamde vrouw echter minder genegen is dan wenselijk is. Het enige contact dat hij met de buitenwereld onderhoudt is als radioamateur, voortdurend op zoek naar milliseconden ruis op exotische breedtegraden. De suffe vader en echtgenoot Simon De Smedt uit 'Mannen en machines' probeert knullig een bordeel uit, maar verkiest uiteindelijk de laffe eenzaamheid onder de elektrische deken. In het onderhuids dreigende titelverhaal zijn we dan weer ooggetuige van een terminale relatie tijdens een romantische uitstap in la douce France. Terrin is niet mild voor zijn personages en registreert met vaste hand genadeloos de onhebbelijke menselijke natuur. In het ijzige slotverhaal 'De moordenaar' verbeeldt hij een van angst doortrokken sf-achtige samenleving, waar 'de Maatregel' bepaalt dat iedereen het recht heeft op één moord per leven: "En, zo luidde het officieel, deed men zijn medemens geen kwaad, dan zou men geen kwaad gedaan worden."
Peter Terrins harde en zwartgallige portretten van de zich eeuwig herhalende en falende mens, zijn alle zeven pure klasse. In al hun variatie suggereren deze verhalen allemaal een gruwelijk realistische realiteit waar vervreemding, isolatie, onverschilligheid en eenzaamheid goed gedijen. Met De bijeneters bewijst Terrin opnieuw dat hij een uitzonderlijk begaafd verhalenschrijver is. [Jan Bettens]
L.A.A. Kruse
De wereld die de Vlaamse schrijver (1968) in zijn zeven verhalen oproept, is raadselachtig en kil. Geen wonder dat de personages slechts vruchteloze pogingen kunnen doen om er zich in staande te houden en onderworpen zijn aan angst, eenzaamheid, vervreemding en onbegrip. Zo zijn er labiele zwijgers die verdacht worden van moord (‘De verdachte’ en ‘Schoonmaak’), en een oude man die zijn buurman vermoordt omdat die te luide muziek draait (‘De moordenaar’). In de verhalen draait het om inertie, het vergeefse streven om uit de impasse te breken. Zo probeert een terminaal zieke elke nacht van een bonte koe te dromen om te genezen (‘De bonte koe’), een vrouw tijdens haar vakantie met een vriend haar fobie te onderdrukken (‘De bijeneters’) en een radioamateur zijn zwaar gehandicapte vrouw te verzorgen (‘Fiji’). De auteur laat zien hoe gemakkelijk mensen kunnen ontsporen tengevolge van (ir)reële angsten. Opvallend zijn de afgewogen dosering van spanning en ingetogenheid. De ellende wordt voelbaar door subtiele details en een sober, zakelijk, maar uiterst effectief en beeldend taalgebruik. Paperback, vrij kleine druk.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.