De vuurzeevlieg en andere dierenverhalen
Toon Tellegen
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Querido, 2005 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : TELL |
31/12/2006
Het was waarschijnlijk onvermijdelijk dat Toon Tellegen, een schrijver die graag varieert rond een bepaald thema, zijn opdracht voor Antwerpen Wereldboekenstad 2004 om teksten te schrijven rond de letter C zou uitbreiden naar het hele alfabet. In de meeste van de gedichten uit ...m n o p q... treft hij een letter toevallig aan ("ik zag een v") of wordt er hem een opgedrongen ("iemand duwde een d in mijn handen"), en begint hij te associëren. Woorden die spontaan opkomen en in een duidelijke richting gaan ("de p van potsierlijk", "de s van schande"), of net verschillende richtingen ("de l van liefde en laatdunkendheid"), die Tellegen verder ontwikkelt of countert in het gedicht. Het zijn vaak voor de hand liggende associaties en gedachten. "
[M]ijn n, mijn ongehoorde, ongekende", en Tellegen dicht verder over (on)begrijpelijkheid. De q van quasi, waarop de dichter zich voorneemt nu eens echt te gaan leven). De v van vrede: "ik geloof je niet" zegt de sombere dichter, "en hoog in de lucht zag ik de v van vergeefs/en hoe nu verder". Tellegen komt ook op meer ongewone associaties. Bij zijn dood vraagt de dichter "nog één keer om een g / de g van goedmoedig en gaarne", om vast te stellen dat hij haar toch niet vertrouwt, te grof, "ze is vast de g van god / of iets gewoons misschien". Toch troost ze hem, "met volmaakte onverschilligheid". De d roept een heel arsenaal op, van eerst "dubbelzinnig, dadelijk, dodemans" tot "mijn kleine doerak, mijn derwisj, mijn dolle duivel", die de dichter koestert, opvoedt en vervolgens loslaat. De a, "van alles en anders", "van alsnog en alsmaar", confronteert de dichter met alle wereldse zaken van (on)recht. Hij gooit de letter maar uit het raam, "en iedereen trapte op hem".
De letters worden verzelfstandigd, het zijn levende entiteiten, voor de schrijver onvermijdelijk zowel levensnoodzakelijk als weerbarstig. Maar Tellegen trekt dat thema ook op naar de mens in het algemeen: "wie een e vergeet / vergeet zijn leven" (en dat is net wat de ik-figuur in het e-gedicht even wou doen). Het wordt wel eens te goedkoop filosoferig, zoals bij de vadsige f die fatsoen en onfeilbaarheid uitstraalt, waartegen de dichter protesteert: "ik ben een mens, / ik faal / en geen kracht ter wereld / die mij dát zal kunnen ontzeggen". Doorheen de bundel voel je een verlangen naar rust, naar afwezigheid van het volle leven met al zijn dilemma's, om aandacht schreeuwende zaken, twijfels. Ook een afwezigheid van de letters verlangt de dichter wel eens, want al te vaak geven ze te kennen dat ze het leven en de dingen precies kunnen omschrijven ("en daar de r van ronduit en rigide..."), en dat kan hij niet velen. De dichter weet dat hij moedeloos overkomt, en maakt er in het gedicht over de l een grapje over. Wanneer hij gaat zweven, ziet iemand hem, "en dacht aan de l van loszinnig en lichtlippig, en zei: wat is het nú ontzettend langgeleden".
Op het eind is de dichter moe, "ik kan geen letter meer zien", en wil hij alleen nog maar slapen "in warm en ongeletterd gras". Maar "een zuivere, een zinderende, een letterlijke zoen" steekt zijn enthousiasme weer aan: "waar is de a?" (slotregel). Misschien een te expliciet en wat melodramatisch z-gedicht, maar die "letterlijke" is een goeie vondst als woordspeling, associatie ('lekker') en opnieuw een verwijzing naar de realiteit van de letters voor de schrijver, zijn weerbarstige materiaal dat het hem moeilijk maakt maar ook weer telkens leven geeft.
De gedichten worden telkens vergezeld door een tekening van Jan Jutte, die vroeger al kinderboeken van Tellegen illustreerde. In een hoekige, van kleurbanden voorziene stijl -- die doet denken aan de strips van Hanco Kolk -- beeldt Jutte de tekst getrouw uit, soms te gemakkelijk, maar meestal intrigerend. De twijfelende, sombere, wat moeë houding van de ik-figuur in deze gedichten geeft hij perfect weer. [Chris Bulcaen]
Jos Weinberg
De gedichten in deze bundel zijn een ode aan de letters die het gereedschap van de dichter vormen waarmee hij in zijn leven een vaak weerbarstige, maar altijd innige relatie onderhoudt. Aan het eind van de bundel gekomen is de dichter moe. Hij slaapt en snurkt een Z. Maar omdat iemand (de geliefde?, de muze?) hem zoent krijgt hij nieuwe energie om weer met de A te beginnen. Soms blijven de verzen moeilijk te interpreteren, duister en hermetisch in hun betekenis, zoals de B die ‘kil, dik en onverschillig’ is. De 26 fraaie, strak gestileerde, sober maar geraffineerd gekleurde, geabstraheerde en intrigerende illustraties van Jutte zijn in perfecte harmonie met de teksten van Tellegen. Steeds is er een letter van het alfabet verwerkt, op zodanige wijze dat daaraan een nieuwe betekenis wordt toegevoegd die we in het bijbehorende gedicht soms zelfs niet eens aantreffen. Dat vraagt nauwkeurige beschouwing van de lezer. Een schitterende coproductie door twee coryfeeën uit de wereld van de jeugdliteratuur, deze keer gepresenteerd aan de ervaren volwassen poëzielezer.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.