Slordig met geluk : gedichten
Menno Wigman
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Prometheus, 2004 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : * 877 WIGM |
31/12/2005
De gedichten van Menno Wigman ogen heel klassiek: vaak hebben ze een 'ik 'als onderwerp, zijn lichaam en zijn gevoelens. Brokstukken van een grote belijdenis? Daarvoor zijn ze te geconstrueerd, in een strakke vorm, met halfrijm, binnenrijm en afgemeten versregels. "Had ik maar iets nieuws, iets nieuws te zeggen", verzucht de dichter, "Liefde. Hemel. Liefde. Ziekte. Dood." Oude thema's dus. Maar ze duiken op in een nieuwe, grootstedelijke context -- in het geciteerde vers "de droefenis van copyrettes". In een ander gedicht blijkt het ik toe te behoren aan een afgedankt tv-toestel, dat kritisch zijn kijker heeft bekeken. 'Calamitas' opent met de vraag "Waar was je toen het WTC?" Het heimwee naar een grootser en intenser leven doorzindert deze bundel, die tegelijk getuigt van een illusieloos realisme. Vandaar wellicht de klemtoon op het lichaam, het bevleesde skelet als tijdelijke behuizing waarmee de dichter het moet doen. Een paar keer stelt hij zich voor alsof hij uit de dood terugkeert in het leven: "Toen ze me wekten was mijn hand bevleesd". Op een hermetischer reeks gedichten geschreven bij oude politiefoto's -- stalen van sterke inleving -- volgt een gedicht waarin een moord ongedaan wordt gemaakt: "Een jongen, kostbaar als een kever, trok / galant zijn mes uit iemands ribbenkast". De poète maudit van de vorige bundels lijkt gevoeliger en iets burgerlijker te zijn geworden. De kracht van de vorm, een beheerste zangerigheid die aan Nijhoff herinnert, houdt buitensporige gevoelens in toom. Een liefdesverklaring stoot op de grenzen van de formulering: "Proost me toe en neem me mee". Alleen de herinnering aan een vervlogen liefde doet de dichter weer zingen, maar de betoverend erotische strofen waar 'Nichtje' mee begint, slaan om in ontnuchtering. De dood is als thema ook aanwezig in een paar vredige in-memoriams van 'de oudste zoon' voor zijn vader en enkele gedichten die geschreven werden voor eenzame uitvaarten. Paul Valéry noemde het de taak van de literatuur steeds (op)nieuw het oude te zeggen. Dat kan Wigman als geen ander. Speektaal wordt melodieus, de gewoonste zinnetjes krijgen ritme en spankracht. Zo keert de gebonden taal van de poëzie begin 21e eeuw weer. [Erik de Smedt]
H. Gelens
Deze bundel brengt in klassieke gedichten het 'hier en nu' dat de dichter bezighoudt in kaart. De gedichten zijn transparant, melodieus en mooi van klank. Wat betreft de vorm en de syntaxis zijn ze niet ontregelend. Inhoudelijk zijn de gedichten daarentegen wel verontrustend, zoals goede poëzie betaamt. De dichter lijkt met de gedichten de dingen te bezweren: de dood van zijn vader en anderen, 11 september 2001, onmacht, enzovoort. De vijf gedichten in de laatste afdeling zijn geschreven bij oude politiefoto's uit het boek: 'Moord in Rotterdam' (1994). Dit is de derde, tevens tot nu toe sterkste, dichtbundel van dichter, bloemlezer, vertaler en muzikant Menno Wigman (1966). 'Zwart als Kaviaar', zijn tweede bundel, werd bekroond met de Jan Campertprijs.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.