Eens minnaars hoop heeft adelaars wieken
E.J. Potgieter
E.J. Potgieter (Auteur), Jan Oosterholt (Samensteller)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Athenaeum-Polak en Van Gennep, 2003 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : POTG |
31/12/2003
Het tijdschrift 'De muzen' verschijnt voor het eerst in 1834. Potgieter, Drost en Bakhuizen van den Brink presenteren het tijdschrift als een alternatief voor de periodieken van die tijd. Zij rekenen in hun tijdschrift af met de vrijblijvende literaire kritiek en ze besteden veel aandacht aan culturele ontwikkelingen in het buitenland. 'De muzen' wordt -- na het overlijden van Drost -- in 1837 opgevolgd door 'De Gids'. Aan dit tijdschrift zou Potgieter een groot deel van zijn leven spenderen.
De ontwikkeling van Potgieters poëzie-opvatting valt goed te distilleren uit de recensies die hij schreef. Potgieter was van mening dat de ideale dichter zijn werk aan het strikt persoonlijke liet ontstijgen. Dichters als Bilderdijk, Tollens en Byron smeten hun gevoelens op het papier zonder erbij na te denken of het publiek er een boodschap aan had. Daarom pleitte hij voor meer aandacht voor de literaire vormgeving, voor een objectivering van de persoonlijke inhoud. De meeste gedichten vloeiden tussen 1838-1840 uit Potgieters pen.
In de nu voorliggende bloemlezing staan gedichten uit alle periodes van Potgieters leven. Zijn dichtwerk is zeer gevarieerd: maatschappelijk geengageerde satires, erotische gedichten, liefdespoezie en imitaties van 17e-eeuwse gezangen (in de Liedekens van Bontekoe). Er zijn relatief veel gedichten opgenomen die Potgieter voor zichzelf had geschreven en die hij nooit apart had gebundeld ('Hilda' is hier een voorbeeld van). Zijns inziens ontbrak het die gedichten te veel aan maatschappelijk engagement. Pas na zijn dood zijn deze gedichten in boekvorm geschreven.
Jan Oosterholt, de samensteller van deze bloemlezing, heeft een mooie verzameling gedichten van Potgieter bijeen gebracht, die ons niet alleen iets leren over Potgieter en zijn literatuuropvatting, maar ook over de tijd waarin Potgieter leefde. Oosterholt hoopt dat veel verzen net zo vermaard zullen worden als de beginregels van Potgieters Holland, maar dit gedicht opent natuurlijk niet voor niets deze bloemlezing. De aanhef bezorgt iedere Hollander een bepaald gevoel: "Grauw is uw hemel en stormig uw strand, / naakt zijn uw duinen en effen uw velden, / u schiep natuur met een stiefmoeders hand, / toch heb ik innig u lief, o mijn land!" [Miriam Piters]
Dick Welsink
'Potgieter ging al tijdens zijn leven door voor een moeilijk dichter', merkt samensteller Jan Oosterholt op in zijn nawoord bij deze bloemlezing uit de poëzie van een van de belangrijkste dichters van de negentiende eeuw van voor de Tachtigers. Anders dan de meeste van zijn tijdgenoten, zoals Bilderdijk, Tollens, Beets en Ten Kate, wier gedichten waren bedoeld om in het openbaar voorgedragen te worden, schreef hij leespoëzie. In feite was hij daarmee zijn tijd vooruit. Toch is in de laatste tientallen jaren vrijwel alle aandacht gericht geweest op zijn kritisch werk. Ten onrechte. Oosterholt heeft een mooie keuze gemaakt en de gedichten in drie rubrieken ondergebracht. Mede dankzij zijn toelichtingen kunnen de verzen van deze thans als dichter ondergewaardeerde auteur weer ten volle genoten worden: 'Toen ik u voor 't eerst ontmoette / en mijn oog het uwe zag, / was het of me een engel groette / en me een hemel openlag! // Sneller dan de wolken zweven, / ging dat zoet gevoel voorbij, / door het wreed besef verdreven / dat geen roos ontluikt voor mij!'. Pocket (Griffioenreeks); kleine druk.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.