Verhalen uit de binnenstad
Shaun Tan
Eva Gerlach (Auteur), Sieb Posthuma (Illustrator)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Querido, 2001 |
MAGAZIJN : SCHOOLCOLLECTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : GERL |
31/12/2001
In zijn essay over de poëzie van Eva Gerlach, 'De liefde als auto-ongeluk', sprak Herman de Coninck zijn bewondering uit voor de 'uiterst ingewikkelde eenvoud' van veel van Gerlachs versregels. Die typering gaat niet minder op voor haar gedichten voor kinderen. Het is een eenvoud die raakt, confronteert en verheldert, die de diepte laat zien. Dat gold voor Hee meneer Eland (Querido, 1998) en dat geldt opnieuw voor Oog in oog in oog in oog.
"Idealiter raken oppervlak en diepte elkaar op onnadrukkelijke wijze in het gedicht." Deze uitspraak van Eva Gerlach typeert haar poëzie als geen ander. Het begin van haar gedichten klinkt vaak erg vertrouwd, als een gesprek aan de oppervlakte: "Het is dus zo dat ik op de fiets naar huis". Maar als snel volgt een paradox of iets vreemds wat het vertrouwde doet wankelen en als het ware de grond onder je voeten wegmaait.
In wezen vertrekt zowel haar poëzie voor volwassenen als die voor kinderen vanuit eenzelfde kijk op het leven, maar in de laatste kiest ze een ander standpunt of een andere motivering. In Hee meneer Eland en in Oog in oog in oog in oog wordt de werkelijkheid benaderd vanuit een kind, al is de verwoording duidelijk die van de (volwassen) dichter. Dit standpunt schuift andere thema's naar voren (zoals ruzie met ouders) of benadert thema's op een andere manier (zoals de liefde). Opvallend thema in Oog in oog in oog in oog is op de eerste plaats het zoeken naar zichzelf, de positionering tegenover de anderen.
Het thema van het zoeken naar jezelf staat alleszins centraal in de derde afdeling, in de eerste en tweede afdeling positioneert de ik zich tegenover een jonger zusje en een (adoptief)broertje. De eerste relatie wordt gekenmerkt door jaloezie, een gevoel dat in de fantasie vreselijke vormen aanneemt. De tweede relatie wordt getekend door gemis. Toch heeft H. sporen nagelaten, hij liet de ik - en de lezer - dingen zien die ze niet eerder zagen.
In de afdeling 'Hoeveel vossen ken je in Schotland?' komen de twee hoofddraden in de bundel samen in het gedicht 'Vijf' als een poging om de tijd en zichzelf vast te houden. Het gedicht doet denken aan de beroemde scène uit Le petit prince van Antoine de Saint Exépury.
Vijf
Deze bleef voor me staan en ik voor hem.
We keken elkaar aan, ik rook hem, hij
mij natuurlijk al veel langer. Moeten,
dacht ik, elkaar laten gaan,
maar nu nog niet. Nu moeten we nog oog
in oog in oog in oog niet bang en zo
lang het kan elkaar hier blijven groeten.
De afdeling 'Scherp zijn' is de kortste en telt drie gedichten. Ze is verwant aan de afdeling 'Eng' uit Hee meneer Eland. Ook hier komen duistere gevoelens naar boven: woede, angst en agressie. Ook hier zet de ik zich af tegen de ouders. Zij zijn de as maar "ik ben een lopend vuur. Ik ga nooit dood."
'Lief' bevat misschien wel de meest ultieme confrontatie met jezelf. Verliefdheid haalt je overhoop, keert je binnenstebuiten, dwingt je de sprong te maken "hoezo bang? Hoezo zoenen?" De ander trekt alles open, doet je luisteren naar de binnenkant, wekt verlangen en gemis en plaatst "springstof in onze lijven". De beelden in deze liefdespoëzie zijn wars van elk cliché maar glashelder en fascinerend tegelijk.
[Jan Van Coillie]
Dick Welsink
Eva Gerlach bewijst met deze tweede bundel gedichten voor de jeugd opnieuw dat zij zich verdraaid goed in de gedachtewereld van kinderen, met name meisjes, weet te verplaatsen. De meisjes die in deze gedichten figureren, lijken wat ouder dan die uit 'Hee meneer Eland' (1998). Dat geldt niet zozeer voor de eerste van de vijf afdelingen, "Vlieg op", waarin in zeven gedichten op geestige wijze de haat-liefde-verhouding tussen twee jonge puberzusjes gestalte wordt gegeven. Maar in "Lief", de laatste afdeling, die acht gedichten telt, gaat het op subtiele wijze over de gevoelens van ontluikende seksualiteit van een vijftienjarige. Gerlachs gedichten hebben een bijzondere, door enjambementen en binnenrijmen - haar handelsmerk - voortgestuwde cadans. De titel van de bundel is ontleend aan een gedicht uit de derde afdeling, "Hoeveel vossen ken je in Schotland". Sieb Posthuma tekende voor de zwarwitillustraties en de afbeelding in kleur op de voorzijde van de band van twee potplanten die letterlijk oog in oog met elkaar staan. Zelfstandig te lezen vanaf 13 jaar.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.