Pieter Daens, of Hoe in de negentiende eeuw de arbeiders van Aalst vochten tegen armoede en onrecht
Louis Paul Boon
Kris Humbeeck (Auteur), Kristoff Tilkin (Samensteller)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Ludion, 1999 |
MAGAZIJN : NON-FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : * 851.6 BOON |
Johan Vandenbroucke
2/ei/10 m
In De Kapellekensbaan (1953) had Louis Paul Boon geschreven: "ge zit weer aan uw schrijftafel, gelijk een patriarch die ver boven tijd en ziekte en dood en alle vergankelijkheden verheven is..." Gezeten aan zijn schrijftafel, precies eenentwintig jaar geleden, in de ochtend van donderdag 10 mei, overleed Louis Paul Boon. Hij werkte aan het boek De kasteelheertjes, over de ondergang van een familie grootgrondbezitters, en de laatste zin die hij schreef was: "Zonder afstammelingen - behalve dan hier of daar een buitenechtelijk kind, dat geen rechten kan laten gelden - zal de naam De Vis voorgoed de legende ingaan." Hij moet nog een kop oploskoffie hebben gemaakt, en hij heeft nog een sigaret gerold en opgestoken. Toen begaf zijn hart het. Zijn vrouw Jeanneke was naar de kapster; de volgende dag zou het echtpaar ontvangen worden op de Zweedse ambassade - het gerucht dat Boon de Nobelprijs zou krijgen werd jaar na jaar sterker. Hij was 67 jaar.
"Kalm denk ik soms aan de dood," had hij minder dan een maand eerder, op 16 april, in zijn dagboek geschreven: "Een of andere dag, van een of ander jaar in de nabije toekomst, moet het tóch gebeuren. Ik zal geen angst hebben, behalve als het met veel pijn en een langdurige ziekte moest gebeuren. Ik hoop van niet."
Veel eerder (in het voorwoord bij de derde druk van Zomer te Ter-Muren) had hij eens zijn sterfjaar voorspeld, op zijn Boontjes, al had hij zichzelf wel tien jaar meer gegeven: "Een standbeeld wil ik hebben, levensgroot, op de grote markt van mijn geboortestadje. Toeristen moeten het komen aankijken, schoolkinderen krijgen de gebeitelde inscriptie van buiten te leren - geboren 1912 gestorven 1989 - en de honden zullen er pootje tegen heffen." En ook in een van de postuum verschenen Verzamelde gedichten had Boon zich al over zijn nagedachtenis uitgelaten: "alleen een bronzen beeld zal ik nog zijn / en ergens draagt dan / een godverlaten straat mijn naam / waar kinderen spelen / en vrijers in een donker hoekje / dezer l.p. boonstraat staan".
Het standbeeld (voorlopig nog op de Grote Markt van Aalst) is er ondertussen gekomen, zoals al eerder de Louis Paul Boonstraat, een bescheiden woonerf, voorheen de Korte Sint-Kamielstraat, die in Het jaar 1901 beschreven werd als een straat waarvan een groot gedeelte alleen maar een blinde muur was, met daarachter een verwilderde tuin. De twintigste verjaardag van Boons overlijden werd vorig jaar met veel luister herdacht.
Toen verscheen ook Onder de giftige rook van Chipka. Louis Paul Boon en de fabrieksstad Aalst (Ludion/Querido), een prachtig vormgegeven overzichtsboek, samengesteld door Boon-biograaf Kris Humbeeck en Kristof Tilkin. Chipka is de naam van een kunstmatig eiland, dat ontstond tussen 1870 en '80 na de rechttrekking van de Dender, zoals in Pieter Daens staat: "Men liet de bocht van de rivier voor wat die was, en groef een recht stuk tussen Zeebergbrug en Sintannabrug. De lap verwilderde grond, tussen de oude Dender en het nieuwe Kanaal, werd meteen door het volk 'het eiland Chipka' genoemd." De naam komt ook voor in Vergeten straat, hoewel die roman in Brussel en niet in Aalst speelt: "Ik heb nochtans mijn keel hees geroepen! (...) nu moet men het tot in Chipka gehoord hebben."
Het kunstmatige eiland, met tal van fabrieken en hoge schoorstenen, belichaamde zowat de industrialisatie, en meteen ook het arbeidersverzet, van het provinciestadje Aalst. Boon woonde er als kind korte tijd in de (ondertussen verdwenen) Eilandstraat, maar verspreidde ooit het verhaal dat hij er geboren was. Dat klopt niet, al maakt Kris Humbeeck in een verhelderend betoog wel duidelijk dat Chipka "literair gesproken" de enige plek was waar Boon geboren had kunnen worden.
Humbeeck nuanceert nog meer mythen die over Boon de ronde doen. Bijvoorbeeld de tot vervelens toe herhaalde omschrijving "tedere anarchist", voor het eerst gebruikt door Hubert Lampo. Ook een andere nog steeds gangbare mening, dat Boon een ontgoochelde utopist en gevoelssocialist was, wordt door Humbeeck deskundig bijgesteld. Over de problemen van de nihilist Boon met propagandistisch links zijn er saillante voorbeelden. Er was bijvoorbeeld het weekblad Links, dat hem eind 1963 "namens de werkmensen" sommeerde om van de door hem geredigeerde cultuurrubriek in Vooruit "iets te maken dat van betekenis is (...) en dat getuigt van zijn socialisme".
In een interview merkte Humbeeck terecht op dat er "niet één, maar vele Bonen" zijn. Hij benadrukt de seismograaf Boon. Humbeeck: "Twintig jaar na zijn dood lijken de tijden rijp om de afbreker Boon echt te hérdenken. Want de trillingen die de literaire seismograaf heeft geregistreerd, zijn intussen aangezwollen tot de kleine schokgolven die onze wereld flink dooreenschudden. Wie zou durven ontkennen dat Louis Paul Boon een schrijver van en voor deze ontwrichte tijd is?"
Daar is niets op af te dingen, alleen opletten dat er geen nieuwe mythe ontstaat, waardoor dan weer andere aspecten onderbelicht raken. Al in Mijn kleine oorlog schreef Boon: "de hardste strijd in het leven is de strijd om niet bitter te moeten worden". Het overheersende beeld dat uit Onder de giftige rook van Chipka spreekt, is dat van een ontevreden, verbitterde Boon, die zich als schrijver door niemand begrepen voelde, behalve door enkele schaarse vrienden, zoals Gaston Burssens. Terwijl hij zich in de jaren zestig als lolbroek populair maakte bij televisiekijkend Vlaanderen, bleef hij zich als auteur miskend voelen. Zelfs nog na 1971, toen na Pieter Daens de roem begon en boontje naderhand zowat doodgeknuffeld werd.
Het relaas over Boons laatste jaren is bijwijlen onthutsend, maar wordt meteen ook overtuigend bevestigd met de publicatie van het beruchte dagboek dat Boon bijhield vanaf december 1977. Het dagboek van meneerke Boin - de titel wijst weer op een autobiografisch spel; het personage van meneerke Boin kwam ook al voor in de onderschatte roman Als het onkruid bloeit, waarin Boon afrekende met het bevoogdende socialisme - staat vol geklaag over te veel aandacht en te weinig begrip. Boon was opgeleefd, hij beschreef zich als een "levende dode", al schilderde hij ondertussen gretig naakten en werkte hij naarstig aan Het Geuzenboek, maar ook dan weer de vaststelling: "Ik heb het gevoel ergens reeds overleden te zijn."
Het is nu uitkijken naar de aangekondigde Boon-biografie van Kris Humbeeck, die al vaker bewees dat hij een ideale biograaf is; iemand die niet per se psychologisch wil duiden en wroeten om de ziel van Boon bloot te leggen, maar beseft dat literatuur een functioneel spel van maskers is. Naar eigen zeggen wil Humbeeck in de biografie "dat rollenspel van Boon reconstrueren, uitleggen waarom hij nu eens het ene en dan weer het andere masker opzet, hoe hij daar een bepaald effect mee wil sorteren en ook wel eens gefrustreerd raakt wanneer dat niet lukt." Dat belooft wat.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.