Elizabeth Costello
J.M. Coetzee
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Cossee, © 2019 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : COET |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Cossee, © 2019 |
VOLWASSENEN : ROMANS : COET |
Ludo Teeuwen
em/ov/22 n
J.M. Coetzees nieuwste boek, De dood van Jezus, is het sluitstuk van een trilogie waarvan ook De kinderjaren van Jezus en De schooldagen van Jezus deel uitmaken.
Strikt genomen kun je dit boek los van de twee andere lezen, maar het helpt als je de aanzet van het verhaal kent. Dat gaat over de kleine David, die als vijfjarige arriveert in een opvangcentrum, waar hij een verblijfsvergunning en een nieuwe naam krijgt, want zijn identiteitspapieren zijn zoek geraakt. Tijdens de lange reis over de oceaan heeft een oudere man, Simón, zich over de jongen ontfermd. Hij treedt in de rest van het verhaal op als een soort voogd of begeleider. Later ontmoet Simón, door wiens ogen de lezer de gebeurtenissen volgt, Inés. Zij wordt Davids adoptiemoeder. Tijd en plaats zijn onbepaald, de taal die gesproken wordt, en die ze als nieuwkomers moeten aanleren, is Spaans, maar dat geeft geen enkele aanwijzing voor waar we ons precies bevinden.
De titels van de boeken verwijzen naar Jezus, maar die naam komt verder in de hele trilogie niet voor. Wel zijn er aanwijzingen dat de kleine David die rol vertolkt. Hij is een opmerkelijk, eigenzinnig kind, dat zich soms ronduit irritant gedraagt, niet alleen tot wanhoop van zijn pleegouders, maar ook tot die van de lezer. Hij daagt uit, is betweterig, stelt regels in vraag en legt afspraken naast zich neer. Kortom, hij is 'speciaal'.
Apocrief
Over hoe Jezus als kind was, vernemen we enkel iets in apocriefe verhalen zoals het Kindheidsevangelie van Thomas. Coetzee neemt alle vrijheid om zijn personage vorm te geven. Soms lijkt het wel of hij zijn eigen apocriefe verhaal wil toevoegen aan de bestaande versies. Hij lardeert zijn tekst met al dan niet subtiele verwijzingen naar Bijbelverhalen. In De kinderjaren van Jezus duikt bijvoorbeeld geregeld het getal 'drie' op, of wordt er gewag gemaakt van brood en vissen. Of loopt David rond met een duif op zijn schouder. David verzamelt kinderen rond zich en gaat in discussie met volwassenen, zoals Jezus deed.
Coetzee rekent er dus op dat de lezer over wat Bijbelkennis beschikt, en dat brengt ons meteen bij Coetzees handelsmerk. Al van bij zijn debuut plaatst hij zijn teksten in een context van bestaande teksten, alsof hij ermee in dialoog wil gaan. Meestal tast hij de grenzen af van de vanzelfsprekendheid waarmee we die andere, vaak gecanoniseerde teksten interpreteren of aanvaarden. Of hij ondergraaft hun autoriteit en het beslag dat ze leggen op onze manier van denken. In de Jezusverhalen verwijst hij niet alleen naar evangelieteksten, ook Don Quichot waart erin rond: David raakt geobsedeerd door hem na de lectuur van een kinderversie.
Boodschap
In het pas gepubliceerde derde deel sterft de kleine David aan een korte, maar pijnlijke ziekte. Hij is nauwelijks tien jaar oud. Iedereen is het erover eens dat hij een bijzonder kind was dat met een boodschap kwam, maar wat die boodschap precies inhoudt, wordt nergens duidelijk.
Zijn omgeving verwacht dat David in zijn laatste uren eindelijk zal onthullen wie of wat hij is, maar de enige woorden die hij in zijn laatste uren uitbrengt, getuigen van angst en vertwijfeling: wie ben ik en wat doe ik hier? Hoe fantasievol de kleine David ook is, tegen de ultieme realiteit blijkt zijn verbeelding niet opgewassen.
Dat de verbeelding de realiteit niet aankan, is een interpretatie van mezelf als lezer, want Coetzee is - tot veler frustratie - niet de auteur die met een duidelijke boodschap komt. Het is ook best mogelijk dat de kleine David gewoon weigert om zijn geheim prijs te geven, een beetje naar analogie van Michael K in Wereld en wandel van Michael K uit 1983. Daarin doet de dokter die zich over Michael K ontfermt, al het mogelijke om te weten te komen wat zijn patiënt is overkomen, maar Michael geeft zijn verleden niet prijs, hij laat niet toe dat de dokter over hem een verhaal formuleert.
Die weigering om 'geframed' te worden past bij de essentie van Coetzees werk, dat gaat over de vraag in hoeverre teksten ons denken kunnen manipuleren of zelfs koloniseren. Doorgaans worden verhalen verwelkomd omdat ze ons helpen onze wereld beter te doorgronden; ze helpen ons de werkelijkheid te ordenen en zin te geven. Maar daarin gaat Coetzee niet mee. Wat als een verhaal beslag legt op iemand, zijn denken stuurt en hem van zijn vrijheid en verbeelding berooft?
Beckett
Dit is de 'gewelddadigheid van verhalen' die Coetzee in zijn oeuvre onder de loep neemt; hij verkent de ethische grenzen van het vertellen. Vanuit dat perspectief wordt het soms obscure proza van zijn jongste romans plots heel relevant. In een tijd waarin canonvorming op de politieke agenda staat en er identitaire bewegingen opduiken die ons proberen te vertellen wie we zijn of tot welk verhaal we behoren, schrijft Coetzee net verhalen die (proberen te) ontsnappen aan betekenisgeving of aan een onwrikbare waarheid.
Daarin is Coetzee schatplichtig aan Samuel Beckett. Beckett stelt zijn lezer voor een dilemma waaraan niet te ontsnappen valt: zonder terug te vallen op verhalen kunnen we geen normaal leven leiden of is het onmogelijk om de wereld te begrijpen. Tegelijk blijken die verhalen uiteindelijk altijd toch gewoon leugens te zijn. Taal biedt geen uitweg, want vaker dan ooit staat taal communicatie in de weg. Becketts personages brabbelen dikwijls maar wat, omdat ze gedwongen worden tot het gebruik van taal, maar het brengt hen niet dichter bij de essentie. Beckett problematiseerde de mogelijkheid tot communicatie steeds verder, tot op het punt dat taal het denken gewoon verhindert. Coetzee is zeker geen kopie van Beckett, maar als Simón zich in De schooldagen van Jezus ergens laat ontvallen dat ze weliswaar nieuwe namen gekregen hebben, maar dat ze net zo goed een nummer hadden kunnen krijgen, dan is Beckett niet ver weg.
Coetzees oudere romans hadden meer impact, maar zijn werk lezen is nooit vanzelfsprekend of vrijblijvend. Hij presenteert teksten met lege plekken, vertellingen die nergens toe lijken te leiden, maar die ons dwingen om na te denken over hoe we betekenis geven. Als je na de lectuur van dit drieluik met vele vragen achterblijft, dan heb je goed gelezen.
Vertaald door Peter Bergsma, Cossee, 224 blz., 22,99 €. Oorspronkelijke titel: 'The death of Jesus'.
Hans Bouman
em/ov/16 n
Zes jaar geleden publiceerde J.M. Coetzee het eerste deel van wat zijn Jezustrilogie zou worden: De kinderjaren van Jezus. De roman beschreef hoe een volwassen man, Simón, en een jongen, David, een zeereis maken en aankomen in een naamloos Zuid-Amerikaans land waar ze Spaans moeten leren spreken. Ze gaan op zoek naar een moederfiguur voor David en vinden die in Inés. Het drietal is duidelijk een variatie op de Heilige Familie.
In De schooldagen van Jezus belandt de inmiddels 7-jarige David op de dansacademie van Estrella, waar hij leert over het verband tussen dansen en de sterren.
Beide boeken zijn doordesemd van filosofische gesprekken, in de eerste plaats tussen Simón en David - waarbij de laatste zijn pleegvader onophoudelijk met socratische vragen confronteert. De dialogen zijn allesbehalve natuurlijk, de personages allerminst levensecht: het is duidelijk dat de romans een allegorische betekenis hebben.
In het slotdeel, De dood van Jezus, is David 10 jaar oud en is Don Quichot uitgegroeid tot zijn Bijbel. Hij beschouwt het als een waargebeurde geschiedenis en heeft geen oor voor Simóns tegenwerping dat het boek waarschuwt dat je je niet moet laten meeslepen in een fantasiewereld.
Waar hij in Schooldagen al te pas en te onpas meedeelde dat Simón en Inés niet zijn echte ouders zijn, besluit David nu in weeshuis Los Manos te gaan wonen. Daar wordt hij overvallen door een geheimzinnige ziekte die hem dreigt te verlammen. Vanaf zijn bed vertelt hij de weeskinderen zelfverzonnen verhalen waarin Don Quichot de rol van raadgever en verlosser heeft.
De verwijzingen naar Jezus en het Oude Testament zijn opnieuw legio, van de wandeling over het Meer van Galilea tot de scène waarin koning Salomo zijn befaamde oordeel uitspreekt. Terwijl David zijn held Quichot messiaanse kwaliteiten toedicht, beschouwen de wezen van Los Manos en steeds meer volwassenen David als hun meester. En hoewel zijn boodschap niet verder reikt dan de vraag 'waarom ben ik hier?', zien ze in hem een gidsend licht. Ook als David uiteindelijk sterft, blijft hij voor zijn discipelen springlevend. De herdenkingsplechtigheid vindt plaats rond een lege kist ('want hij is niet dood') en er wordt een plan gesmeed om de ingemetselde urn met Davids as te laten weghalen.
De dood van Jezus is te interpreteren als een roman over het ontstaan van religie. Er zijn onbeantwoordbare vragen die beantwoord dienen te worden. Waar de messias die onvoldoende geeft, schieten zijn volgers en evangelisten te hulp.
In de briljante afronding laat Coetzee twee kinderen hun oordeel geven over de roman Don Quichot, die ze bij de bibliotheek hebben geleend. Het eerste kind zegt: 'De boodschap van het boek is, we moeten naar Sancho luisteren want hij is niet degene die gek is.' Het tweede kind zegt dat de boodschap van het boek is dat Don Quichot doodging zodat hij niet met 'Dulcania' kon trouwen.
In Coetzees context zijn deze twee evaluaties evenzovele geselingen voor het begrip religie.
****
Uit het Engels vertaald door Peter Bergsma. Cossee; 224 pagina's; € 22,99.
Jeroen Maris
em/ov/26 n
Je wordt nooit zachtjes gewiegd door de romans van J.M. Coetzee. Ik geloof dat de vitale oude meester het schunnig zou vinden om zijn lezers een krokant verhaal op te warmen, afgetopt met een lesje dat zich in een krantenkop laat ballen. De Zuid-Afrikaan zou zichzelf verloochenen als hij niet neurotisch zou tasten naar de diepste wortels van de mens, dat vreemde dier dat ontredderd over een blauwe bol loopt. Coetzee is geen schrijver van het compromis. Maar hoever mag een mens precies gaan in radicale eigengereidheid? Die vraag heeft Coetzee de afgelopen jaren onderzocht in zijn Jezus-trilogie. ‘De dood van Jezus’ is het sluitstuk, na ‘De kinderjaren van Jezus’ en ‘De schooldagen van Jezus’. Daarin volgde de schrijver David, een jongen die is komen aanspoelen in een onbenoemd Spaanstalig land, en onder de hoede wordt genomen door Simón, die besluit zijn vader te worden. Simón zoekt vervolgens een vrouw die de moederrol op zich wil nemen, en vindt Inés. Het nieuw samengestelde gezin met Bijbelse referenties is een feit. Want ook al is de Jezus uit de romantitels in geen velden of wegen te bekennen (je zult het altijd zien: net wanneer je God nodig hebt, is-ie om sigaretten), het is duidelijk dat we in David een literaire variant van de Nazarener mogen zien. Coetzee heeft een heel kegelspel van evangelische referenties opgezet, en is zelf de hond die daarin een beetje uitdagend gaat staan kwispelstaarten. Voor wie de Bijbel beheerst – geen kwaad werk, overigens, al wonnen de auteurs er Nobelprijs noch Booker Prize mee – is het intensief verwijzingen, knipogen en subtiele verhaspelingen turven. Zo ook in dit derde deel: David sterft, en wel na een heftige lijdensweg. Niet dat hij een kruis een berg op moet sjouwen, zo obvious wil Coetzee niet zijn. David sterft in een krakkemikkig ziekenhuis aan een bizarre, woekerende ziekte. Hij is 10 jaar, en op eigen initiatief verhuisd naar een weeshuis. Die zelfgekozen verbanning is een zoveelste uiting van zijn gulzige individualisme. David is obstinado: onhandelbaar. Of, afhankelijk van welke lezing je verkiest, een wonderjongen. Als ‘Don Quichot’ het enige boek is dat een 10-jarige wil lezen, en als hij weigert om een horloge te dragen omdat het ‘de getallen vastlegt in een circulaire volgorde’ en hij dat ondraaglijk vindt, hebben we dan te maken met een brutaal genie, of toch gewoon met een onnavolgbaar kutkind? ‘Met Don Quichot gebeurt nooit iets ergs omdat hij zijn lot meester is,’ argumenteert David tegenover zijn pleegouders. Hij wil zijn vleugels niet geknipt zien, en met zijn buitensporige intelligentie, zijn talent voor dansen en voetballen en zijn obsessie voor ‘Don Quichot’ alleen de wereld in. Aan de randen van zijn leven mogen geen ouders pulken. David wil winnen, terwijl Simón en Inés hem proberen te leren dat verlies misschien wel het kostbaarste cadeau is voor een mens – omdat het zacht, weerloos en bescheiden maakt. Toch is David niet het prototype van de narcistische einzelgänger. Hij lijkt bezeten door een missie, door de onwrikbare overtuiging dat hij er is om mensen te redden. Zie ook: de Nazarener. En zodra hij ziek wordt, ontstaat er toch iets van intimiteit tussen de jongen en zijn ouders. Wanneer de dood al staat te balken, worden ze in extremis toch nog een gezin. Het is een stevige hap, ‘De dood van Jezus’, en bij uitbreiding de hele trilogie. Zeker als Dmitri op het toneel verschijnt, een personage dat in ‘De schooldagen van Jezus’ al een kwalijke rol speelde, worden de hermetische theorieën hemelhoog getast. Maar wie doorbijt, vindt een existentiële bespiegeling over identiteit. En wie toevallig kinderen of ouders heeft, zal de nijpende vragen herkennen. ‘We moeten de mogelijkheid onder ogen zien dat het de bedoeling was dat jij en ik maar korte tijd zijn ouders zouden zijn,’ somberen Simón en Inés – en ik geloof niet dat Coetzee hier een verschil maakt tussen natuurlijke en pleegouders. De wet van vraag en aanbod wordt zelden nageleefd als het gaat over wat kinderen hun ouders kunnen geven en wat ouders hun kinderen kunnen geven. ‘Ik heb er nooit om gevraagd om die jongen met die naam te zijn,’ zegt David op zijn ziekbed tegen zijn ouders. Wat doen we onze kinderen toch aan door ze geboren te laten worden, terwijl we zelf niet veel meer bezitten dan vage ideeën, etterend verdriet, wat hoop en een beetje liefde? Hadden we de Nazarener nog maar om het aan te vragen.
J.J. Wolrich
De tienjarige David woont bij Simón en Inés. Bij een partijtje voetbal met zijn vrienden ontmoet hij de directeur van een weeshuis, die hem uitnodigt tegen de wezen te komen spelen. David besluit vervolgens in het weeshuis te gaan wonen, omdat hij zich ook een wees voelt en de relatie met zijn pleegouders steeds afstandelijker wordt. David is een uitzonderlijk intelligente jongen die intuïtief weet wat hij wil. Na korte tijd loopt hij een infectie op en komt hij in het ziekenhuis terecht. De artsen staan voor een raadsel en David wordt steeds zieker. Simón en Inés halen hem uit het ziekenhuis, maar dat is zinloos. En ze verliezen steeds meer het contact met hem. Het is fijnzinnig, filosofisch proza, dat geschreven is in een prachtige, poëtische stijl. Als lezer blijf je steeds in de ban van het verhaal. 'De dood van Jezus' is na 'De kinderjaren van Jezus'* en 'De schooldagen van Jezus'** het derde deel van een trilogie, maar is ook afzonderlijk te lezen.
Hans Achterhuis
em/ov/23 n
Filosoof en theoloog Hans Achterhuis (1942) was de eerste Denker des Vaderlands. Hij publiceerde dit jaar 'Coetzee, een filosofisch leesavontuur'.
Deze herfst wachtte ik vol ongeduld op het slotdeel van J.M. Coetzee's Jezustrilogie, 'De dood van Jezus'. En het loonde. Net als de evangeliën getuigt deze roman van een bijna bovenmenselijke inspiratie. Daarnaast is hij ook nog eens buitengewoon spannend. Je wilt als lezer weten hoe het afloopt met de 10-jarige David die - ik liet niet voor niets het begrip 'evangelie', goede boodschap, vallen - beweert dat hij een boodschap voor zijn vrienden heeft, ja misschien zelfs voor de hele mensheid.
Door deze spanning verschilt deze roman van zijn twee voorgangers 'De kinderjaren van Jezus' en 'De schooldagen van Jezus'. Vooral in het eerste boek verloopt het verhaal soms tergend traag. Pas tegen het eind van het tweede deel grijpt Coetzee de lezer bij de lurven om hem in 'De dood van Jezus' niet meer los te laten.
Dat is trouwens uitstekend apart te lezen, want Coetzee vertelt en passant voldoende om de voorgeschiedenis van David inzichtelijk te maken. Als vijfjarig jongetje is hij over een zee waarin de mensen schoongewassen worden van hun herinneringen in een vreemd, onbekend land terechtgekomen. Ieder die hier arriveert, moet helemaal opnieuw beginnen met het leven. Onderweg is David zijn moeder kwijtgeraakt. Simon, een oudere man die ook op de boot zat, heeft zich over hem ontfermd en vindt zelfs in de persoon van Inez een moeder voor hem. Ze vormen nu al vijf jaar een gezinnetje, een afspiegeling van de Heilige Familie, waarin Jozef immers ook niet de echte vader van Jezus is.
Dat is een van de allegorische krachtlijnen van 'De dood van Jezus'. Coetzee bezit de gave om een spannend boek vol te stoppen met intertekstuele signalen.
Dat de jonge David een messiasfiguur is, staat centraal in de bijbelse lijn. Daarnaast is er ook een Grieks-filosofische lijn, die vooral bij Plato aansluit. Diens idee over de hemelse getallen die een aankomend wijsgeer diende te bestuderen, is in de persoon van David geïncarneerd, die danst op de muziek van de sferen. In de derde plaats leest hij 'Don Quichot' en wordt hij zelf gelijk aan de held uit de tekst van Cervantes. Dankzij dit boek dat hij in een kinderversie ongeveer uit zijn hoofd kent, durft hij te beweren: 'Ik weet hoe de wereld in elkaar zit'.
Volgens mij staat Don Quichot hier naast de Bijbel en de Griekse filosofie voor de roman in het algemeen als één van de drie culturele steunpilaren van de westerse beschaving. Om het nog ingewikkelder te maken lopen de drie krachtlijnen voortdurend in elkaar over.
Zoals Jezus in de evangeliën zijn gelijkenissen aan het toegestroomde volk openbaart, vertelt David vanaf zijn ziekbed aan zijn vrienden allerlei parabels met Don Quichot als hoofdpersoon.
Dat David een soort bijbelse messias is, is alleen al door de titels die Coetzee zijn romans geeft zonneklaar. Hoe zit dat met de andere personages?
Het is niet moeilijk om de naam van Simon te verlengen tot Simon Petrus, een van Jezus' discipelen. Petros betekent 'steen', maar is hij wel de rots waar diens volgelingen op kunnen bouwen? Is hij misschien de verrader van David?
En dan Dmitri, de andere mannelijke hoofdpersoon. We namen in het tweede deel afscheid van hem als een moordenaar die naar de zoutmijnen werd verbannen. Hier ontmoeten we hem verrassenderwijs weer als de belangrijkste discipel van David. Hij werkt als schoonmaker in een ziekenhuis en beweert dat hij door dat nederige baantje 'een nieuw mens' is geworden.
Maar is dat wel zo? Simon, de verteller van het verhaal, kan Dmitri niet uitstaan. Volgens hem is hij een leugenaar die David wil verleiden. Ga je als lezer met Simon mee en vind je Dmitri een verachtelijke verrader of vergist Simon zich en moeten we juist Dmitri als een soort positieve Petrusfiguur zien?
De bijbelse en filosofische lijnen komen, ondersteund door de persoon van Don Quichot, samen in de van Plato stammende mythe over de ziel als gevleugeld tweespan. De ratio is volgens Plato de wagenmenner die een wit en een zwart paard moet besturen. Het zwarte paard is het laagste deel van de ziel, waar de hartstochten zetelen. Het witte paard staat voor het hoogste zieledeel van de wil. In de geschiedenis van de filosofie komt het witte paard er meestal positief van af. In 'De dood van Jezus' is dat precies andersom.
In een van de parabels van David wordt Don Quichot in een kooi op een kar door Ivoor en Schaduw, een wit en een zwart paard, getrokken. Ze rijden naar 'een onbekend land'. "Ik zal gaan waar het donkere paard me voert", zegt Don Quichot. Wanneer hij dit hoort, vliegt Ivoor de hemel in 'om nooit meer te worden gezien'. Schaduw blijft volgens David dapper de kar trekken. Dmitri reageert enthousiast op deze keuze, die tegen de hele filosofische traditie ingaat: "Glorie, glorie, glorie."
Wat kan dit allemaal betekenen? Is Simon, die spottend 'de man van de rede' heet, toch de leidsman? Is het zijn taak om het zwarte paard met alle harstochten te beteugelen en bij te sturen?
Laat ik hier nog aan toevoegen dat Don Quichot op zijn tocht met het tweespan langs een brandende struik komt, waaruit een goddelijke stem hem maant te kiezen voor één van de twee paarden. Dat die stem van God lijkt te komen, staat niet in de tekst van Coetzee, maar dat we hier met het oudtestamentische brandende braambos - waarin God zijn naam openbaart - te maken hebben, ligt voor de hand. Die goddelijke naam 'Ik ben die ik ben', vinden we wél twee keer terug in Coetzee's tekst.
David gebruikt die naam voor zichzelf. Is hij inderdaad de goddelijke Messias, die als opdracht heeft de mensen te redden en een boodschap mee te geven? Voor de goede lezer maakt Coetzee duidelijk dat David een mislukte messias is. Hij mag dan mooie, aansprekende gelijkenissen vertellen en veredelde goocheltrucs met dobbelstenen als wonderen verkopen, de echte messiaanse beloften kan hij niet vervullen. In de bijbelse belofte van een nieuwe hemel en een nieuwe aarde die de profeet Jesaja verkondigt, zullen 'de wolf en het lam tezamen weiden'.
In 'De dood van Jezus' maken we kennis met de waakhond Bolivar, die als 'de neef van de wolf' wordt gepresenteerd, en het lam Jeremia als favoriete dieren van David. Hij wil beide bij zijn ziekbed hebben. Hij neemt het lam in zijn armen naast Bolivar, die hij wil leren om lief te zijn. Zijn blik houdt de kwijlende hond op afstand. Maar hij valt in slaap en de volgende morgen ontdekt Inez dat Jeremia veranderd is in 'een bloederige massa huid en ledematen op de ooit schone vloer'.
Een mislukte messias dus. Uiteindelijk blijkt David ook helemaal geen boodschap te hebben. Vlak voor zijn dood is hij te moe om die uit te spreken. Simon en Inez, maar ook Dmitri kennen de inhoud van de boodschap niet.
'De dood van Jezus' neemt hier een wending die aan 'Dit zijn de namen' van Tommy Wieringa doet denken. In deze roman wordt het ontstaan van een pendant van de joodse godsdienst op schitterende wijze naar de hedendaagse vluchtelingenproblematiek verplaatst. Aan het eind van zijn boek laat Coetzee doorschemeren dat ook op de dood van David, een religie, dit keer een variant van het christendom, kan worden gebouwd. Daarvoor is geen boodschap nodig, de charismatische persoon van David is voldoende. Dmitri regelt het allemaal. Het weeshuis waar David verbleef, wordt een bedevaartsoord, op zijn graf dat 'leeg' is, moet een monument verrijzen. Simon weigert echter op te treden als getuige die het grootste deel van het leven van David heeft meegemaakt. Hij blijft achter met het stukgelezen boek van Don Quichot.
In het exemplaar dat uit de schoolbibliotheek komt, wordt aan de leners gevraagd wat de boodschap van dit boek is. Ik pik er het eerste antwoord uit: "Ik vind Sancho leuk. De boodschap van het boek is, we moeten naar Sancho luisteren want hij is niet degene die gek is." Daar schiet Simon niet veel mee op. David heeft tenslotte alleen maar naar Don Quichot geluisterd. Wat heeft dat opgeleverd? In de laatste zin van de roman erkent Simon dat 'nooit bekend zal zijn wat, in de ogen van David, de boodschap van het boek was'.
Vert. Peter Bergsma Cossee; 220 blz. € 22.99
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.