Tegen de keer
Joris-Karl Huysmans
Joris-Karl Huysmans (Auteur), Rokus Hofstede (Vertaler), Martin de Haan (Vertaler), Sander Bink (Inleider)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Lebowski Publishers, 2019 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : HUYS |
Alexandra De Vos
te/ep/13 s
'Er is geen vrouw die deugt', schreef Schopenhauer in zijn essay Over vrouwen. Met die uitspraak kroonde de filosoof zich tot de beroemdste vrouwenhater van de negentiende eeuw. Maar hij was lang niet de enige. De vrouw, die in de romantiek op een voetstuk werd gezet en bezongen door groten als Goethe en de zussen Brontë, door Poe, Shelley en Byron, tuimelde daar rond het midden van de eeuw van af.
In de romans en de kunst van die dagen tekende zich een nieuw type af: de verraadster, de femme fatale, de overspelige vrouw. Denk aan Baudelaires minnares met verraderlijke ogen in 'L'Invitation au voyage', aan Flauberts Madame Bovary, aan de wufte Salomés van Félicien Rops en Aubrey Beardsley. Wellustige dieren zijn het, uit op mannelijke prooien die ze na de daad met huid en haar verslinden - of financieel te gronde richten.
En doen ze dat bij de symbolisten en in de decadente literatuur nog met enige zwier, bij de naturalistische vrouwenhaters is het met het zwakke geslacht een en al ellende. Een gitzwart voorbeeld is En ménage (1881), een vroege roman van Joris-Karl Huysmans (1848-1907). U kent deze verfijnd schrijvende Parijzenaar waarschijnlijk van À Rebours ( Tegen de keer), een roman over de passies van de dandy Des Esseintes. Maar vooraleer Huysmans met dat werkstuk kon doorbreken, had hij het realisme beproefd.
Meneer Doorsnee
In navolging van Zola goot hij een flinke emmer bleekwater over de helden en heldinnen van de romantiek. Wat overbleef, waren kleurloze levens in vuil ondergoed. Een vrijgezel op zoek naar een warme maaltijd in À vau-l'eau, arbeidsters met armetierige dromen in Les Soeurs Vatard. En in En ménage, vertaald als Aan de vrouw, proberen twee gemankeerde kunstenaars aan de vrouw te komen. En om dan weer aan die vrouw te ontsnappen, want met vrouwen kan je beter helemaal niet te maken hebben, zo vindt Huysmans.
'Het is de onweerlegbare waarheid dat een vrouw, hoe stompzinnig en bekrompen ze ook is, de intelligentste en scherpzinnigste man altijd zal bedotten.' Aan het woord is de schilder Cyprien, boezemvriend van schrijver André Jayant. André en Cyprien zijn jong en cynisch, en leven van een magere rente. Ze dromen van de doeken en boeken die ze nooit zullen schilderen of schrijven. Vooral André is een meneer Doorsnee, een onbeduidende persoonlijkheid die niet warm of koud wordt van het leven en altijd een 'net voldoende' haalde op school. Maar dat belet hem niet om af te geven op de pleziertjes van de massa en op de burgerlijke moraal. En dan de meisjes: die zijn het ergst. Dikke blonde taarten, valse loeders, 'een kraam van onrijpe boezems en kunstmatige derrières, zedelijk gezien een eeuwige ideeënslapte, een mesthoop van gedachten in een roze kop!'
En de grootste ellende: je kunt niet mét en je kunt niet zonder. Mét een vrouw heb je de ellende van een gedeeld bed, 'het porren met de ellebogen of het schoppen met de voeten, de vermoeienis van opgeëiste strelingen, de sleur van voorspelbare kussen!'. En als vrijgezel is er de ellende van koude maaltijden op ongeglazuurd aardewerk, niemand die je knopen aannaait of het bed openslaat, 'de werkster die je kaarsen en je suiker gapt!'
Als de minnaressen opdrogen en de fondsen voor meisjes van plezier al evenzeer, als het koude vrijgezelleneten niet meer te vreten is, ziet André zich toch genoodzaakt om te trouwen. Hij kiest het burgermeisje Berthe. Zij is even onbeduidend als André, wordt niet warm of koud van haar man, en hoopte eigenlijk vooral op schrijverssoiréetjes of gratis tickets voor het theater. Als de eerste de beste fat haar verleidt en André haar betrapt, is het na twee jaar uit met het huwelijk.
Slapstick
Wat volgt is een heuse 'onderrokkencrisis', waarin André met verschillende vrouwen aan zijn behoeften tracht te voldoen, maar door armoede en gierigheid op zichzelf wordt teruggeworpen. Cyprien, die zich ondertussen gesetteld heeft met een brave meid ('een krachtige, vredige koe') raadt hem aan om Berthe te vergeven en terug te keren naar de huwelijkse staat. Die zal hem voorgoed genezen van zijn kunst en zijn vleselijke kwellingen, en hij zal eindigen als elke burgerman: respectabel en stompzinnig. 'Geen talent meer, een goede gezondheid, wat een droom!'
U hoort het al: Aan de vrouw is zwaar pessimistisch, zo troosteloos dat het slapstick wordt. Huysmans zelf noemde zijn humor 'zwart, met wat wrange Britse koddigheid'. Het is niet meteen Monty Python, maar het heeft wel een absurdistisch, opwekkend effect. Want zò erg is je eigen leven niet als je het vergelijkt met de treurigheid van Huysmans' kleine zielen, die tot geen liefde of werkzaamheid in staat zijn.
En tussen de sombere verhaallijn staan pareltjes van prozaschetsen die het Parijse straatleven anno 1880 tot leven wekken. Volksmarkten met anijskoeken, kousenbanden, 'gevierendeelde konijnen en dood gevogelte', en daartussen de foeterende, roodaangelopen koopsters - of de tavernes met goedkope wijn en tweedekeus kip. Huysmans is ook een schildersziel met een fijnzinnig penseel.
Van cynicus tot katholiek
En de vrouwenhaat, wat doe je daarmee in de eenentwintigste eeuw? Bij Huysmans' opvolgers klinkt die even onfris, en daarbij minder grappig. Charles Bukowski, Gerrit Komrij, Michel Houellebecq - de lijst is lang, en internationaal. Het is trouwens dankzij Houellebecq dat Huysmans weer in de belangstelling staat, en dat Aan de vrouw na 140 jaar in het Nederlands vertaald werd. Het hoofdpersonage in Houellebecqs roman Soumission is een Huysmans-expert, en hij herhaalt Andrés zoektocht naar een onderdanige, stoofpotjes kokende vrouw.
Huysmans zelf gaf de 'rokkenkoorts' helemaal op, nadat hij jarenlang af en aan met een minnares had geleefd. Hij wierp zich in de schoot van de katholieke kerk, schreef romans over zijn bekering, en werd oblaat. De voormalige cynicus stierf kuis aan keelkanker. Er was geen vrouw om het moment te verpesten. En al was Huysmans dan een mannelijke chauvinist en een knorpot, van de talentloze onbeduidendheid van zijn antihelden kan je hem niet betichten.
Vertaald door Martin de Haan en Rokus Hofstede, Lebowski, 304 blz., 21,99 € (e)book 9,99 €). Oorspronkelijke titel: 'En ménage'.
Wineke De Boer
em/ec/07 d
'De afkeer van alles wat dom was aan vrouwen had André genezen van de vrouw. Hij verzonk in milde apathie, in een toenemende behoefte om te blijven waar hij was, een soort Vlaamse voldaanheid, lekker in zijn stoel, domweg gelukkig met een volle maag en warme voeten.' Helaas voor André, een half mislukte schrijver die leeft van een kleine rente, duurt dit moment van volmaakt geluk niet lang. Net als zijn beste vriend Cyprien, de drieste, armlastige schilder die dagdroomt van grootse schilderijen waarop niet de natuur, maar de stad wordt verbeeld, kan hij niet mét en kan hij niet zonder.
André en Cyprien zijn de hoofdpersonen in een naturalistische, kostelijke zedenroman uit 1881 van Joris-Karl Huysmans (1848-1907): En ménage. Hij is nu voor het eerst vertaald door het duo Martin de Haan en Rokus Hofstede en verschenen onder de prachtige titel Aan de vrouw.
Huysmans, die drie jaar later bekend wordt met A rebours, de bijbel van het decadentisme, zou een oerconservatieve vrouwenhater zijn, maar uit dit grappige en op enkele pagina's zelfs ontroerende boek kun je net zo goed het tegendeel opmaken. Toegegeven, het verwende kindvrouwtje met wie André is getrouwd, strekt (zeker in het begin) niet tot voorbeeld, maar verder zijn de vrouwen in Aan de vrouw stevige, pragmatische tantes die van wanten weten.
André daarentegen is een gevoelige slappeling die maar één keer daadkrachtig optreedt: als hij zijn vrouw verlaat nadat hij haar (in een slapstickachtige scène) betrapt heeft op overspel. Cyprien is een sympathieke praatjesmaker die de wereld zou willen veranderen met zijn kunst, maar zijn geld en gezondheid verspilt aan drank en vrouwen.
Een tijdje is André gelukkig, alleen in zijn appartement dat hij naar zijn eigen zin heeft ingericht. Hij woont tegenover het ministerie van Binnenlandse Zaken en in plaats van te werken kijkt hij vaak naar de ambtenaren die er achter hun bureaus zitten. Een van hen zien we terug in een charmant kort verhaal van Huysmans uit 1888 dat nu is vertaald door Walter van der Star en is verschenen bij de kleine uitgeverij De Wilde Tomaat: De pensionering van meneer Bougran. Met twee Nederlandse vertalingen tegelijk, én een Franse Pléiade-uitgave van bijna tweeduizend pagina's, kun je inderdaad, zoals vertalers De Haan en Hofstede dat doen in hun nawoord bij Aan de vrouw, spreken van een 'Huysmans-revival'. En terecht.
Niet alleen beschrijft Huysmans op smakelijke wijze het huiselijke leven in Parijs aan het einde van de negentiende eeuw, ook heeft hij zonder schroom 'modern' willen zijn met deze grootsteedse roman. In zijn Parijs rijden omnibussen en schitteren straten door verlichte etalages, fabrieksschoorstenen walmen in de voorsteden en arbeidsmigratie naar het al verder geïndustrialiseerde Engeland komt ook al voor. En dat alles op een ongekunstelde manier en zonder te moraliseren.
Uiteindelijk raakt ook Cyprien, verstokt vrijgezel, tot verbazing van André, 'aan de vrouw': 'Dat bewijst maar één ding, lieve vriend, namelijk dat geen enkele man slim en geen enkele man sterk is als het om vrouwen gaat. De lui die het hevigst op vrouwen afgeven zijn de lui die het bangst zijn.'
*****
Joris-Karl Huysmans: Aan de vrouw.
Uit het Frans vertaald door Martin de Haan en Rokus Hofstede. Lebowski; 303 pagina's; € 21,90.
*****
Joris-Karl Huysmans: De pensionering van meneer Bougran.
Uit het Frans vertaald door Walter van der Star. De Wilde Tomaat; 38 pagina's; € 7,90.
Naar gegevens van Arjen van Meijgaard
De roman ‘En ménage’, zoals de oorspronkelijke titel luidt, is voor het eerst verschenen in 1881 en de derde en meest succesvolle roman van de Franse auteur Joris-Karl Huysmans (1848-1907). André Jayant, een schrijver ten tijde van het fin de siècle, heeft moeite met relaties maar ook met het alleen zijn. Wanneer zijn vrouw hem bedriegt, verlaat hij haar en krijgt hij iets met een chique prostituée. Ook dat kan niet lang standhouden en zijn volgende geliefde is een vrouw uit de arbeidersklasse. Wanneer deze naar Londen vertrekt, zoekt hij zijn heil weer bij zijn eerste vrouw. Los van de schetsen van het leven in Parijs rond die tijd is de onderliggende nihilistische thematiek redelijk tijdloos: de sleur van het huwelijk, de zin van het leven, het spanningsveld tussen de vrijheid van het kunstenaarsmilieu en de gebondenheid van het burgerlijk bestaan. Dit laatste komt vooral naar voren in de gesprekken tussen Jayant en zijn schildersvriend Cyprien. Met een voorwoord van fin de sièclekenner Sander Bink en een nawoord van Martin de Haan en Rokus Hofstede.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.