Het duikersspel
Jesse Ball
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Em. Querido's Uitgeverij, 2018 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : ROMANS : BALL |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Em. Querido's Uitgeverij, 2018 |
VOLWASSENEN : ROMANS : BALL |
Marnix Verplancke
em/ec/05 d
Wat doet het hebben van een kind met het syndroom van Down met een mens? Hij verandert erdoor, maar hoe? Sluit hij zich op in zijn gezin? Of gaat hij juist de straat op omdat hij zijn zoon of dochter wil tonen dat we allemaal anders zijn, maar toch zo gelijkaardig? Dat is het uitgangspunt van Jesse Balls roman Census - een uitgangspunt dat trouwens vanuit een heel persoonlijke drijfveer vertrekt, zoals de auteur in zijn voorwoord schrijft.
Twintig jaar geleden stierf Jesse Balls broer Adam. De jongen had down, en Ball ging ervan uit dat hij na de dood van hun ouders voor Adam zou moeten zorgen. Toen de jongen stierf, voelde hij zich echter niet bevrijd; eerder gekortwiekt. Daarom besloot hij een boek over hem te schrijven, om hem toch nog alle eer te schenken die hij verdiende. Of, beter gezegd: een boek rondom hem, want Census gaat niet over twee broers, maar wel over een vader en een zoon, en het is die vader die het woord voert.
Op weg naar Z
De man is een arts die te horen heeft gekregen dat hij nog maar een paar maanden te leven heeft. Tijd om dat te doen wat zijn overleden vrouw en hij altijd van plan geweest waren: het land rondreizen met hun zoon met het syndroom van Down. Alleen weet hij dat hij niet meer zal terugkeren. Een rondreis wordt het dus niet, eerder een tocht naar het einde van de wereld. Hoofdstuk na hoofdstuk reizen ze naar het noorden, van stad A naar gemeente B naar gehucht C, en terwijl de mensen schaarser worden en de natuur uitbundiger, komen vader en zoon dichter bij elkaar.
Samen zijn ze op weg naar Z, of naar nergens, het hangt er maar van af hoe je het bekijkt, want de vader heeft zich opgegeven om als volksteller aan de slag te gaan, en als er iemand is die van nergens naar nergens reist en nooit ergens echt aankomt, zal het wel een volksteller zijn. Vader en zoon bellen aan, proberen details uit het leven van de geïnterviewden te puren en plaatsen nadien een kleine tatoeage op hun rib, als teken dat zij al ondervraagd zijn. Op die manier ontmoeten ze de gekste figuren, zoals de twee zussen - eentje met nymfomanie en eentje met een mannenfobie - die samen boeken schrijven, een arts wiens duimen door zijn vader werden afgeknipt zodat hij niet in een gevaarlijke touwslagerij zou kunnen gaan werken, en een jongeman die dag in dag uit houten puzzels maakt.
Het zou Jesse Ball zelf kunnen zijn, denk je dan, want niet alleen heeft zijn roman een bijzonder hoog kafkagehalte, zowat tot halverwege lijkt hij verbijsterend onbegrijpelijk te zijn. Wat bijvoorbeeld te denken van de steeds terugkerende verhalen over mensen die in aalscholvers willen veranderen, net zoals Satan in Miltons Paradise Lost? Hoe verder je leest, hoe duidelijker het echter wordt waar Ball naartoe wil. Wie orde wil, moet uit de chaos oprijzen, of deze juist omarmen en er de schoonheid van inzien natuurlijk. En dat is wat in Census gebeurt. Het volkstellen wordt steeds minder belangrijk. De vader vertelt veel over zijn overleden vrouw, hoe hij haar ontmoette en hoe zij sprankeling en humor in zijn leven bracht. Laat eens een klem of een tang achter in het lichaam van een patiënt, gaf ze hem de raad, met een briefje erbij voor de vinder. Maar hij deed dat natuurlijk nooit.
Witregels
Jesse Ball is het wonderkind van de Amerikaanse tegendraadse roman. Drie jaar geleden verscheen van hem Sinds het zwijgen begon, een filosofische fabel waarin stilte soms meer zei dan woorden. Net zo zeggen de vele witregels in Census vaak meer dan de dialogen. Ze zeggen iets over de liefde van een vader voor een kind, over de wijze waarop wij mindervaliden niet als volwaardige mensen beschouwen, en vooral ook over de ondraaglijke leegte van het gewichtloze leven.
Ieder mens is op zoek naar die specifieke last die zijn leven waarde zal geven, vat de vader uiteindelijk zijn levensfilosofie samen, en zolang hij die niet gevonden heeft, komt hij niet aan leven toe. Voor de vader is die verlossende last zijn zoon, net zoals hij voor Jesse Ball zijn broer Adam was.
Querido, 280 p., 20,99 euro Vertaald door Jan Willem Reitsma.
Kathy Mathys
ua/an/25 j
De Amerikaan Jesse Ball is de schrijver van een stralend, eigenzinnig oeuvre. In zijn nieuwste boek Census blijft hij dicht bij huis. In het voorwoord heeft hij het over zijn broer Abram, die het syndroom van Down had en in 1998 op 24-jarige leeftijd overleed. Jarenlang heeft Jesse aan zijn ziekenhuisbed gezeten. Als kind verbeeldde hij zich dat Abram later bij hem zou wonen.
Ball wilde iets schrijven over zijn broer, zij het geen klassieke memoires, want zijn herinneringen aan Abram zijn 'als een platgetrapte tuin', en dus besluit hij te schrijven over een vader en een zoon. Niet toevallig, want zijn gevoelens voor zijn broer hebben een vaderlijk karakter.
In de roman maken die vader en zoon een reis, langs 'een duidelijk pad, dat nergens heen leidde'. De vader is ongeneeslijk ziek, zijn zoon heeft het syndroom van Down. De vader ziet deze roadtrip als een laatste kans, en tegelijk als een eerbetoon aan zijn overleden vrouw, die altijd had willen reizen na de geboorte van de jongen, een droom die onvervuld bleef.
Ball maakt van zijn verhaal een fabel die herinnert aan het werk van Italo Calvino en Franz Kafka. De zoon krijgt geen duidelijke contouren, we leren hem vooral kennen via de reacties van de mensen die de twee ontmoeten. De een reageert onbehouwen of afkeurend, de ander nieuwsgierig of vriendelijk. Ball houdt de lezer een spiegel voor, laat zien hoe het is om iemand lief te hebben die Downsyndroom heeft. 'Het is anders dan hoe het meestal wordt afgeschilderd en uitgelegd', schrijft hij in het voorwoord. De jongen heeft nood aan voorspelbaarheid, maar toch staat hij open voor avontuur. Zo vindt hij verdwalen leuk. En nooit velt hij oordelen over anderen.
Tijdens de trip ontmoeten ze een echtpaar van wie de overleden dochter ook Down had. Ze was geliefd in het dorp, mensen beschermden haar. Ball verwoordt het schitterend: 'Dat kon zij anderen schenken, een soort tijdelijke roeping, en dat is echt een talent.'
De wereld die in Census wordt geschetst, is geen afspiegeling van de onze. Het duo reist van A naar B, dan naar C enzovoorts. Het laatste hoofdstuk heet Z. Daar eindigt de reis en laat de schrijver je achter met de vraag wat er rest voorbij de taal. 'Het lichaam was opgebruikt, maar de geest gaat door, als een duikende vogel', lezen we, een hoopvolle gedachte voor een boek waarin duisternis en licht elkaar afwisselen.
Nachtmerries
Vader en zoon reizen noordwaarts in een desolaat gebied met af en toe een industriestadje. Ze komen rare snuiters tegen, mensen die al jaren worden verteerd door verdriet. Sommigen zijn wantrouwig - dat heeft vooral te maken met de reden waarom vader en zoon komen aankloppen. De man was ooit chirurg, maar werkt nu als volksteller. Gaandeweg krijg je een beeld van wat die taak inhoudt, maar de man geeft er zo zijn eigen invulling aan. In de passages over 'het systeem' bezigt Ball een vormelijke taal die herinnert aan de bureaucratische nachtmerries uit Kafka.
Ball is op zijn best in de passages over het gezin. De vader haalt herinneringen op aan zijn eerste ontmoeting met zijn vrouw, aan de geboorte van hun zoon. De vrouw werkte ooit als performance artist; ze kon lichamen van mensen lezen, een gave die haar van pas kwam als moeder van haar bijzondere zoon.
Ball schrijft gecomprimeerd. Hij laat veel weg, en roept beelden op die zich niet altijd meteen laten begrijpen. In het begin is het wennen aan de toon en de stijl van dit boek, maar in het tweede deel overrompelt de schrijver je op een stille, ingehouden manier.
Vertaald door Jan Willem Reitsma, Querido, 262 blz., 21,99 € (e-book 12,99 €). Oorspronkelijke titel: 'Census'.
Persis Bekkering
ru/eb/02 f
Een van de belangrijkste dogma's in de literatuur luidt show, don't tell; oftewel, een schrijver moet (een gevoel, een inzicht, zijn bedoelingen) laten zien, niet uitleggen. Anders hoeft de lezer niets meer te doen.
Maar dogma's zijn er om verworpen te worden, zoals Jesse Ball doet aan het begin van zijn nieuwe roman Census. In het voorwoord schrijft hij dat hij eigenlijk een boek wilde schrijven over zijn in 1998 overleden broer Andrew, die het syndroom van Down had, om 'andere mensen duidelijk [te maken] hoe het is om een jongen of meisje met Down te kennen en lief te hebben'. Maar een autobiografisch portret lukte niet en uiteindelijk kwam Ball op het idee 'een boek te maken dat hol was', hij zou 'om [mijn broer] heen schrijven'.
Wat een gewaagd begin voor een boek, zo'n verklaring van de auteur! Een beetje populistisch misschien, maar ja, waarom zou hij ook niet? De strikte scheiding tussen een auteur en zijn kunstwerk valt in dit informatietijdperk toch al niet meer vol te houden; wie googlet (en wie doet dat niet), komt dezelfde informatie direct te weten. De roman die volgt, is bovendien zo enigmatisch en vol witregels, dat de lezer gerustgesteld mag zijn: Ball, in het dagelijks leven nota bene docent creative writing, kent dat 'show'-regeltje goed genoeg.
Census is een fabel over een weduwnaar die een zoon met Down heeft. De vader krijgt te horen dat ook hij stervende is. Hij meldt zich vervolgens aan als volksteller en neemt zijn zoon mee op reis langs alle stadjes en dorpen van het land, die A tot en met Z heten. Bij Z stuurt hij zijn zoon terug naar huis, waar een buurvrouw voor hem zal zorgen, zodat de vader kan sterven.
De 'census' die de verteller moet uitvoeren, is van het kafkaeske soort. De inwoners worden niet zozeer geteld, als wel getypeerd. De verteller moet erachter komen wat de inwoners van een plaatsje kenmerkt, en dat doet hij door ze te interviewen en te observeren, meer als een archeoloog. Aan het slot markeert hij de burger met een tatoeage op de rib.
Eigenlijk weet hij zelf niet eens precies wat het doel is van de census. Volgens zijn baas geeft hij de burger 'toestemming om een onderzocht leven te leiden' en schenkt de volkstelling 'genade'.
Meesterlijk hoe Ball zijn personage door het boek heen haast ongemerkt steeds scherpere observaties laat doen, waardoor hij de mensen die hij ontmoet steeds beter beschrijft. Ball dwingt de lezer zo ook tot beter lezen, tot meer zien.
De zoon met Down (bijna niemand heeft een naam in het boek) is weliswaar de bijrijder in het avontuur van de vader, een holte in het boek, maar Ball wil dat de lezer zelf de witregels invult om erachter te komen hoe het is om iemand met Down in je leven te hebben. De opzet van Census leek zo simpel, maar dat was maar schijn.
****
Uit het Engels vertaald door Jan Willem Reitsma. Querido; 262 pagina's; € 21,99.
Roderik Six
em/ec/05 d
Een man reist met zijn zoon door het achterland van Amerika. Als volksteller moet hij aan elke deur aankloppen, de bewoners onderwerpen aan een enquête en hen daarna markeren door een streepje op hun rib te tatoeëren. Vroeger was hij geen volksteller. Vroeger was hij arts, chirurg zelfs, en vroeger had hij een vrouw. Die is nu dood, en hij zal haar binnenkort vervoegen – een oude collega van de volksteller windt er geen doekjes om: de ziekte die in zijn lijf woekert, zal hem snel vellen. Dus wil hij nog even de wereld in, samen met zijn zoon, die op zijn beurt begiftigd is met het syndroom van Down. De jongen kijkt anders naar de wereld, en de vader wil – voor het licht finaal dooft – Amerika nog één keer met een frisse blik aanschouwen. Daarna zal hij zijn zoon op een trein zetten, alleen, in de hoop dat een barmhartige samaritaan zich over de jongen zal ontfermen.
Het is geen vrolijke wereld waar Jesse Ball zijn personages in neerpoot. Niet alleen volgt de dood het tweetal als een hardnekkige schaduw, het rurale gebied waar ze de census afnemen heeft duidelijk betere tijden gekend: armoede troef, en soms lijkt het alsof met het ineenklappen van de industrie de klok ook honderd jaar is teruggedraaid. Spookdorpen, vervallen herenhuizen, mensen die in barakken wonen: de Amerikaanse droom is een nachtmerrie geworden.
Ball registreert het in kille alinea’s, vaak in een ambtelijke taal die hij van Kafka heeft geleend. En net als Kafka plaatst Ball de lezer voor veel raadsels: vanwaar de obsessie met aalscholvers? Waarom verzaakt de verteller aan zijn opdracht? Waarom wilde diens vrouw clown worden? Is het leven dan werkelijk absurd?
Census is geen vrijblijvend werk. Jesse Ball had zelf een oudere broer met downsyndroom. Die overleed op zijn vierentwintigste nadat hij jarenlang aan een beademingsapparaat had gelegen. Dat zou bij minder begaafde schrijvers aanleiding geven tot een traantrekkende ode aan het dode broertje, maar Ball trapt niet in de val van de meligheid. Integendeel. Ergens merkt een kind op: ‘Voor kinderen is zelfmoord plegen tegenwoordig net zoiets als verliefd worden. Het is als een nieuwe deur op je slaapkamermuur schilderen en erdoorheen stappen.’ Dergelijke ontregelende zinnen vind je op elke pagina van Census terug, zinnen zo scherp als scheermesjes, zinnen die je tot in je slaap achtervolgen. Census is een prachtige nachtmerrie.
*****
Querido (oorspronkelijke titel: Census), 270 blz., € 20,99.
Naar gegevens van Drs. I.H. Jellema
De Amerikaanse auteur (1978) wiens vele werk in verschillende talen is uitgekomen, draagt dit boek op aan zijn gestorven broer die het downsyndroom had. Hij uit zich in een verhaal geheel ontdaan van plaats of persoonsnamen. Een doodzieke weduwnaar gaat met zijn zoon, die het syndroom van Down heeft, van A naar Z op pad om voor een mysterieuze overheidsinstelling een volkstelling uit te voeren. De gegevens legt hij vast met een tatoeage bij de ondervraagde personen, die ieder op hun eigen manier de twee verwelkomen. Sommigen zijn afwerend, omdat ze al een teken op hun rib dragen en daardoor rechteloos zijn. De reis gaat steeds dieper door dunbevolkte delen van het land en lijkt een metafoor voor het naderende einde van de vader. In heel korte fragmenten komen de gebeurtenissen tot de lezer en hoort hij verschillende levensverhalen verweven in vriendelijkheid, woede, angst en onwetendheid. Afhankelijk van hoe de ondervraagden in het leven staan en de jongen als buiten de norm beschouwen, worden ze gemarkeerd. De literaire en filosofische verteltrant is beeldend maar niet toegankelijk. Voor een klein publiek. Eerder verscheen in het Nederlands: 'Sinds het zwijgen begon'*.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.